ECLI:NL:RBOVE:2022:1384

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
ak_21_1099
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om permanente ontheffing voor gebruik van bezorgscooters in Enschede

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Wok to go Enschede B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Eiseres, Wok to go Enschede B.V., had een verzoek ingediend voor een permanente ontheffing voor het gebruik van drie bezorgscooters in de Korte Hengelosestraat en de Brammelerdwarsstraat in Enschede, dagelijks vanaf 17:00 uur. Dit verzoek werd afgewezen door verweerder, die zich baseerde op het verkeersbesluit dat de binnenstad van Enschede als voetgangerszone heeft aangewezen, met een algeheel inrijverbod voor brom- en snorfietsen. Eiseres stelde dat de financiële gevolgen van deze afwijzing onevenredig groot waren, aangezien zij 83% van haar inkomsten uit bezorging haalt. De rechtbank oordeelde echter dat de gevolgen voor eiseres niet dermate bijzonder waren dat verweerder van de Beleidsregel had moeten afwijken. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/1099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

Wok to go Enschede B.V., uit Enschede, eiseres,

(gemachtigde: mr. M.B. Bollen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres - om een permanente ontheffing voor het gebruik van drie bezorgscooters in de Korte Hengelosestraat en de Brammelerdwarsstraat in Enschede, dagelijks vanaf 17:00 uur - afgewezen.
In het besluit van 27 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C. ter Braak en J.M. Peterman, bijgestaan door
mr. E.S. Fikkert.

Overwegingen

Wat er aan de zaak voorafging
1. Eiseres exploiteert een horecabedrijf aan de Korte Hengelosestraat 4 in Enschede. Dit perceel is gelegen in de binnenstad van Enschede. Maaltijden worden ter plaatse bereid en vervolgens bij de klant bezorgd met bezorgscooters. Ook is het mogelijk dat de bestelde maaltijden ter plaatse worden afgehaald door de klant. Ter plaatse eten is ook mogelijk.
1.1.
Ten tijde van de besluitvorming beschikte eiseres over een tijdelijke ontheffing om in de binnenstad te mogen rijden met bezorgscooters gedurende de periode dat de horeca gesloten was vanwege de coronamaatregelen. Deze tijdelijke ontheffing is inmiddels vervallen.
2. Op 8 juli 2020 heeft verweerder het verkeersbesluit ‘aanwijzen voetgangerszone ‘binnenstad’ te Enschede’ (hierna: het verkeersbesluit) genomen.
2.1.
Het verkeersbesluit voorziet in het vanaf 1 september 2020 aanwijzen van de binnenstad van Enschede als voetgangersgebied/voetgangerszone. Er geldt een algeheel inrijverbod en parkeerverbod voor brom- en snorfietsen voor de gehele binnenstad. Hiertoe zijn, onder andere, verkeersborden G7 (zone binnenstad) van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), inclusief het onderbord ‘fietsers toegestaan’ en het onderbord symbool ‘vrachtauto’ en symbool ‘auto’ met tijdsaanduiding van 07.00 – 11.00 uur, op nader omschreven locaties geplaatst. Dit betreft de locaties waar men de binnenstad ‘binnenkomt’.
2.2.
De doelstelling van het verkeersbesluit is de ervaren verkeersonveiligheid en geluidsoverlast die wordt veroorzaakt door het rijdende brom- en snorfietsverkeer aan te pakken. De binnenstad is het domein van de voetganger en de fietser. Dit is conform de Mobiliteitsvisie en in lijn met de in 2002 ingezette lijn om de binnenstad verkeersluw te maken en is conform het coalitieakkoord.
2.3.
Het verkeersbesluit is op 15 juli 2020 gepubliceerd in de Staatscourant nr. 37969. Dit besluit is onherroepelijk.
