ECLI:NL:RBOVE:2022:140

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
84/133439-21 (P) (FP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over bedrijfsmatig fokken van honden zonder registratie en administratie

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man die samen met zijn partner bedrijfsmatig honden fokte zonder te voldoen aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet geregistreerd was als hondenfokker, geen administratie voerde en te veel honden in een te kleine ruimte hield. De verdachte werd beschuldigd van meerdere overtredingen van het Besluit houders van dieren, waaronder het niet tijdig registreren van honden en het niet aanhouden van een uniek bedrijfsnummer. Tijdens de zitting op 6 januari 2022 heeft de officier van justitie, mr. S. Buist, de vordering ingediend, en de verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij in de hobbysfeer handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de wet had overtreden en dat er sprake was van bedrijfsmatig handelen, gezien het aantal honden dat hij had en de advertenties die hij had geplaatst. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 5.000, waarvan € 2.500 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte het belang van naleving van de wetgeving ter bescherming van dierenwelzijn en de noodzaak voor de verdachte om zich in de toekomst aan de regels te houden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/133439-21 (P) (FP)
Datum vonnis: 20 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Buist en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of alleen:
feit 1:bedrijfsmatig honden heeft gehouden, terwijl daarbij niet werd voldaan aan meerdere bepalingen van het Besluit houders van dieren;
feit 2:een hondenfokkerij heeft opgericht, terwijl deze niet binnen vier weken voor de oprichting is gemeld bij het bevoegde gezag;
feit 3:twee honden niet binnen zeven weken na de geboorte heeft gechipt en 19 honden niet binnen acht weken na de geboorte heeft geregistreerd in een databank.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2013 tot en met 29
augustus 2019 te Elim in de gemeente Hoogeveen, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
bedrijfsmatig gezelschapsdieren, te weten honden en/of puppy’s, heeft/hebben
verkocht en/of ten verkoop in voorraad heeft/hebben gehouden en/of
heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben gehouden ten behoeve van opvang
en/of heeft/hebben gefokt ten behoeve van de verkoop en/of aflevering van
nakomingen,
terwijl daarbij niet werd voldaan aan één of meerdere bepalingen in Paragraaf 2 van
Hoofdstuk 3 van het Besluit houders van dieren,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- in strijd met artikel 3.7, eerste lid en/of 3.8, eerste lid van het Besluit houders van
dieren, als degene(n) of als beheerder(s) onder wiens verantwoordelijkheid één of
meer activiteiten als bedoeld in artikel 3.6 van voornoemd Besluit, werd(en) verricht
met gezelschapsdieren, te weten honden, in een inrichting gelegen aan of nabij
[adres 1] en/of [adres 2] ,
terwijl die inrichting niet was aangemeld bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, en/of aan die inrichting geen uniek bedrijfsnummer (UBN) was toegekend en/of
- in strijd met artikel 3.10, eerste lid van het Besluit houders van dieren, geen
deugdelijke administratie van die gezelschapsdieren (honden), (met daarin in ieder
geval de volgende gegevens: naam, adres en woonplaats van degene van wie de
honden afkomstig zijn en/of bewijs van inenting van honden), die in zijn en/of hun
inrichting verbleven, bijgehouden en/of
- was/waren hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in strijd met artikel 3.11, eerste
lid van het Besluit houders van dieren, als beheerder(s) werkzaam in de inrichting
en niet in het bezit van een door Onze Minister erkend bewijs van vakbekwaamheid
voor de diergroep (honden) waarmee activiteiten in de inrichting worden verricht,
en/of
- was/waren in strijd met artikel 3.12 eerste lid onder a en/of c van het Besluit
houders van dieren, één of meerdere pups (Franse Bulldoggen en/of Engelse
Bulldoggen) gehuisvest in te kleine verblijfsruimte(s) (draad bench, kleine bench,
houten werpkist) en/of werd/werden die verblijfsruimte(s) niet voldoende
geventileerd en/of had/hadden die verblijfsruimte(s) geen zicht naar buiten en/of
- heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in strijd met artikel 3.13,
eerste en/of derde lid van het Besluit houders van dieren, in zijn en/of hun
inrichting niet ten minste drie afzonderlijke ruimtes aanwezig gehad voor het
huisvesten en/of verzorgen van zieke gezelschapsdieren (honden) en/of dan wel
niet beschikt over de mogelijkheid die afzonderlijke ruimte(s) in te richten zodra dit
nodig was, en/of
- was/waren in strijd met artikel 3.14, eerste lid van het Besluit houders van dieren,
in de inrichting geen gebruik gemaakt van een protocol waaruit blijkt dat de
gezondheid van gezelschapsdieren (honden) die in die inrichting verbleven
dagelijks gecontroleerd werd/werden en/of werden geen maatregelen genomen ter
voorkoming van ziekten en/of werden zieke gezelschapsdieren (honden) niet op
passende wijze verzorgd;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2013 tot en met
29 augustus 2019, in de gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een inrichting type B, als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, te weten een hondenfokkerij gelegen aan of nabij de [adres 1] in de gemeente Hoogeveen en/of
[adres 2] , heeft/hebben opgericht,
terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) al dan niet opzettelijk, niet ten minste

4 weken voor die oprichting een melding heeft/hebben gedaan aan de Gemeente

Hoogeveen, zijnde het bevoegde gezag, immers was op 29 augustus 2019 nog geen
melding ontvangen;
3
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Elim in de gemeente Hoogeveen, althans
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
19, althans één of meerdere hond(en)
heeft gehouden en/of heeft verhandeld en/of heeft vervoerd en/of heeft aangevoerd
en/of heeft afgevoerd en/of heeft overgedragen, terwijl die hond(en) niet
overeenkomstig het Besluit Identificatie en Registratie van Dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd zoals bedoeld in artikel 6 en/of 7 van voornoemd Besluit,
immers was/waren 2 honden niet (binnen 7 weken na geboorte) voorzien van een
chipnummer en/of was/waren 19, althans één of meerdere honden niet (binnen 8
weken na geboorte) geregistreerd in de databank.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het fokken van de honden heeft verricht in de hobbysfeer en dat hij samen met zijn partner in de veronderstelling verkeerde dat zij (zonder bedrijfsmatig te handelen) twintig puppy’s per jaar mochten fokken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder
1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Feit 1: Het (bedrijfsmatig) fokken en verhandelen van honden, terwijl niet aan de voorwaarden van het Besluit houders van dieren is voldaan
Bedrijfsmatig handelen
De Wet dieren geeft in artikel 2.7 de mogelijkheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking tot de handel in dieren. Artikel 2.7 Wet dieren in samenhang met artikel 3.6 lid 1 Besluit houders van dieren verbiedt kort gezegd het (bedrijfsmatig) handelen in en fokken van gezelschapsdieren, tenzij wordt voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 paragraaf 2 van het Besluit houders van dieren. In die paragraaf zijn voorwaarden gesteld aan het bedrijfsmatig handelen in en fokken van gezelschapsdieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op onder andere de registratie van de inrichting, vakbekwaamheid, administratieplicht, huisvesting en verzorging. De regels zijn alleen van toepassing ingeval van bedrijfsmatig handelen.
Blijkens de Nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren kunnen de hieronder genoemde situaties indicaties zijn dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten: [2]
  • gezelschapsdieren worden gefokt anders dan voor uitbreiding van het aantal gezelschapsdieren binnen het eigen huishouden of de directe familie- en vriendenkring;
  • gezelschapsdieren worden verkocht aan anderen dan familie en vrienden;
  • gezelschapsdieren worden opgevangen tegen een vergoeding en er worden hiervoor advertenties geplaatst;
  • ruimtes zijn speciaal ingericht voor de onder dit besluit vallende activiteiten;
  • registratie van de Kamer van koophandel of het hebben van een BTW-nummer;
  • adverteren, al dan niet op websites, met gezelschapsdieren;
  • er wordt gehandeld vanuit een winstoogmerk.
