Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, gaat het om een geschil tussen twee buren, [eiser] en [gedaagde 1], over de erfgrens en de eigendom van een stuk grond. De zaak is ontstaan na de plaatsing van een schutting door [gedaagde 1], die in strijd zou zijn met een eerdere overeenkomst tussen partijen. De kantonrechter heeft op 17 mei 2022 uitspraak gedaan na een mondelinge behandeling en bezichtiging ter plaatse op 8 april 2022.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] eigenaar is geworden van de grond vanaf de opsluitbanden van zijn oprit en de grond onder de bestrating naast zijn carport door verjaring. De schutting van [gedaagde 1] staat volledig op zijn eigen grond. De grond waar voorheen een haag stond, is niet door verjaring verkregen door [eiser]. Daarnaast heeft [eiser] een erfdienstbaarheid verkregen voor de afwatering van zijn regenpijpen op het perceel van [gedaagde 1].
De kantonrechter concludeert dat [gedaagde 1] niet gehouden is de schutting te verplaatsen en wijst de vordering van [gedaagde 1] tot schadevergoeding af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de rol van verjaring in eigendomszaken.