Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gevestigd te Nieuwleusen,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 24 mei 2022, is een geschil ontstaan tussen de stichting Woonstichting Vechthorst en een gedaagde huurder over een huurachterstand. De eiser, Woonstichting Vechthorst, heeft de gedaagde aangesproken op de betaling van de huurprijs voor november 2021, die niet is voldaan. De huurprijs bedraagt € 627,99 per maand. De gedaagde heeft erkend dat zij de huurprijs voor november 2021 nog moet voldoen, maar kan deze niet in één keer betalen. In plaats daarvan heeft zij aangeboden om € 60,00 per maand te betalen om de achterstand in te lopen. De eiser heeft echter gevorderd dat de gedaagde het volledige bedrag van de huurachterstand in één keer betaalt, evenals de incassokosten en wettelijke rente.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde moet worden veroordeeld om het resterende deel van de huurprijs van november 2021 aan de eiser te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet kan worden veroordeeld tot betaling van toekomstige huurtermijnen, omdat deze nog niet opeisbaar waren ten tijde van de dagvaarding. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de incassokosten en wettelijke rente over de achterstallige huurprijs. De proceskosten zijn begroot op € 590,90, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat de gedaagde slechts het griffierecht hoeft te vergoeden dat zij verschuldigd zou zijn geweest als zij zelf eiser was geweest.
Het vonnis is uitgesproken door mr. F. Koster, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad. De gedaagde heeft geen recht op vergoeding van de gemaakte kosten aan haar zijde, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.