ECLI:NL:RBOVE:2022:1537

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
9672453 \ CV EXPL 22-460
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en incassokosten in huurgeschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 24 mei 2022, is een geschil ontstaan tussen de stichting Woonstichting Vechthorst en een gedaagde huurder over een huurachterstand. De eiser, Woonstichting Vechthorst, heeft de gedaagde aangesproken op de betaling van de huurprijs voor november 2021, die niet is voldaan. De huurprijs bedraagt € 627,99 per maand. De gedaagde heeft erkend dat zij de huurprijs voor november 2021 nog moet voldoen, maar kan deze niet in één keer betalen. In plaats daarvan heeft zij aangeboden om € 60,00 per maand te betalen om de achterstand in te lopen. De eiser heeft echter gevorderd dat de gedaagde het volledige bedrag van de huurachterstand in één keer betaalt, evenals de incassokosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde moet worden veroordeeld om het resterende deel van de huurprijs van november 2021 aan de eiser te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet kan worden veroordeeld tot betaling van toekomstige huurtermijnen, omdat deze nog niet opeisbaar waren ten tijde van de dagvaarding. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de incassokosten en wettelijke rente over de achterstallige huurprijs. De proceskosten zijn begroot op € 590,90, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat de gedaagde slechts het griffierecht hoeft te vergoeden dat zij verschuldigd zou zijn geweest als zij zelf eiser was geweest.

Het vonnis is uitgesproken door mr. F. Koster, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad. De gedaagde heeft geen recht op vergoeding van de gemaakte kosten aan haar zijde, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9672453 \ CV EXPL 22-460
Vonnis van 24 mei 2022
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING VECHTHORST,
gevestigd te Nieuwleusen,
eisende partij, hierna te noemen Vechthorst,
gemachtigde: mr. Th. Van Wijngaarden (Smit en Legebeke Gerechtsdeurwaarders)
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: A.M. Taconis (Juridix).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 januari 2022;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] ;
- de conclusie van repliek van Vechthorst;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] .
1.2.
Namens [gedaagde] is in de conclusie van antwoord om vergoeding van de werkelijke salariskosten verzocht. Vechthorst heeft dat in haar conclusie van repliek aangemerkt als eis in reconventie en daarom een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Naar het oordeel van de kantonrechter betreft het verzoek van [gedaagde] geen eis in reconventie, maar een verzoek in verband met de (ambtshalve) toepassing van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De conclusie van Vechthorst wordt dan ook (enkel) als conclusie van repliek aangemerkt.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