3. Ter zitting heeft verweerder toegelicht wat de verschillen zijn tussen het thans voorliggende verkeersbesluit en het hiervoor geldende verkeersbesluit voor de binnenstad van Enschede. Bij het vorige verkeersbesluit was het volgens verweerder voor automobilisten wel mogelijk om op alle tijdstippen de binnenstad uit te rijden. Onder het huidige verkeersbesluit mag dat niet meer. Het rijden in de binnenstad met brommers/scooters is al sinds 2002 niet toegestaan. Dit gebruik werd evenwel structureel gedoogd door verweerder. Vanwege toenemende overlast door met name bezorgscooters, heeft verweerder besloten het rijden op brommers/scooters in de binnenstad niet meer te gedogen. Dit standpunt heeft geresulteerd in het thans voorliggende verkeersbesluit. Hierbij zijn de verkeersborden aangepast en is duidelijk gecommuniceerd dat handhavend wordt opgetreden tegen het rijden met brommers/scooters in de binnenstad.
3.1.
Om de financiële pijn vanwege de coronamaatregelen voor met name horecaondernemers in de binnenstad te verlichten, konden deze ondernemers een tijdelijke ontheffing krijgen om in de binnenstad met bezorgscooters te rijden. Eiseres heeft een dergelijke tijdelijke ontheffing aangevraagd en gekregen. Tegen ondernemers in de binnenstad die wel met bezorgscooters werkten maar die geen tijdelijke ontheffing hebben gevraagd, is niet handhavend opgetreden. De vereiste tijdelijke ontheffing kon volgens verweerder immers worden verleend.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Verweerder heeft beleid vastgesteld met betrekking tot zijn (in de RVV 1990 neergelegde) bevoegdheid om ontheffing te verlenen. Dit betreft de “Beleidsregel zone voetgangersgebied binnenstad Enschede 2020” (hierna: de Beleidsregel). De Beleidsregel is op 1 september 2020 in werking getreden. De relevante artikelen uit de Beleidsregel zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De besluitvorming
6. Bij aanvraag van 10 november 2020 heeft eiseres verweerder verzocht haar een permanente ontheffing te verlenen voor het gebruik van drie bezorgscooters in de Korte Hengelosestraat en de Brammelerdwarsstraat vanaf 17:00 uur in het kader van haar bedrijfvoering.
7. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
7.1.
Verweerder heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat de Beleidsregel niet voorziet in het verlenen van een permanente ontheffing voor een brom- of snorfiets voor ondernemers/bezorgdiensten en dat dit, gelet op de doelstelling van het verkeersbesluit, een bewuste keuze is geweest.
7.2.
Verweerder is niet bereid om af te wijken van de Beleidsregel op grond van de hardheidsclausule. Volgens verweerder wordt eiseres niet dermate in haar (ondernemers)belangen getroffen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 6.2 van de Beleidsregel. Het verkeersbesluit en de gevolgen hiervan voor ondernemers in de binnenstad is tijdig en uitvoerig met de ondernemers gecommuniceerd, zodat deze hun bedrijfsvoering (eventueel) hierop hebben kunnen aanpassen. Ook heeft hij een passende oplossing geboden in de vorm van het realiseren van een extra stalling voor brom- en snorfietsen op een loopafstand van iets minder dan 70 meter van de ingang van het pand van eiseres, aldus verweerder. Hierdoor worden de effecten van het verbod op de bedrijfsvoering van eiseres tot een minimum beperkt. De gestelde financiële gevolgen zijn gestoeld op angsten voor de toekomst. Verder heeft verweerder gewezen op ongewenste precedentwerking als aan eiseres de gevraagde permanente ontheffing wordt verleend.
7.3.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat na het bestreden besluit rechtspraak is gevormd over de nadere/nieuwe invulling van het evenredigheidsbeginsel. Volgens verweerder voldoet het bestreden besluit hieraan.
Beroepsgronden
8. Eiseres stelt dat verweerder had moeten afwijken van de Beleidsregel. In dat kader heeft eiseres aangevoerd dat de financiële gevolgen voor haar onevenredig groot zijn, omdat zij 83% van haar inkomsten haalt uit de bezorging van maaltijden. Het algemene belang is daarentegen volgens eiseres nauwelijks in het geding, omdat de door haar bezorgscooters veroorzaakte verkeersbewegingen maar een zeer beperkt deel van de binnenstad betreft.
8.1.