Voor honden en katten is in de nota van toelichting bij het Honden- en kattenbesluit 1999 een getalsmatige duiding gegeven wanneer sprake is van bedrijfsmatig handelen. Ook in het kader van paragraaf 3.2 van het Besluit houders van dieren wordt als richtsnoer genomen dat iemand bedrijfsmatig handelt, indien hij in een aaneengesloten periode van 12 maanden in totaal meer dan 20 honden of katten heeft verkocht, afgeleverd, gehouden ten behoeve van opvang of gefokt ten behoeve van de verkoop of aflevering.
Uit het dossier volgt dat de verbalisanten tijdens de controle op 29 augustus 2019 20 volwassen honden en 12 puppy’s van verschillende rassen hebben aangetroffen. [3] Van deze honden behoorden 2 volwassen en 2 puppy’s aan de moeder van de heer [verdachte] toe. Deze honden verbleven in kennels en benches die waren gevestigd in een blokhut, in de woning en in een buitenkennel. [4]
Uit nader onderzoek is gebleken dat in de periode van 2 januari 2013 tot en met augustus 2019 259 advertenties op Marktplaats zijn geplaatst, waarin pups en volwassen honden van verschillende rassen door verdachte zijn aangeboden. [5]
Uit de gegevens van de dierenarts [dierenarts] in Staphorst is gebleken dat er in deze periode 155 puppy’s zijn gevaccineerd. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn partner de pups samen fokken en deze altijd via Marktplaats verkopen. [7] Volgens de partner van verdachte worden de pups maar incidenteel aan bekenden verkocht. [8]
Geen uniek bedrijfsnummer (UBN), geen administratie, geen bewijs van vakbekwaamheid, geen geschikte ruimten/huisvesting en geen gezondheidsprotocol
Naar aanleiding van een melding bij de NVWA van wantoestanden met betrekking tot het fokken van honden voeren verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , in het bijzijn van de NVWA, vertegenwoordigd door [naam 1] en dierenarts [naam 2] , op 29 augustus 2019 een controle uit op het adres [adres 1] . [9]
In een zijkamer van de woning zien de verbalisanten een grote en een kleine bench, alsmede een houten werpkist met daarin meerdere honden en puppy’s. Bij het betreden van de zijkamer ruiken zij een sterke ammoniakgeur. Het is in de zijkamer benauwd en warm. De verbalisanten zien verder dat het raam in de zijmuur is gesloten en dat op dat moment niet wordt geventileerd. [10]
In de grote (draad)bench zitten drie Franse Bulldog pups van ongeveer tien weken oud met een schofthoogte van meer dan 30 cm. De verbalisanten constateren dat de bench een afmeting heeft van 105 bij 70 cm (totaal 0,735 m²), terwijl de verblijfsruimte voor deze drie pups minimaal 4 m² hoort te zijn. Het verblijf voor deze pups is derhalve te klein. [11]
In de houtkist werpkist zien de verbalisanten vijf Engelse Bulldog pups. De werpkist heeft een afmeting van 100 bij 90 cm (totaal 0,9 m²), terwijl de verblijfsruimte voor deze vijf pups minimaal 6 m² hoort te zijn. Deze verblijfsruimte is dan ook te klein. Daarnaast zien de verbalisanten dat alle zijden van de werpkist dicht zijn, waardoor de pups geen zicht naar buiten hebben. [12]
Dierenarts [naam 2] bevestigt de constateringen van de verbalisanten. Door de slechte luchtkwaliteit in de zijkamer zijn de honden in hun gezondheid benadeeld. Daarbij zijn de pups die in de te kleine verblijven werden gehouden beperkt in hun natuurlijke/normale gedrag, omdat ze te weinig bewegingsruimte ter beschikking hebben. [13]
Verbalisant [verbalisant] heeft voorafgaand aan de controle geconstateerd dat op het adres geen Uniek Bedrijfs Nummer (UBN) stond geregistreerd. [14] Ook stond in het systeem op het adres geen vakbekwaamheid geregistreerd. [15]
Tijdens de controle zijn verdachte en zijn partner gevraagd naar de administratie van de honden, het gezondheidsprotocol en gegevens met betrekking tot informatieverstrekking bij verkoop. Verdachte en zijn partner hebben verklaard dat er geen administratie, geen protocol en informatieverstrekking werd gevoerd en bijgehouden. [16]
