ECLI:NL:RBOVE:2022:1532

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
C/08/280506 / KG ZA 22-102
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vakantiereis naar Italië en vrees voor kinderontvoering naar Pakistan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De vrouw vorderde vervangende toestemming voor een vakantie naar Italië met de kinderen, terwijl de man verzocht om toestemming voor een vakantie naar Pakistan. De vrouw uitte haar vrees dat de man de kinderen niet zou terugbrengen uit Pakistan, wat leidde tot een conflict over de vakanties. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw voldoende onderbouwde vrees had voor kinderontvoering door de man, gezien zijn eerdere verblijf in Pakistan en de huidige situatie van wantrouwen tussen de partijen. De rechter verleende de vrouw toestemming voor de vakantie naar Italië en wees de vorderingen van de man af, waarbij hij benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan. De uitspraak benadrukt het belang van een goede communicatie tussen ouders en de noodzaak om de rechten van beide ouders in acht te nemen, maar ook de bescherming van de kinderen tegen mogelijke risico's.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/280506 / KG ZA 22-102

vonnis in kort geding van 23 mei 2022

inzake
[A],
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
eiser, tevens gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. L.B. Plantema-Volkers,
en
[B],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie
advocaat: mr. R.H. Broeksema.

Het procesverloop

De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 6 mei 2022;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, binnengekomen op 13 mei 2022;
- een op 16 mei 2022 binnengekomen brief van mr. Plantema met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft op 17 mei 2022 plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw met mr. Plantema-Volkers;
  • de man met mr. Broeksema;
  • [X] namens de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