De stalling die verweerder heeft gerealiseerd ligt op een afstand van ongeveer 70 meter van haar horecapand. Eiseres heeft berekend dat de looptijd naar deze stalling 45 seconden is, waardoor haar bezorgers 1,5 minuut per bezorging extra tijd kwijt zijn. Uitgaande van 60 ritten per dag bedraagt de extra tijd 90 minuten per dag. Per week is dat 10,5 uur, wat overeenkomt met € 68,25 per week extra personeelskosten. Per jaar is dat een bedrag van € 3.549,-. Eiseres acht dit een onevenredig groot bedrag, waardoor haar winstgevendheid en concurrentiepositie onevenredig onder druk komen te staan.
8.2.
Verder heeft eiseres aangevoerd dat deze stalling niet enkel en alleen door haar mag worden gebruikt. Als deze stalling vol is, moeten de scooters verderop worden gestald. Hierdoor wordt de loopafstand groter en dat kost meer tijd. Ook heeft eiseres hierdoor geen zicht op haar scooters.
8.3.
Eiseres bestrijdt dat zij tijd heeft gehad om te anticiperen op de gevolgen van het verkeersbesluit. Zij kan niet anticiperen. Bovendien mocht zij ervan uitgaan dat zij met succes een beroep kon doen op de hardheidsclausule.
Beoordeling door de rechtbank
9. Vast staat dat door de inwerkingtreding van het verkeersbesluit het (nog steeds) verboden is om met een scooter te rijden en te parkeren in de binnenstad van Enschede, waaronder in de Korte Hengelosestraat en in de Brammelerdwarsstraat. Het verschil met de situatie van voor dit verkeersbesluit is dat verweerder vanaf de datum inwerkingtreding handhavend zal optreden tegen het overtreden van dit verbod.
9.1.
Verweerder is op grond van artikel 87 van het RVV 1990 in samenhang met de artikelen 4, eerste lid, 6, eerste lid, en 62 van het RVV 1990 bevoegd om een ontheffing te verlenen van dit verbod.
10. Het gebruiken van deze bevoegdheid is nader uitgewerkt in de Beleidsregel. De Beleidsregel voorziet niet in de mogelijkheid om een permanente ontheffing te verlenen voor scooters ten behoeve van (de exploitatie van) ondernemingen/ bezorgdiensten. Verweerder is op grond van artikel 2.4, tweede lid, van de Beleidsregel gehouden om een verzoek om een dergelijke ontheffing af te wijzen, tenzij er met succes een beroep op de hardheidsclausule, neergelegd in artikel 6.2 van de Beleidsregel, kan worden gedaan. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
11. Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder in deze zaak in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet af te wijken van de Beleidsregel ten behoeve van eiseres.
11.1.
Ten aanzien van de vraag of in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden als voornoemd dan wel of het niet verlenen van de gevraagde ontheffing tot onevenredige gevolgen voor eiseres leidt, overweegt de rechtbank het volgende.
11.2.
De rechtbank overweegt dat eiseres de financiële gevolgen van het niet verlenen van de gevraagde ontheffing in haar beroepschrift heeft berekend aan de hand van de extra tijd (dus loonkosten) die de bezorgers kwijt zijn met het lopen naar de stalplek van de bezorgscooters en het weer teruglopen naar het horecapand. Eiseres heeft berekend dat hiermee per bezorgrit 2 x 45 seconden = 1,5 minuut extra tijd gemoeid gaat. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat van deze 1,5 minuut, 30 seconden moeten worden afgetrokken omdat het rijden met de scooter vanaf het pand via de stalplek ook tijd (15 seconden) vergt.
11.3.
De rechtbank overweegt dat, uitgaande van de gestelde loonkosten van € 6,50 per uur, de extra loonkosten per rit overeenkomen met € 0,16 per rit (berekening eiseres) dan wel € 0,11 per rit (berekening verweerder). Ter zitting heeft eiseres desgevraagd meegedeeld dat bij sommige ritten slechts één maaltijd wordt bezorgd en dat bij andere ritten meerdere bezorgadressen worden aangedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat door deze extra kosten de winstgevendheid c.q. haar concurrentiepositie onevenredig worden aangetast. Bovendien kan eiseres die extra kosten eventueel doorberekenen aan haar klanten. Dat wordt door eiseres ook niet bestreden.
11.4.