In de bewezen te verklaren periode van één jaar en circa twee weken was sprake van in ieder geval 16 gefokte en gechipte honden. [17] Tijdens de controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn, naast 2 pups van de moeder van de heer [verdachte] , 2 poedelpups 5 Engelse bulldoggenpups aangetroffen die nog niet gechipt waren [18] , waarbij de rechtbank ervan uit gaat dat die gelet op hun jonge leeftijd zijn gefokt ten behoeve van de verkoop. Er werden dus in deze periode in totaal tenminste 23 honden verkocht dan wel gefokt ten behoeve van verkoop. Gelet op de hierboven weergegeven richtsnoer in de Nota van Toelichting bij het Honden- en kattenbesluit 1999 concludeert de rechtbank dat sprake is geweest van bedrijfsmatig fokken en verhandelen van honden, zoals bedoeld in artikel 3.6 van het Besluit houders van dieren. Daarnaast overweegt de rechtbank dat ook indachtig de in de Nota van Toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren genoemde indicatoren sprake was van bedrijfsmatig fokken en verhandelen. Redengevend daarvoor zijn de volgende omstandigheden: de honden werden aangeboden via advertenties op Marktplaats, de kopers van de honden waren voor verdachte en de medeverdachte (hoofdzakelijk) onbekenden, er werd gehandeld vanuit een winstoogmerk en de honden verbleven in kennels en benches.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte de bepalingen in artikel 3.7, eerste lid, 3.8 eerste lid, 3.10 eerste lid, 3.11 eerste lid en 3.12, eerste lid en 3.14, eerste lid van het Besluit houders van dieren heeft overtreden.
Feit 2: Het niet aanmelden van de inrichting
Ingevolge artikel 3.8 van het Besluit houders van Dieren dient de beheerder van een inrichting waar bedrijfsmatig honden worden gefokt en verhandeld te worden aangemeld bij de Minister.
Op 23 mei 2020 is door de verbalisanten navraag gedaan bij de Regionale UitvoeringsDienst (RUD) of verdachte en/of zijn partner melding hebben gedaan van het hebben van een inrichting op het adres aan de [adres 1] of op de historische adressen. Uit de gegevens is gebleken dat op geen van deze adressen een inrichting, categorie type B, is aangemeld. [19]
Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij de inrichting niet heeft aangemeld bij de gemeente. [20]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte de inrichting niet conform artikel 3.8 van het Besluit houders van Dieren, alsmede artikel 8.41 Wet Milieubeheer in samenhang met artikel 1.10 van het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) heeft aangemeld.
Feit 3: Het niet tijdig registreren van honden in de I&R databank
In het Besluit identificatie en registratie van dieren zijn per 1 april 2013 enkele artikelen van kracht geworden die de identificatie en registratie van honden regelen. Ingevolge artikel 7 van dit besluit is de houder van een hond in Nederland verplicht om binnen zeven weken na de geboorte deze hond te laten identificeren en binnen acht weken na de geboorte zorg te dragen voor de registratie van de op grond van dit besluit voorgeschreven gegevens. Deze verplichting geldt uitdrukkelijk voor de eerste houder van een hond, dat is degene bij wie de hond geboren wordt. Volgens artikel 9 van dat besluit dient een natuurlijke persoon die in Nederland woont of een onderneming drijft en die een hond in Nederland brengt die hond in een databank te registreren onder opgave van de in die bepaling voorgeschreven gegevens. Krachtens artikel 9 lid 4 van dat besluit is in artikel 38k, tweede lid, aanhef en onder e., van de Regeling identificatie en registratie van dieren, zoals deze gold op 29 augustus 2019, bepaald dat de registratie dient plaats te vinden binnen veertien dagen nadat de hond in Nederland is gebracht.
