In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een nieuw besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, dat betrekking heeft op de toekenning van bijstand. Eiser ontving een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet, maar was het niet eens met de hoogte van het fictieve uurloon dat door verweerder was vastgesteld voor zijn deejay-activiteiten. Verweerder had in het bestreden besluit een bedrag van € 902,- aan proceskosten en griffierecht in mindering gebracht op de openstaande vordering van eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze verrekening onterecht was, omdat het vastgestelde fictieve uurloon onvoldoende gemotiveerd was en de openstaande schuld grotendeels was komen te vervallen door eerdere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de verrekening van de proceskosten betreft en heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.518,-.