De feiten

in conventie en in reconventie

De vader en de moeder zijn [2012] te [plaats] met elkaar gehuwd. Tijdens dit huwelijk zijn geboren navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum 1] , hierna ook te noemen: [minderjarige 1] ;
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] , hierna ook te noemen: [minderjarige 2] .
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
De moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de Nederlandse nationaliteit. De kinderen hebben tevens de Pakistaanse nationaliteit. De vader heeft (in elk geval) de Duitse nationaliteit.
De vader en de moeder hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld en neergelegd in het door beiden op 9 maart 2020 ondertekende echtscheidingsconvenant, tevens houdende een ouderschapsplan. In dit convenant, tevens houdende een ouderschapsplan, zijn de vader en de moeder, voor zover thans van belang, overeengekomen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben en is een reguliere zorgregeling, alsmede een zorgregeling tijdens de vakanties en feestdagen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] overeengekomen.
Daarnaast zijn de ouders ter zake van het contact tijdens de vakanties en het verblijf in Pakistan het volgende overeengekomen.
“Artikel 3.2 - Vakanties
Partijen spreken ten aanzien van de vakanties af dat de schoolvakanties van de kinderen leidend zijn.
Verder houden ouders er rekening mee dat de man één keer per jaar graag naar Pakistan wenst te gaan. Hij heeft maar vakantiedagen op jaarbasis ter beschikking. Ouders houden daarom rekening met zijn dagen en zullen ieder jaar kijken wanneer de man naar Pakistan gaat.
Ouders hebben afgesproken dat als de man naar Pakistan gaat hij de vrouw hiervan in ieder geval twee maanden van tevoren op de hoogte brengt.
Mocht de man niet naar Pakistan gaan, dan hebben partijen de volgende regeling afgesproken.
Zomervakantie
In de zomervakantie hebben partijen ieders drie aaneengesloten weken. In de even jaren heeft de vrouw de eerste drie weken en in de oneven jaren heeft de man de eerste drie weken van de zomervakantie.
Herfstvakantie en voorjaarsvakantie
In de even jaren heeft de man de herfstvakantie en de vrouw de gehele voorjaarsvakantie. In de oneven jaren is dit omgedraaid.
Kerstvakantie
Met betrekking tot de Kerstvakantie spreken ouders af dat de eerste week altijd bij de vrouw is en de tweede week altijd bij de man plaatsvindt.
Meivakantie
Met betrekking tot de meivakantie hebben ouders afgesproken dat deze twee weken bij helfte worden verdeeld. In de even jaren is de eerste week voor de mannen de tweede week voor de vrouwen in de oneven jaren vice versa.
Pakistan
De vrouw heeft aangegeven dat zij bang is dat als de man met de kinderen naar Pakistan gaat, de kinderen niet meer terugkomen. De man heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij wenst dat de kinderen in Nederland opgroeien. Om de vrouw zekerheid te geven ten aanzien van vakanties naar Pakistan, zal de man in Pakistan bij de rechtbank en bij een Imam verklaren dat hij de kinderen enkel voor vakantie
bij zich mag hebben in Pakistan en dat de kinderen - zolang zij minderjarig zijn (onder de 18 jaar) - in Nederland dienen te verblijven. De man zal dit bij de rechtbank laten vastleggen en tevens het document door een Imam in Pakistan laten ondertekenen zodat mocht de man de kinderen in Pakistan bij zich (willen) houden, de vrouw haar recht om de kinderen in Nederland te hebben in Pakistan kan uitoefenen.
De vrouw kan niet instemmen met de vakantie van de man met de kinderen naar Pakistan. De man zal als hij met de kinderen naar Pakistan voor vakantie wil dit aan de rechter moeten voorleggen voor het verkrijgen van vervangende toestemming.”
Bij beschikking van 3 april 2020 heeft deze rechtbank Overijssel de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken. Deze beschikking is op 7 mei 2020 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de [gemeente] .
Bij voormelde beschikking heeft deze rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de inhoud van het hiervoor bedoelde echtscheidingsconvenant, tevens houdende een ouderschapsplan, deel uitmaakt van die beschikking.
Bij (tussen)beschikking van 1 juni 2021 in de zaak met zaaknummer C/08/262411 / FA RK 21-554 heeft deze rechtbank als volgt beslist:
“stelt inzake het recht van de minderjarige kinderen op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders de navolgende opbouwregeling vast:
  • in het weekend van 10 en 11 april 2021 haalt de vader op zaterdag [minderjarige 1] en [minderjarige 2] na de voetbal op en brengt de kinderen die dag tussen 18.00 uur en 19.00 uur thuis bij de moeder. Als de voetbal van de kinderen op zaterdag niet doorgaat, dan haalt de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op bij de moeder thuis;
  • twee weken daarna wordt de in het ouderschapsplan van 9 maart 2020
opgenomen zorgregeling weer voortgezet;
- de vader zal [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vertellen dat hij een nieuwe partner heeft met wie
hij gehuwd is en op maandag 19 april 2021 maken de kinderen kennis met de nieuwe partner. De vader brengt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ‘s avonds terug bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt Nieuw Gezin
uiterlijk 25 oktober 2021of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van het hulpverleningstraject aan de rechtbank over te leggen;
stelt partijen in de gelegenheid om
binnen twee wekenna ontvangst van de eindrapportage te reageren op deze eindrapportage en daarbij aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk achten;
verzoekt de raad bij een niet positief verlopen traject raadsonderzoek te verrichten en de rechtbank daarover
binnen twee wekenna ontvangst van de eindrapportage te informeren, en een onderzoek te verrichten naar de voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] meest wenselijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken binnen een nog te bepalen termijn en daarover bij de rechtbank een rapport in te dienen;
houdt de beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorg- en contactregeling aan.”
De vervolgbehandeling van de zaak met zaaknummer C/08/262411 / FA RK 21-554 heeft inmiddels plaatsgevonden en de zaak staat voor (tussen)beschikking.

