In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderen de stichting LSE en haar medewerker [eiser 2] rectificatie van een duidingsrapport dat door de besloten vennootschap NTA is opgesteld. Dit rapport, dat in opdracht van de rechter-commissaris is gemaakt, bevat uitlatingen over de medewerker van LSE en de stichting zelf. De eisers stellen dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn en hun goede naam en privacy schenden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitlatingen in het rapport niet onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter wijst erop dat de passages in het rapport geen onjuiste of ongefundeerde beschuldigingen bevatten, maar louter weergaven zijn van wat de verdachte heeft verklaard. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van onrechtmatige daad of onrechtmatige publicatie, en wijst de vorderingen van LSE en [eiser 2] af. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van NTA toegewezen.