Op 29 augustus 2019 heeft verbalisant [verbalisant] het identificatie en registratie systeem (hierna: de I&R databank) van honden geraadpleegd en geconstateerd dat op het adres [adres 1] één hond stond geregistreerd. [21]
Op 10 september 2019 heeft de verbalisant het I&R systeem opnieuw geraadpleegd en geconstateerd dat, na de controle, op 1 en 2 september 2019 alsnog 14 honden zijn gemeld en geregistreerd. Dit betreffen honden die bij de controle zijn aangetroffen [22] , alle met een geboortedatum en/of invoer in Nederland van voor 1 januari 2019. [23] Drie van deze honden betreft een registratie in verband met invoer in Nederland. Hieruit volgt dat deze honden te laat ter registratie zijn aangemeld. Te late registratie na invoer is echter aan verdachten niet te laste gelegd.
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bevindingen vast dat verdachte 11 honden niet binnen acht weken na de geboorte heeft geregistreerd. Van het meer of anders te laste gelegde zal verdachte wegens gebrek aan bewijs worden vrijgesproken.
Conclusie
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts van de NVWA, zoals hiervoor beschreven en voorzien van ondersteunende gegevens, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] , het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten steeds opzettelijk door verdachte en zijn partner zijn begaan. In het economisch strafrecht is boos opzet niet vereist; kleurloos opzet volstaat. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten, zoals in de strafbepaling is omschreven. Het opzet behoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht.
Uit de aard van de thans bewezen verklaarde handelingen kan niet anders volgen dan dat verdachte deze willens en wetens heeft verricht. De omstandigheid dat verdachte naar eigen zeggen niet wist dat zij bedrijfsmatig bezig waren en niet wist aan welke regelgeving zij moesten voldoen, staat aan het bewijs van het opzet daarom niet in de weg.
De periode (feiten 1 en 2)
Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn partner vóór 15 augustus 2018 ongeveer 15 jaar hebben gewoond en ingeschreven gestaan op het adres [adres 3] en dat zij na deze datum woonachtig waren op het adres [adres 1] . [24] Verdachten hebben in de te laste gelegde periode niet gewoond aan de [adres 4] . Gelet op de wijze van tenlasteleggen, te weten het specifiek ten laste leggen van adressen, en het gegeven dat de controle op 29 augustus 2019 is uitgevoerd op het adres [adres 1] , zal de rechtbank de bewezen verklaarde periode van het onder 1 en 2 ten laste gelegde beperken tot de periode van 15 augustus 2018 tot en met 29 augustus 2019.