De vordering in conventie

De vrouw vordert de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
- haar vervangende toestemming wordt verleend voor een vakantie naar
Camping Bella Italia in Peschiera Del Garda (Italië) die de vrouw met [minderjarige 1] en
[minderjarige 2] wil maken van 15 tot en met 27 juli 2022, tevens inhoudende een
overnachting op de heen- en terugreis.
Zij stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening.
Op de vordering van de vrouw en het verweer van de man zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

Het verweer in conventie, tevens eis in reconventie

De man voert verweer tegen het door de vrouw gevorderde in conventie.
Hij vordert dat de voorzieningenrechter de vrouw in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, dan wel deze zal afwijzen.
De man vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter bepaalt dat:
- hem vervangende toestemming wordt verleend voor een vakantie naar Islamabad in Pakistan voor de duur van drie weken, die de man met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wenst te maken in zijn deel van de zomervakantie in de periode 8 - 28 augustus 2022;
- vervangende toestemming wordt verleend voor het verkrijgen van geldige paspoorten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- elk van de partijen de eigen kosten draagt.
Op de vorderingen van de man en het verweer van de vrouw zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

De beoordeling

in conventie en in reconventie

Ontvankelijkheid
Uit de aard van de vorderingen van de man en de vrouw volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vrouw en de man beiden een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Zij kunnen dan ook worden ontvangen in hun vorderingen.
Ten gronde
Er is geen aanleiding de vrouw geen toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Europa of elders met vakantie te gaan. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en voelt zich verbonden met Nederland en zal na afloop van een vakantie steeds huiswaarts keren om een ongedwongen contact tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te blijven faciliteren.
De weigering van de man om toestemming te geven is niet anders te verklaren dan door kennelijke frustratie en boosheid dat de vrouw hem op haar beurt geen toestemming verleent om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor familiebezoek naar Pakistan af te reizen, omdat de vrouw - in de visie van de man ten onrechte - vreest dat de man daar met de kinderen zal blijven en aldus zich zal schuldig maken aan kinderontvoering.
De wens van de man en zijn frustratie - hoe begrijpelijk beide ook zijn - rechtvaardigen niet (en nimmer) zijn weigering om de vrouw toestemming te verlenen voor een buitenlandse vakantie met de kinderen van partijen, omdat de weigering van de man niet in het belang is van de kinderen, die daardoor de ervaring van een dergelijke vakantie missen en welke ervaring voor een kind in het opgroeien naar volwassenheid belangrijk is. Zijn weigerachtige houding is te minder gerechtvaardigd, omdat de vrouw de man wel toestaat om binnen Europa met de kinderen te reizen en vakantie te genieten.
Waar het op neer komt is dat de man geen, laat staan gegronde vrees heeft en hoeft te hebben dat hij de kinderen niet meer te zien krijgt na afloop van een buitenlandse vakantie van de vrouw, terwijl de vrouw die vrees wel heeft voor zover de man met de kinderen naar Pakistan reist. Het door de man voorgestane principe van ‘gelijke monniken gelijke kappen’ (lees: als ik niet met de kinderen op familiebezoek in Pakistan mag, dan mag jij ook niet met vakantie) gaat daarom niet op. Ook de stelling van de advocaat van de man dat de man theoretisch de kinderen iets kan aandoen, treft geen doel. De man houdt van de kinderen. Niet voor ligt de vraag of de vrouw van een (Pakistaanse) rechter toestemming zou krijgen voor een vakantie in Nederland indien partijen in Pakistan zouden wonen. Partijen wonen om hun moverende redenen in Nederland.