Waar de zaak over gaat

2.1.
Deze zaak gaat over een geschil over een huurachterstand. [gedaagde] huurt van Vechthorst een woning aan het [adres] in [plaats]. De huurprijs is op dit moment € 627,99 per maand. [gedaagde] heeft de huurprijs voor november 2021 niet betaald.
De vordering
2.2.
Vechthorst wil nu dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de achterstallige huurprijs van november 2021 te betalen (te verminderen met wat [gedaagde] inmiddels heeft betaald). Vechthorst wil ook dat [gedaagde] alvast wordt veroordeeld om de huur te betalen die zij vanaf 1 februari 2022 verschuldigd zal zijn. Daarnaast wil Vechthorst dat [gedaagde] de incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten betaalt.
Het verweer
2.3.
[gedaagde] heeft erkend dat zij de huurprijs voor november 2021 nog moet voldoen. Zij kan de huurprijs niet ineens betalen, dus betaalt zij € 60,00 per maand om de achterstand in te lopen. Daarnaast is [gedaagde] van mening dat de kantonrechter rekening moet houden met de beslagvrije voet.
2.4.
Door de gemachtigde van [gedaagde] wordt een vergoeding gevraagd van de uren die hij heeft gemaakt om [gedaagde] in deze procedure bij te staan.
Het geschil
2.5.
De vraag in dit geschil is of Vechthorst gerechtigd is om in deze procedure te vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de huur van november 2021 ineens aan Vechthorst te betalen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om het resterende deel van de huurprijs van november 2021 aan Vechthorst te betalen. Tot betaling van de toekomstige huurtermijnen kan [gedaagde] niet worden veroordeeld. Wel moet zij de incassokosten en de wettelijke rente over de achterstallige huurprijs betalen. Die beslissing zal hierna worden toegelicht.
De achterstallige huur van november 2021
3.2.
Vast staat dat [gedaagde] de huur van november 2021 niet heeft betaald. Ook al doet [gedaagde] erg haar best om de achterstand in te lopen, Vechthorst is niet verplicht om akkoord te gaan met een betaling in termijnen (dat staat in artikel 6:29 BW). [gedaagde] kan daarom niet zelf bepalen dat zij de huurachterstand in termijnen zal betalen. Om dezelfde reden mag Vechthorst, om haar moverende redenen aan een dergelijke betalingsregeling de voorwaarde verbinden om eerst persoonlijk contact via de telefoon te hebben en niet via e-mail. Dat [gedaagde] zich aan haar zelf opgestelde betalingsregeling houdt, betekent niet dat Vechthorst geen betaling in één keer mag eisen. Zoals de gemachtigde in zijn brief d.d. 10 januari 2022 zelf al aan de gemachtigde van Vechthorst heeft geschreven, het is haar “goed recht” om de stap naar de rechter te zetten.
3.3.
[gedaagde] heeft daarnaast een beroep gedaan op de beslagvrije voet. De beslagvrije voet is het deel van het inkomen waar de deurwaarder geen beslag op mag leggen. Deze beperking bij beslaglegging bij tenuitvoerlegging van een rechterlijk vonnis staat echter los van de vraag of [gedaagde] de huurachterstand überhaupt verschuldigd is. Weliswaar had [gedaagde] de geldvordering van Vechthorst al erkend, maar dat ontzegt Vechthorst niet het recht om hiervoor een executoriale titel te vorderen. Ook dat verweer kan dus niet tot afwijzing van de vordering leiden.
3.4.
Voor zover [gedaagde] nog heeft betoogd dat Vechthorst artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening heeft geschonden, zal de kantonrechter aan dat verweer voorbijgaan. [gedaagde] heeft dit pas bij conclusie van dupliek aangevoerd en Vechthorst heeft daarop niet meer kunnen reageren.
3.5.
De vordering om de achterstallige huurprijs te betalen zal dus worden toegewezen. Op het moment van de dagvaarding had [gedaagde] een bedrag van € 120,00 aan Vechthorst voldaan. In de conclusie van repliek heeft Vechthorst erkend dat [gedaagde] nog eens € 60,00 heeft betaald. Er zal dus een bedrag van € 627,99 - € 180,00 = 447,99 worden toegewezen.
[gedaagde] heeft in de conclusie van dupliek gesteld dat zij nog eens € 60,00 aan Vechthorst heeft voldaan. Nu Vechthorst daarop niet meer heeft kunnen reageren, zal de kantonrechter dit bedrag niet in mindering brengen op de vordering. De kantonrechter gaat er vanuit dat indien deze betaling is gedaan, Vechthorst dit bedrag in mindering zal brengen op de toe te wijzen hoofdsom.
De rente en incassokosten
3.6.
Omdat [gedaagde] de huurprijs niet op tijd heeft betaald en zij voor die achterstand is aangemaand, moet zij ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente betalen. Vechthorst heeft een aanmaning gestuurd die voldoet aan de wettelijke eisen. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden berekend over de oorspronkelijke hoofdsom van € 627,99, want de betalingen van [gedaagde] hebben pas plaatsgevonden na de aanmaningen van Vechthorst en haar gemachtigde. De buitengerechtelijke incassokosten zullen aan de hand van het toepasselijke tarief worden toegewezen tot een bedrag van € 113,98.
3.7.
Er zal dus in totaal een bedrag van € 447,99 (aan achterstallige huur) + € 113,98 (aan incassokosten) = € 561,97 worden toegewezen.
3.8.
De wettelijke rente zal – zoals gevorderd – worden toegewezen over een bedrag van € 567,99 vanaf de dag van dagvaarding (27 januari 2022) tot de dag van volledige betaling.
De huurtermijnen vanaf 1 februari 2022
3.9.
De vordering tot betaling van de huurtermijnen vanaf 1 februari 2022 zal worden afgewezen. Door Vechthorst is niet gesteld dat [gedaagde] deze huurtermijnen niet heeft betaald of dat er een reden bestaat om aan te nemen dat zij de huurtermijnen in de toekomst niet zal betalen. Omdat die toekomstige huurtermijnen ten tijde van de dagvaarding nog niet opeisbaar waren, en Vechthorst haar vordering niet heeft vermeerderd, komen deze toekomstige huurtermijnen nog niet voor toewijzing in aanmerking.
De proceskosten
3.10.
[gedaagde] wordt in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld en zal de proceskosten aan de zijde van Vechthorst moeten betalen. Het verzoek om betaling van de gemaakte kosten aan de zijde van [gedaagde] zal dan ook worden afgewezen.
De proceskosten aan de zijde van Vechthorst worden tot op heden begroot op € 128,90 aan kosten voor de dagvaarding, € 322,00 aan griffierecht en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde van Vechthorst (2 punten x het tarief van € 124,00). Dat is in totaal € 698,90. Maar op grond van artikel 237 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt de kantonrechter dat [gedaagde] aan Vechthorst slechts het griffierecht hoeft te vergoeden dat zij verschuldigd zou zijn geweest als zij zelf eisende partij zou zijn geweest. Dat is in dit geval een bedrag van € 214,00. Dat betekent dat zij in totaal een bedrag van € 590,90 aan proceskosten moet vergoeden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 561,97 aan Vechthorst te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 27 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de proceskosten aan de zijde van Vechthorst te betalen, begroot op € 590,90;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022. (SB)