ECLI:NL:RBOVE:2022:153

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
08/086607-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van ex-partner met taakstraf en vrijspraak huisvredebreuk

Op 21 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur voor het aanranding van zijn ex-partner. De man heeft op 18 januari 2021 in Nijverdal, gemeente Hellendoorn, zijn ex-vrouw, aangeduid als [slachtoffer], aangerand door haar meermalen in de borst te knijpen en krachtig op haar billen te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol en drugs verkeerde tijdens het incident. De rechtbank sprak de verdachte vrij van huisvredebreuk, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wederrechtelijk in de woning van [slachtoffer] verbleef. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, gezien hun seksuele strekking en het ontbreken van een relatie, als ontuchtige handelingen moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die aangaf dat de aanranding haar psychisch heeft aangetast. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand geëist, maar de rechtbank besloot geen voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer] voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/086607-21 (P)
Datum vonnis: 21 januari 2022
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Weimar.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 7 januari 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft aangerand;
feit 2:huisvredebreuk heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
door onder invloed (van alcohol en/of drugs) de woning van nader te noemen [slachtoffer] te betreden en/of (vervolgens)
dicht op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te gaan staan en/of (daarbij)
één of meermalen de borst van die [slachtoffer] vast te pakken en/of (daarbij)
één of meermalen in de borst van die [slachtoffer] te knijpen en/of (vervolgens)
die [slachtoffer] (krachtig) op/tegen haar bil(len) te slaan
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het één of meermalen onverhoeds vastpakken van en/of knijpen in een borst van
die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds (krachtig) op/tegen de bil(len) slaan van die [slachtoffer] ;
feit 2:
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn in een woning, gelegen op/aan [adres 2] bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte, tevens haar ex, op 18 januari 2021 bij haar achterdeur stond. Hij had gevraagd of hij binnen mocht komen. Ze heeft hem toen gezegd dat dat niet mocht. Hij wilde hun dochter [naam] zien. [naam] had hem gehoord en kwam aanlopen. Ze heeft toen besloten dat hij vijf minuten binnen mocht zijn omdat ze wilde dat het rustig bleef. Ze wilde niet dat het zou gaan escaleren. Verdachte heeft toen even met [naam] gespeeld. [slachtoffer] zag op enig moment vreemde tiks bij verdachte. Ze weet dat verdachte GHB heeft gebruikt als hij tiks heeft met zijn been. Ze zei meerdere keren dat verdachte weg moest. Verdachte ging heel dicht voor haar staan en zei dat hij heel schappelijk was geweest dat hij haar ruiten niet had ingegooid. Ze zag dat hij heel boos was. Omdat verdachte iedere keer niet wegging voelde zij zich wat opgejaagd en zenuwachtig. Op een gegeven moment kwam verdachte in de keuken en gaf ze hem zijn jas. [slachtoffer] zag aan zijn ogen dat hij kwaad werd. Verdachte stond voor [slachtoffer] . Zijn hand raakte haar borst. Dit gebeurde niet met opzet. [slachtoffer] zei tegen verdachte dat hij normaal moest doen en van haar af moest blijven. Vervolgens greep hij naar haar borst. Dat deed hij met opzet. Hij kneep haar twee keer in de borst. [slachtoffer] duwde verdachte naar achteren en zei tegen hem “je moet van mij afblijven”. Hij zei “het voelt eigenlijk best wel fijn”. Tegelijkertijd kneep hij weer in de borst van [slachtoffer] en zei “als ik dat wil doen dan doe ik dat”. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar in totaal zes keer in haar borst heeft geknepen. Vervolgens sloeg hij keihard
op haar kont. [2]
Verdachte had de woning van [slachtoffer] verlaten en verbalisanten keken naar hem uit. Zij zagen een man in de foetushouding op de grond liggen en hoorden hem kermen. Toen ze de man aanspraken, zagen ze dat het om verdachte ging. Verbalisanten riepen naar verdachte, maar hij reageerde niet en ze zagen dat hij onder invloed was van een verdovende stof. Nadat verbalisanten verdachte mededeelden dat ze van de politie waren en hem wilden helpen, stond hij op en kwam hij wankelend hun kant op lopen. Daarbij was hij lichamelijk agressief en sloeg hij wild om zich heen. [3] Verdachte is vervolgens met geweld in het dienstvoertuig geplaatst.
Verdachte heeft over 18 januari 2021 verklaard dat hij bij [slachtoffer] aan de achterdeur is gegaan en dat zij hem binnen heeft gelaten. Ook heeft hij verklaard een paar biertjes en port te hebben gedronken. [4]
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [slachtoffer] authentiek en consistent.
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van verdachte voor zover het gaat om de aanwezigheid van verdachte in de woning van [slachtoffer] op 18 januari 2021. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] , wat betreft de agressieve toestand waarin verdachte verkeerde en het onder invloed verkeren van drugs, ondersteund door wat in het proces-verbaal van aanhouding is gerelateerd. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van [slachtoffer] en stelt op basis daarvan vast dat verdachte meermalen de borst van [slachtoffer] heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen. Ook heeft hij krachtig op de billen van [slachtoffer] geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat deze aanrakingen vanwege hun – naar uiterlijke verschijningsvorm – seksuele strekking, het op dat moment ontbreken van een relatie tussen [slachtoffer] en verdachte en het duidelijk aangeven van aangeefster – verbaal en non-verbaal – dat zij wenste dat verdachte zou stoppen, kunnen worden aangemerkt als handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van ontuchtige handelingen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat sprake is van het door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, nu aangeefster zich door het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte en zijn dreigende houding niet kon verzetten.