Partiele vrijspraak (feit 1)
Omdat uit het dossier niet volgt dat op het adres [adres 1] geen drie afzonderlijke ruimtes aanwezig waren voor het huisvesten en/of verzorgen van zieke honden, en verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zieke honden altijd in aparte ruimten zonder aanwezigheid van andere dieren, worden verzorgd en gehouden, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 29 augustus 2019 te Elim in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, bedrijfsmatig gezelschapsdieren, te weten honden of puppy’s, heeft verkocht en ten verkoop in voorraad heeft gehouden en heeft afgeleverd en heeft gefokt ten behoeve van de verkoop en aflevering van nakomelingen,
terwijl daarbij niet werd voldaan aan meerdere bepalingen in Paragraaf 2 van Hoofdstuk 3 van het Besluit houders van dieren,
immers:
- hebben zij, verdachte en zijn mededader in strijd met artikel 3.7, eerste lid en 3.8, eerste lid van het Besluit houders van dieren, als degenen of als beheerders onder wiens verantwoordelijkheid één of meer activiteiten als bedoeld in artikel 3.6 van voornoemd Besluit, werden verricht met gezelschapsdieren, te weten honden, in een inrichting gelegen aan de [adres 1] , terwijl die inrichting niet was aangemeld bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, en aan die inrichting geen uniek bedrijfsnummer (UBN) was toegekend en
- hebben zij, verdachte en zijn mededader in strijd met artikel 3.10, eerste lid van het Besluit houders van dieren, geen deugdelijke administratie van die gezelschapsdieren (honden), met daarin in ieder geval de volgende gegevens: naam, adres en woonplaats van degene van wie de honden afkomstig zijn en bewijs van inenting van honden, die in hun inrichting verbleven, bijgehouden en
- waren zij, verdachte en zijn mededader in strijd met artikel 3.11, eerste lid van het Besluit houders van dieren, als beheerders werkzaam in de inrichting en niet in het bezit van een door Onze Minister erkend bewijs van vakbekwaamheid voor de diergroep (honden) waarmee activiteiten in de inrichting worden verricht, en
- waren in strijd met artikel 3.12 eerste lid onder a en c van het Besluit houders van dieren, meerdere pups (Franse Bulldoggen en Engelse Bulldoggen) gehuisvest in te kleine verblijfsruimtes (draad bench en houten werpkist) en werden die verblijfsruimtes niet voldoende geventileerd en hadden die verblijfsruimtes geen zicht naar buiten en
- werd in strijd met artikel 3.14, eerste lid van het Besluit houders van dieren, in de inrichting geen gebruik gemaakt van een protocol waaruit blijkt dat de gezondheid van gezelschapsdieren (honden) die in die inrichting verbleven dagelijks gecontroleerd werden;
2
hij in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 29 augustus 2019, in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, een inrichting type B, als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, te weten een hondenfokkerij gelegen aan de [adres 1] in de gemeente Hoogeveen, heeft opgericht, terwijl hij verdachte en zijn mededader opzettelijk, niet ten minste 4 weken voor die oprichting een melding heeft gedaan aan de Gemeente Hoogeveen, zijnde het bevoegde gezag, immers was op 29 augustus 2019 nog geen melding ontvangen;
3
hij op 29 augustus 2019 te Elim in de gemeente Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, 11 honden heeft gehouden, terwijl die honden niet overeenkomstig het Besluit Identificatie en Registratie van Dieren waren geregistreerd, zoals bedoeld in artikel 6 en 7 van voornoemd Besluit, immers waren 11 honden niet (binnen 8 weken na geboorte) geregistreerd in de databank.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij:
  • feit 1:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.7, tweede lid, voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, met uitzondering van onderdeel a, onder 1
    o, van de Wet dieren juncto artikel 3.14, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;
  • feit 2: artikel 1A onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 8.41, eerste lid, van de Wet milieubeheer juncto artikel 1.2, artikel 1.9b onder a en artikel 1.10, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • feit 3: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 96 (oud) Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (oud) juncto artikel 6, eerste lid en artikel 7, eerste lid en tweede lid, van het Besluit identificatie en registratie van dieren (oud).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.7, tweede lid, voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, met uitzondering van onderdeel a, onder 1o
, van de Wet dieren, opzettelijk begaan;
feit 2
het misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.41, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 3
het misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 (oud) van de Gezondheidswet- en welzijnswet voor dieren (oud), opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een geldboete ter hoogte van € 20.000,00 en een taakstraf voor de duur van 100 uren.
7.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf lastig valt te combineren met zijn fulltime baan en dat de door de officier van justitie geëiste boete erg hoog is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft, samen met zijn partner, bedrijfsmatig honden gefokt en gehouden, zonder te voldoen aan de gestelde vereisten. Zo was de inrichting niet aangemeld en geregistreerd, was de inrichting niet in het bezit van een UBN-nummer, werden er geen administratie en een gezondheidsprotocol met betrekking tot de honden gevoerd en bijgehouden en verbleef een aantal honden in te kleine en ongeventileerde verblijven, zonder zicht naar buiten. Daarnaast heeft verdachte verzuimd om tijdig, binnen de wet voorgeschreven termijn, 11 honden in het I&R systeem te registreren.
