Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Samenvatting
2.De procedure
- de dagvaarding en het herstelexploot;
- de mondelinge behandeling;
3.3. De feiten
[gedaagde] had van het salaris dat zij aan hem uitbetaalde in ieder geval dat deel moeten inhouden dat boven de beslagvrije voet uitsteeg; in zoverre heeft haar houding aanleiding gegeven tot de vordering van [eiser] . [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dit zou uitkomen op € 12.614,87. De proceskosten (…) zullen op die basis worden begroot. Bij de uitvoering van de veroordeling tot terugbetaling (zie hierna in 4.3) moet hier uiteraard rekening mee gehouden worden”.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Verstek?
NJ1984, 145. Uit dat arrest volgt dat in deze situatie slechts grond voor schorsing van de tenuitvoerlegging bestaat indien sprake is van misbruik van bevoegdheid.
hierrekening mee moet worden gehouden’ verwijzen naar de vordering van eiser. Dat standpunt passeert de voorzieningenrechter nu uit de betreffende overweging van het hof niet zonder meer kan worden afgeleid dat het hof heeft bedoeld naar die vordering te verwijzen. De voorzieningenrechter leest in de overweging van het hof dat met de proceskostenveroordeling van gedaagde in eerste aanleg rekening moet worden gehouden, en gedaagde zijn vordering aldus met die vordering moest verrekenen, althans met die proceskostenveroordeling bij de executie van de veroordeling in het arrest rekening dient te houden, en aldus niet met de door eiser gestelde vordering. Deze lezing vindt ook bevestiging in het gegeven dat de betreffende overweging van het hof expliciet gaat over de toewijzing van de proceskosten. De lezing van eiser lijkt bovendien niet aannemelijk nu het hof de vordering van de hoofdsom van eiser expliciet en integraal afwijst in overweging 2.7 en in het dictum in 4.2 van het arrest van 25 mei 2021. Dat gedaagde executiemaatregelen heeft getroffen naar aanleiding van het in gezag van gewijsde gegane arrest van het hof, gedaagde geen rekening heeft gehouden met de gevorderde hoofdsom van eiser en eiser om die reden een bodemprocedure is begonnen, vormen aldus geen nieuwe feiten zoals hiervoor bedoeld onder overweging 5.7.