Gelet hierop acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van artikel 352 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte heeft verzocht haar woning te verlaten.
Naar het oordeel van de rechtbank zitten er, naast deze verklaring, nu er ook geen sprake was van een contact- of locatieverbod, geen andere bewijsmiddelen in het dossier waaruit blijkt dat verdachte wederrechtelijk in de woning van [slachtoffer] vertoefde, zoals is vereist voor een bewezenverklaring van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er is dan ook niet voldaan aan het bewijsminimum.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 18 januari 2021 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, door een feitelijkheid, te weten
door onder invloed (van alcohol en drugs) de woning van nader te noemen [slachtoffer] te betreden en vervolgens dicht op het lichaam van die [slachtoffer] te gaan staan en daarbij meermalen de borst van die [slachtoffer] vast te pakken en daarbij meermalen in de borst van die [slachtoffer] te knijpen en vervolgens die [slachtoffer] krachtig op haar billen te slaan [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het meermalen onverhoeds vastpakken van en knijpen in een borst van die [slachtoffer] en
- het onverhoeds krachtig op de billen slaan van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het
bewezen verklaarde feit.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde
feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier naar voren is gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn ex [slachtoffer] aangerand door dicht tegen haar aan te staan en meermalen onverhoeds in haar borst te knijpen. Hij ging daarmee door terwijl [slachtoffer] duidelijk maakte dat zij dit niet wilde. Hij heeft daarnaast onverhoeds met kracht op haar billen geslagen. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft zich hierbij kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van [slachtoffer] .
Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat de aanranding veel met haar heeft gedaan. Ze is sindsdien continu op haar hoede en het lukt haar niet meer om goed te ontspannen en slapen. Ze vindt het bovenal kwalijk dat haar dochter, die ze met verdachte heeft, de aanranding heeft gezien. [slachtoffer] wil graag dat verdachte professionele hulp krijgt.
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank gelet op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, maar wel vaker met politie en justitie in aanraking is geweest. Zo is hem onder andere op 25 november 2021 bij strafbeschikking twee keer een geldboete van € 700,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 41 van de Wegenverkeerswet 1994. De kantonrechter heeft hem op 21 juni 2021 een geldboete van
€ 600,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Gelet hierop is artikel 63 Sr van toepassing.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 9 november 2021. Hierin staat dat verdachte met verschillende problemen kampt, onder andere op het gebied van huisvesting en financiën. Ook heeft hij een drugsverslaving. De reclassering had meer tijd nodig om een beter beeld van verdachte te krijgen, maar hij verdween plotseling uit beeld. In het geval verdachte daarmee tijdens de zitting akkoord gaat, adviseert de reclassering om hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan de volgende bijzondere voorwaarden gekoppeld: meldplicht, ambulante behandeling en middelencontrole. Gaat verdachte hiermee niet akkoord dan adviseert de reclassering om hem af te straffen zonder reclasseringsinterventies.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat vanwege de ernst van het feit een forse taakstraf moet worden opgelegd. De rechtbank acht het niet zinvol om verdachte een voorwaardelijk strafdeel, al dan niet met daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden,
op te leggen, nu niet is gebleken dat hij daarvoor gemotiveerd is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer] heeft zich, door middel van haar raadsvrouw mr. L. Cassese, advocaat in Almelo,
als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij heeft een bedrag van € 23,72 aan
materiële schade (reiskosten) en een bedrag van € 170,00 aan immateriële schade gevorderd. In totaal heeft zij een bedrag van € 193,72 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast heeft [slachtoffer] namens haar dochter, [naam] (hierna: [naam] ), een vordering tot schadevergoeding ingediend, te weten een bedrag van € 170,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . De opgevoerde schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 193,72, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Met betrekking tot de namens [naam] ingediende vordering is de rechtbank van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [naam] . Om die reden verklaart de rechtbank [naam] in de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld
met drie dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet
opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 193,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 193,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van drie dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2022.
Buiten staat
Mr. A.S. Metgod is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2021027556. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] van 19 januari 2021, pagina 7, pagina 8, alinea 1, regels 2, 6 en 7, alinea 3, regels 3 tot en met 6, 8 tot en met 24, en pagina 9, alinea 6, regels 3 en 4.
3.Proces-verbaal aanhouding verdachte [verdachte] van 18 januari 2021, pagina 13, laatste alinea, regels 2 tot en met 5, pagina 13, alinea 2, regels 1 tot en met 5, pagina 14, alinea 2, regels 1 en 2.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 24 maart 2021, pagina 22, alinea 13, regel 2, de eerste zes woorden van de eerste zin en de tweede zin, regel 3, de laatste twee woorden, regel 4.