ECLI:NL:RBOVE:2022:1453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
08.192452.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van mensensmokkel en mensenhandel

Op 19 mei 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd verdacht van mensensmokkel en mensenhandel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 april 2022 en 12 mei 2022. De officier van justitie, mr. D.M. Noordzij, had de verdachte aangeklaagd voor het helpen van vier vrouwen bij het verkrijgen van wederrechtelijk verblijf in Nederland en het faciliteren van hun prostitutiewerkzaamheden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.P. Kant, voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de beschuldigingen, omdat er geen bewijs was dat hij opzettelijk voordeel had getrokken uit de seksuele uitbuiting van de vrouwen.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensensmokkel en mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de vrouwen wederrechtelijk in Nederland verbleven. De rechtbank stelde vast dat de vrouwen zonder verblijfsvergunning naar Nederland waren gekomen om in de prostitutie te werken, maar dat er geen bewijs was dat de verdachte hen had uitgebuit of dat hij opzettelijk voordeel had getrokken uit hun situatie. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de feiten was vrijgesproken. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. S.K. Huisman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.192452.21 (P)
Datum vonnis: 19 mei 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1978 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 april 2022 en 12 mei 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. Noordzij en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Kant, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met anderen:
feit 1:vier vrouwen uit winstbejag en beroepsmatig behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland;
feit 2:drie vrouwen vanuit een ander land naar Nederland heeft laten komen om als prostituee in een situatie van uitbuiting voor hem te gaan werken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 12 januari 2021 telkens te Almelo en/of Hengelo en/of Kampen, althans in Nederland,
(lid 4)
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens een ander of anderen, te weten:
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] (Venezuela) en/of
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] (Venezuela) en/of
- [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 4] (Colombia) en/of
- [naam 4] , geboren op [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 5] (Colombia) en/of
(lid 2)
uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en voornoemde persoon daartoe telkens gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte en/of diens mededader(s)
- voor die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of die [naam 3] en/of die
[naam 4] onderdak geregeld en/of gefaciliteerd en/of ter beschikking gesteld dat zij
op deze locatie(s) konden verblijven in Kampen ( [straat] ) en/of Almelo
( [locatie] ) en/of
- voor die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of die [naam 3] en/of die
[naam 4] te werk gesteld als prostituee (althans daarbij behulpzaam geweest) en/of die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of die [naam 3] en/of die [naam 4] gefaciliteerd in hun/haar werk in de prostitutie en hen/haar aldus geholpen aan middelen van bestaan
(lid 4)
terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
2.
dat hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 01 december 2019 tot en met 12 januari 2021 telkens te Almelo en/of Hengelo en/of Kampen
(lid 3 onder 1)
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] (Venezuela) en/of
- [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 4] (Colombia) en/of
- [naam 4] , geboren op [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 5] (Colombia)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) -zakelijk weergegeven -
- die [naam 1] en/of [naam 3] en/of [naam 4] (tijdens hun/haar prostitutiewerkzaamheden) in de gaten gehouden en/of in hun/haar buurt gebleven en/of klantafspraken gemaakt en/of gefaciliteerd in het prostitutiewerk en/of
- geld van die [naam 1] en/of [naam 3] en/of [naam 4] in ontvangst genomen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
De rechtbank zal, na weergave van de standpunten van de officier van justitie (
4.2)en de verdediging (
4.3), onder
4.4.1en telkens op basis van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting, de feiten vaststellen voor beide ten laste gelegde feiten met betrekking tot iedere in de tenlastelegging genoemde vrouw. Bij
4.4.2respectievelijk
4.4.3volgen de overwegingen en de conclusies ten aanzien van de bewijsvraag over feit 1 respectievelijk feit 2.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en feit 2
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van feit 1 (ook het daarvan een beroep of gewoonte maken) en feit 2.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat feit 1 en feit 2 niet kunnen worden bewezen. Bij feit 1 is geen sprake geweest van relevante ondersteuning van de daar genoemde handelingen. Bij feit 2 kan niet bewezen worden dat [verdachte] het feit alleen of als medepleger heeft gepleegd. [verdachte] moest doen wat [medeverdachte] zei, in een ondergeschikte rol. Opzettelijk voordeel trekken kan evenmin worden bewezen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vaststelling feiten
De in de tenlastelegging onder feit 1 en feit 2 genoemde vrouwen kwamen naar Nederland om in de prostitutie te werken. Zij beschikten geen van allen over een verblijfsvergunning of verblijfsrecht op grond waarvan zij rechtmatig in Nederland verbleven en arbeid mochten verrichten. Allen waren zij Nederland binnengekomen met het doel om hier, al dan niet voor medeverdachte [medeverdachte] , als prostituee te gaan werken. Zij hebben zich onder valse voorwendselen en dus wederrechtelijk toegang tot Nederland verschaft, verbleven wederrechtelijk in Nederland en medeverdachte [medeverdachte] is hen daarbij behulpzaam geweest.