De kernvraag is of de vrouw haar vrees voor kinderontvoering door de man genoegzaam heeft onderbouwd. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord. Partijen zijn nog steeds (en al lang) verwikkeld in tal van procedures doordat er (sedert de echtscheiding) geen enkel vertrouwen meer in elkaar bestaat, omdat partijen niet (goed) communiceren. Dat partijen tijdens hun huwelijk in goede harmonie veelvuldig in Pakistan verbleven, doet hier niet aan af. In het ouderschapsplan heeft de vrouw de man uitdrukkelijk geen toestemming verleend voor (herhaald) familiebezoek met de kinderen naar Pakistan, tenzij de rechter dit uitdrukkelijk accordeert.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vrees van de vrouw voor kinderontvoering door de man niet ongerechtvaardigd. De man heeft vier maanden achtereen in Pakistan verbleven en is daar hertrouwd, zonder uitleg aan de vrouw dat en waarom hij steeds niet naar Nederland terugkeerde. Bovendien moet het er voor worden gehouden dat de man, anders dan hij stelt, nog steeds (ook) de Pakistaanse nationaliteit heeft zoals de kinderen die ook hebben. De man heeft niet de Nederlandse nationaliteit, heeft geen banden met Nederland anders dan dat hij hier een (goedbetaalde) baan heeft, terwijl hij overal ter wereld kan werken. Hij bewoont een huurwoning thans met zijn huidige Pakistaanse echtgenote, die evenmin een band heeft met Nederland. Er zijn onafgebroken conflicten tussen partijen over de uitvoering van de zorgregeling. De vrouw heeft voorts onbetwist gesteld dat de man als moslim de westerse cultuur verderfelijk vindt voor de kinderen van partijen. Ook verdient aandacht dat er inmiddels tussen partijen een nieuw geschil is gerezen, omdat de man in afwijking van het ouderschapsplan thans co-ouderschap wil en wijziging van de hoofdverblijfplaats, in die zin dat de kinderen in het vervolg bij hem hun hoofdverblijfplaats krijgen, reden waarom de rechtbank de raad heeft verzocht om onderzoek te verrichten en advies aan de rechtbank uit te brengen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. Dit maakt duidelijk dat de man zich kennelijk niet langer verenigt met de tussen partijen gemaakte afspraken in het ouderschapsplan en dat de man thans aan de kinderen trekt.
De vrouw heeft voorts verklaard dat zij de ouders van de man waardeert, maar het digitale contact met hen heeft beëindigd omdat de moeder van de man bleef aandringen op het gaan wonen in Pakistan. Of de man in het licht van zijn cultuur en achtergrond onafhankelijk van zijn ouders, beslissingen kan blijven nemen omdat zijn ouders kennelijk aandringen op terugkeer naar Pakistan, is een terechte vraag.
Niet valt in te zien dat en waarom de man niet via frequent digitaal contact de kinderen een band kan laten opbouwen met zijn ouders die, naar de man stelt, niet meer naar Europa of Nederland kunnen reizen voor een fysieke ontmoeting met hun kleinkinderen. Pakistan is bovendien geen verdragsland in de zin van het Haags kinderontvoeringsverdrag wat met zich brengt dat de kans op gedwongen teruggeleiding van de kinderen van partijen met hun Pakistaanse nationaliteit en in het bezit van een (Pakistaans) paspoort nihil is. Tegen de achtergrond van al deze feiten en omstandigheden zijn de bezwaren van de vrouw tegen een familiebezoek van de vrouw van de man met de kinderen naar Pakistan in het licht van een spoedprocedure als de onderhavige niet als ongegrond te kenschetsen.
De vrouw heeft tenslotte verklaard dat zij serieus heeft overwogen met de man en de kinderen mee te reizen naar Pakistan, maar dat dit uiteindelijk geen oplossing biedt, ook niet als zij zelf dan in een nabijgelegen hotel verblijft. Haar rol en positie als (bekeerde moslim)moeder/vrouw in het licht van het Pakistaanse recht, met de man als automatische voogd over de kinderen na de echtscheiding van partijen, leggen geen gewicht in de schaal als de man onverhoopt niet meewerkt aan terugkeer van de kinderen naar Nederland.
Al met al luidt de slotsom dat de vorderingen van de vrouw worden toegewezen en de vorderingen van de man voor afwijzing gereed liggen, een en ander onder compensatie van de proceskosten nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
Louter ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter nog dat indien de man blijft vasthouden aan zijn houding om buitenlandse vakanties van de vrouw tezamen met de kinderen te weigeren, hij rekening dient te houden met een veroordeling in de proceskosten in een opvolgende procedure.

De beslissing in conventie en in reconventie

De voorzieningenrechter:
I. verleent de vrouw toestemming - in plaats van de toestemming door de man - voor een vakantie naar Camping Bella Italia in Peschiera Del Garda (Italïe) die de vrouw met
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]wil maken van 15 tot 28 juli 2022, tevens inhoudende een overnachting op de heen- en terugreis;
II. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
III. compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van C. van Leeuwen als griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.