Deze berekening is ter zitting aan eiseres voorgehouden. Eiseres heeft daarop meegedeeld dat de financiële gevolgen inderdaad niet heel erg groot zijn. Eiseres heeft aangegeven dat zij hoofdzakelijk een personeelsprobleem heeft. Eiseres liet de maaltijden bezorgen door jongeren die op scooters mogen rijden, jongeren van 16 jaar en ouder. Zij is -mede vanwege het verkeersbesluit - overgestapt op bezorging met elektrische fietsen, ook door jongere medewerkers. Omdat het bezorgpersoneel de voorkeur geeft aan scooters, en zij die door het verkeersbesluit minder (efficiënt) kan inzetten, wordt eiseres een minder aantrekkelijke werkgever. Daardoor is het lastig om aan goed personeel te komen.
11.5.
De rechtbank ziet in het door eiseres geschetste probleem geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder van de Beleidsregels had moeten afwijken. De rechtbank overweegt dat het door eiseres geschetste probleem een probleem is waarmee niet alleen eiseres wordt geconfronteerd, maar ook andere ondernemers in de binnenstad van Enschede. Bovendien is momenteel sprake van een zeer krappe arbeidsmarkt, waarbij het personeel de (bij)banen voor het uitzoeken heeft. Om personeel te verkrijgen en te behouden, moet de werkgever ervoor zorgen dat hij/zij een meer aantrekkelijke werkgever is dan de concurrent. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een ondernemersrisico dat voor rekening van eiseres dient te komen. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiseres nog steeds bezorgscooters kan inzetten ten behoeve van haar bedrijfsvoering. Deze kunnen alleen niet langer direct voor de onderneming geparkeerd worden.
11.6.
Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het verlenen van de gevraagde ontheffing kan resulteren in ongewenste precedentwerking, nu andere ondernemers in de binnenstad met dezelfde (personeels)problemen te maken hebben.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich gelet op het vorenstaande op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van dermate bijzondere omstandigheden waardoor verweerder aan eiseres toch een ontheffing zou moeten verlenen. Het niet verlenen van de gevraagde ontheffing aan haar leidt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet tot onevenredige gevolgen in deze concrete zaak.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990)
Artikel 4, eerste lid, van het RVV 1990 bepaalt dat voetgangers het trottoir of het voetpad gebruiken.
Artikel 6, eerste lid, van het RVV 1990 bepaalt dat bromfietsers het fiets/bromfietspad gebruiken.
Artikel 62 van het RVV 1990 bepaalt dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
Artikel 87 van het RVV 1990 bepaalt dat door het bevoegd gezag ontheffing kan worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, artikel 5, eerste, tweede en achtste lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, C22c, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78 en 81.
Beleidsregel zone voetgangersgebied binnenstad Enschede 2020 (hierna: Beleidsregel)
Artikel 2.4, tweede lid, van de Beleidsregel bepaalt dat een ontheffing uitsluitend wordt verleend indien alle voor de aanvraag van desbetreffende ontheffing benodigde gegevens c.q. bescheiden zijn overgelegd en door de aanvrager wordt voldaan aan alle in deze beleidsregels beschreven omstandigheden om voor een ontheffing in aanmerking te komen.
Onder ‘ontheffing’ wordt verstaan: (schriftelijke) verklaring dat de houder van deze verklaring onder voorwaarden mag afwijken van het gestelde in deze (artikel 1.1, onder m, van de Beleidsregel).
Hoofdstuk 4 van de Beleidsregel is getiteld “Aanvragen van permanente ontheffingen voor een brom- of snorfiets”. De Beleidsregel voorziet enkel in het verlenen van een permanente ontheffing voor bewoners met eigen parkeergelegenheid/berging voor een brom- of snorfiets (artikel 4.1) en het verlenen van een dergelijke ontheffing ten behoeve van gehandicapten (artikel 4.2). De Beleidsregel voorziet niet in het verlenen van een permanente ontheffing voor ondernemers/bezorgdiensten.
Onder een snor- of bromfiets wordt verstaan: een gemotoriseerd voertuig voorzien van een gele of blauwe kentekenplaat, alsmede een speedpedelec, niet zijnde een scootmobiel (artikel 1.1, onder d, van de Beleidsregel).
Artikel 6.2 van de Beleidsregel bevat de hardheidsclausule. Hierin staat dat het college handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.