Vaststelling feiten [naam 1]
heeft twee periodes in de ten laste gelegde periode in Nederland als prostituee gewerkt. Zij had tevoren contact gehad met [medeverdachte] . Beide keren kwam zij vanuit het buitenland naar Nederland en beide keren sprak zij af dat zij vijftig procent van het door haar als prostituee verdiende geld aan [medeverdachte] zou afstaan. In ruil daarvoor hoefde zij (verder) niet te betalen voor haar werkplek en onderdak, wierf hij haar klanten met door hem betaalde advertenties en betaalde en regelde hij de voor haar werk benodigde spullen.
Vaststelling feiten [naam 2]
Gedwongen door de omstandigheden gaat [naam 2] , een jonge vrouw, op het voorstel van [medeverdachte] in om naar Nederland te komen. Hij biedt haar werk in de prostitutie aan. Zij gaat voor hem in de prostitutie werken. De verdeling van de inkomsten is fifty fifty. Een deel van de onkosten betaalt zij zelf. Ze heeft geen paspoort, werkt illegaal in Nederland en wordt door [medeverdachte] met deportatie bedreigd als ze weg zou gaan. Hij gebruikt geweld, drugs en geeft die haar ook.
[naam 3] en [naam 4]
[naam 3] en [naam 4] zijn naar Nederland gekomen om daar, aan de [straat] in Kampen, in de prostitutie te werken. Niet kan worden vastgesteld wat de betrokkenheid is geweest van [medeverdachte] bij de komst van [naam 4] naar Nederland.
[naam 3] had voorafgaand aan de komst naar Nederland contact met [medeverdachte] .
[medeverdachte] bood beide vrouwen aan alles voor hen te regelen: onderdak, werkplek, advertentie en telefonisten die afspraken regelden. [naam 4] hield zeventig procent van haar verdiensten als prostituee zelf, [naam 3] vijftig procent. De rest droegen zij af aan [verdachte] , die zij kenden onder de naam [alias 2] , ten behoeve van [medeverdachte] , die zij [medeverdachte] noemden. De betaling aan [medeverdachte] was voor onderdak en verblijfplaats, benodigde spullen zoals condooms en glijmiddel, advertenties en de telefonist.
Rol [verdachte]
woonde in de ten laste gelegde periode gedurende ongeveer twee maanden in het prostitutiepand aan de [straat] in Kampen. Hij mocht daar van een persoon, die onder de naam “ [alias 1] ” in zijn telefoon stond opgeslagen, gratis wonen. Het telefoonnummer van deze [alias 1] hoort bij een mobiele telefoon die in gebruik was bij [medeverdachte] . [alias 1] was dus, zo concludeert de rechtbank, [medeverdachte] . Echt gratis was het niet. [verdachte] leverde de volgende tegenprestatie.
- [naam 3] en [naam 4]
[verdachte] werkte als telefonist en regelde zo afspraken voor de prostituees [naam 3] en [naam 4] , de twee vrouwen die op 12 januari 2021 bij een prostitutiecontrole in het pand in Kampen werden aangetroffen. [verdachte] wist van de advertenties die voor de vrouwen op [website] werden geplaatst en hij maakte wel schoon in Kampen.
- [naam 1]
Zijn werkzaamheden bij [naam 1] bestonden uit het volgende. [medeverdachte] en [naam 1] hadden de afspraak dat zij de helft van haar verdiensten aan [medeverdachte] afstond. [verdachte] inde dat geld soms. Hij beantwoordde soms de klantentelefoon en was een soort beveiliger. Hij had een ondergeschikte rol: [medeverdachte] was volgens [naam 1] de beheerder van “de hele zaak” en [verdachte] hield zijn mond. Over betalingen aan [verdachte] die niet naar [medeverdachte] gingen verklaart zij niet.