Verdachte heeft hiermee de regels die de wetgever in het belang van het dierenwelzijn heeft opgesteld, geschonden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel van het strafblad van verdachte van 16 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voor wat betreft de strafoplegging overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank constateert dat de wetgever geen eenduidige norm heeft gesteld voor het antwoord op de vraag wanneer sprake is van het bedrijfsmatig houden en fokken van gezelschapsdieren. Hoewel verdachte zich daarover van te voren adequaat had moeten laten informeren, is de rechtbank niet gebleken van boos opzet. De rechtbank is er verder gelet op het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting van overtuigd geraakt dat verdachte en zijn partner over het algemeen goed voor hun honden zorgen. Volgens de verklaring van verdachte ter zitting hebben hij en zijn partner na de eerste aanwijzing van de NVWA ervoor gezorgd dat zij op korte termijn daarna aan alle vereisten voor het bedrijfsmatig houden en fokken van gezelschapsdieren voldaan en dat zij zich gedurende die periode van die activiteiten hebben onthouden. De officier van justitie heeft ter zitting bevestigd dat de NVWA na een hercontrole vastgesteld dat verdachte en zijn partner inderdaad aan alle vereisten voldeden. Vast staat dat zij na de bewezenverklaarde feiten niet opnieuw met politie en justitie in aanraking zijn gekomen.
Op grond van het voorgaande, mede in aanmerking genomen dat een veel kortere periode bewezen is verklaard, zal de rechtbank volstaan met de oplegging van een geldboete. De rechtbank acht alles overziend een lagere geldboete aangewezen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overwegende, acht de rechtbank passend en geboden een geldboete van € 5.000,-, waarvan € 2.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Met het voorwaardelijk strafdeel beoogt de rechtbank verdachte te motiveren om zich in de toekomst te blijven houden aan de wet- en regelgeving met betrekking tot zijn honden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 1, tweede lid, 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47 en 57 Sr en de artikelen 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.7, tweede lid, voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, met uitzondering van onderdeel a, onder 1o
, van de Wet dieren, opzettelijk begaan;
feit 2
het misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.41, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 3
het misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 (oud) van de Gezondheidswet- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 5.000,- (vijfduizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte van
€ 2.500,- (vijfentwintighonderd euro),subsidiair 35 (vijfendertig) dagen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. H. Manuel en
mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.
Buiten staat
Mr. M. van Berlo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Nederland, District Drenthe, met nummer PL0100-2019228570 (onderzoek Barco). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Nota van toelichting bij het Besluit van 17 juni 2014, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van regels met betrekking tot fokken en bedrijfsmatige activiteiten met gezelschapsdieren § 4.2.
3.Pagina 26 tot en met 29. N.B. De samenvatting op pag 8, onderaan, acht de rechtbank onjuist.
4.Pagina 12, halverwege.
5.Pagina 9, halverwege en pagina 77-81.
6.Pagina 9, halverwege en pagina 106 e.v.
7.Pagina 165, onderaan en pagina 166, bovenaan.
8.Pagina 178, halverwege.
9.Pagina 25, halverwege.
10.Pagina 26, onderste alinea.
11.Pagina 27, bovenaan.
12.Pagina 27, halverwege.
13.Pagina 34 en 35.
14.Pagina 25, eerste alinea en pagina 29, halverwege.
15.Pagina 25, eerste alinea.
16.Pagina 30, halverwege.
17.Pagina 30 vermeldt 22 honden, waarop ten voordele van verdachte een correctie wordt aangebracht voor 6 op 22 februari 2018 geboren pups, zie pagina 107 onderaan.
18.Pagina 6 en 7.
19.Pagina 108.
20.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 januari 2022.
21.Pagina 25, tweede alinea.
22.Pagina 30, onderaan.
23.Pagina 31, tabel.
24.Pagina 156, halverwege en pagina 108, bovenaan.