Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring,
- de incidentele conclusie van antwoord van Shenouda q.q.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel op 19 januari 2022, is een incident aanhangig gemaakt door [gedaagde sub 3] die verzocht om [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] B.V. in vrijwaring op te roepen. De eiser in de hoofdzaak, Robert Adly Shenouda, optredend als curator in het faillissement van [A] B.V., heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de vordering van [gedaagde sub 3] toegewezen, omdat deze voldeed aan de wettelijke vereisten en niet was weersproken. Tevens is [gedaagde sub 3] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op nihil, aangezien Shenouda zich had gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In de hoofdzaak is de rechtbank verder gegaan met de procedure en heeft zij bepaald dat de hoofdzaak op de rol van 2 maart 2022 zal komen voor conclusie van antwoord. Het is opgemerkt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot dat moment niet waren verschenen, maar dat zij op grond van artikel 142 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) alsnog in de hoofdzaak kunnen verschijnen zolang er geen eindvonnis is gewezen. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan.
Het vonnis is uitgesproken door mr. U. van Houten en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.