- [naam 2]
Over zijn betrokkenheid bij [naam 2] kan niet meer worden vastgesteld dat dat hij in Kampen werkte in een huis waar veel werktelefoons van [medeverdachte] lagen, dat zij daar één dag heeft gewerkt (910), dat zij [verdachte] als een soort hondje van [medeverdachte] beschouwde.
4.4.2
Overwegingen en conclusie feit 1: mensensmokkel
Voor de bewijsvraag van feit 1 is het de vraag of verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat het verblijf in Nederland van de vrouwen wederrechtelijk was. [verdachte] ontkent dat. De rechtbank heeft voor dat weten (waaronder ook voorwaardelijk opzet valt) noch voor die ernstige redenen om te vermoeden (culpa in de vorm van grove schuld) voldoende wettig en overtuigend bewijs aangetroffen. [verdachte] zal reeds daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.3
Overwegingen en conclusie over feit 2: mensenhandel
Uitbuiting
Aan verdachte is het misdrijf mensenhandel ten laste gelegd zoals bedoeld in
artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 6º, Sr. Daarbij zou het [medeverdachte] zijn geweest die zich, al dan niet samen met anderen, aan uitbuiting heeft schuldig gemaakt en zou [verdachte] daaruit opzettelijk voordeel hebben getrokken. Het is vaste rechtspraak dat voor een veroordeling van dit feit vereist is dat het opzet van de dader behalve op het voordeel trekken ook (al dan niet voorwaardelijk vorm) gericht was op de uitbuiting van een ander.
Overwegingen [naam 1]
Vast staat dat [medeverdachte] heeft aangeworven om in Nederland in de prostitutie te werken. Maar niet kan bewezen worden dat daarbij sprake was van een uitbuitingssituatie in die zin dat [naam 1] in een situatie verkeerde die niet gelijk was aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Van uitbuiting door anderen en opzet van [verdachte] daarop is niet gebleken. De rechtbank zal [verdachte] daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Overwegingen [naam 3] en [naam 4]
Aan [medeverdachte] is de seksuele uitbuiting als bedoeld in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 3º, Sr ten laste gelegd ten aanzien van [naam 1] en [naam 2] als slachtoffer, niet ten aanzien van [naam 3] en [naam 4] .
Aanwijzingen, laat staan bewijs, dat de laatstgenoemde vrouwen zich in een uitbuitingssituatie bevonden waarop [verdachte] (voorwaardelijk) opzet had en waaruit hij al dan niet in voorwaardelijke zin opzettelijk voordeel heeft getrokken, zijn aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet te ontlenen. De rechtbank zal [verdachte] daarom ook op dit onderdeel vrijspreken.

5.De schade van benadeelden

5.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
- De vordering van [naam 1]
, vertegenwoordigd door mr. S.D. Smid, advocaat te Enschede, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 14.106,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en een hoofdelijke veroordeling van verdachte en de mededader(s).
De gevorderde materiële schade bestaat uit de postinkomstenderving ter hoogte van
€ 4.106,--. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
- De vordering van [naam 2]
, vertegenwoordigd door mr. P.M.A.C. van der Wouw, advocaat in Utrecht, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van primair € 37.250,--, (subsidiair € 34.250,--) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en een hoofdelijke veroordeling van verdachte en de mededader(s).
De primair gevorderde materiële schade bestaat uit de post:
- 109 dagen x € 250,-- per dag € 27.250,--.
Subsidiair wordt als materiële schade gevorderd:
- 98 dagen x € 250,-- per dag € 24.250,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de vorderingen niet hoofdelijk moeten worden toegewezen, nu verdachte geen keuzevrijheid had en dat hij slechts € 20,-- tot € 25,-- per dag en een dak boven zijn hoofd verdiende. De officier van justitie heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [naam 2] en [naam 1] niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
- [naam 1]
De vordering van [naam 1] heeft betrekking op het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Omdat verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
- [naam 2]
De vordering van [naam 2] heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De inbeslaggenomen voorwerpen

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft hierover geen standpunt ingenomen.
De raadsman heeft betoogd dat de inbeslaggenomen telefoon aan verdachte worden teruggegeven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende mobiele telefoon Samsung Galaxy S7 ( [nummer] ), aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] (feiten 1 en 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] (feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van mobiele telefoon Samsung Galaxy S7 aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.
Buiten staat
Mr. Huisman en mr. Ellenbroek zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.