ECLI:NL:RBOVE:2022:136

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
84/200443-21 (P) (FP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor het bezit van illegaal vuurwerk met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. De verdachte werd op 29 oktober 2020 in Almelo betrapt met 300 stuks Cobra 6 vuurwerk in de kofferbak van zijn auto. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was, ondanks de verdediging die stelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld was. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het vuurwerk niet deugdelijk was onderzocht en concludeerde dat het vuurwerk daadwerkelijk professioneel was. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een taakstraf van 180 uur. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn schone strafblad, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist. De uitspraak benadrukt de ernst van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en de risico's die dit met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/200443-21 (P) (FP)
Datum vonnis: 20 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H.E. Groeneboer, en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Arts, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 29 oktober 2020 professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2020 te Almelo, in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te
weten
300 stuks (zie p. 31 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit.
Hij heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat het vuurwerk niet deugdelijk is onderzocht. Immers is het vuurwerk enkel op uiterlijke kenmerken beoordeeld; er heeft geen steekproef plaatsgevonden en het kruit in de cobra’s is niet onderzocht. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat er dummy’s in de dozen zaten.
De raadsman stelt zich daarnaast op het standpunt dat sprake is van een onrechtmatige doorzoeking in de auto. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond. Een grond voor de doorzoeking van de auto op basis van de Wet op de economische delicten (WED) was volgens de raadsman eveneens niet aanwezig. Nu een rechtsgrond voor de doorzoeking van de auto ontbreekt, en sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dient het vuurwerk dat in de auto is aangetroffen van het bewijs te worden uitgesloten dan wel dient dit vormverzuim te leiden tot strafvermindering.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de doorzoeking rechtmatig heeft plaatsgevonden, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Onrechtmatige doorzoeking van de auto? [1]
Uit het dossier zijn de volgende feiten met betrekking tot de doorzoeking in de auto gebleken.
Op 26 oktober 2020 heeft de politie een anonieme melding ontvangen betreffende ‘illegaal vuurwerk in Almelo’. [2] In deze melding staat beschreven dat bekend is dat “
[medeverdachte] grootschalig handelt in illegaal vuurwerk. Het vuurwerk wordt met meerdere bussen tegelijk naar Nederland gehaald en direct doorverhandeld. [medeverdachte] heeft in Duitsland een paar bunkers waar het vuurwerk wordt opgeslagen. Hij is woonachtig aan [adres 2] . Meneer bezit een blauwe Fiat Panda waarmee hij soms wat vuurwerk wegbrengt in Nederland.”Genoemde [medeverdachte] is de medeverdachte.
Op 11 december 2019 heeft de politie ook een MMA melding ontvangen waarin wordt beschreven dat [medeverdachte] in illegaal vuurwerk zou handelen dat in zijn woning zou zijn opgeslagen. [3] Door gebrek aan capaciteit is hier toen geen nader onderzoek naar gedaan.
Naar aanleiding van de tweede melding zijn na overleg met de officier van justitie op 27 oktober 2020 en 29 oktober 2020 observaties uitgevoerd, waarbij onder meer de woning van [medeverdachte] aan [adres 2] is geobserveerd. [4]
Op 29 oktober 2020, om 18.30 uur, zagen de verbalisanten dat [medeverdachte] in zijn woonkamer liep. Ongeveer tien minuten later zagen zij dat een zwarte Audi met kenteken [kenteken] (hierna: de Audi) achteruit op de oprit van [adres 2] werd geparkeerd. De verbalisanten hoorden een geluid alsof iemand met iets zwaars tegen een deur aanliep. Vervolgens zagen zij dat een lange, slanke, blonde man vanuit de garage een doos naar de Audi tilde en deze achterin de auto legde. De man moest deze doos met twee handen vasthouden. Het leek alsof de doos zwaar was. De verbalisanten zagen vervolgens dat de Audi de oprit afreed en de Avenue opreed. [5]
Naar aanleiding hiervan is de Audi door andere verbalisanten gevolgd en gecontroleerd, waarbij bleek dat deze werd bestuurd door verdachte. In de kofferbak van de Audi troffen zij vervolgens twee dozen professioneel vuurwerk aan, met in totaal 100 pakketjes van drie stuks Cobra 6. [6]
De beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de Audi blijkens het proces-verbaal van aanhouding is doorzocht op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafrecht (de rechtbank begrijpt: artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering, hierna: Sv). In artikel 96b Sv is - voor zover hier relevant - bepaald dat een opsporingsambtenaar bevoegd is een vervoermiddel ter inbeslagneming te doorzoeken in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv. Op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden bestond naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding om te spreken van een verdenking ter zake van een misdrijf, meer in het bijzonder een vuurwerkmisdrijf. Op grond van die verdenking had de politie de bevoegdheid om de Audi te doorzoeken, waardoor – anders dan de raadsman heeft betoogd – geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs.
Overigens hadden de opsporingsambtenaren op grond van artikel 23 WED op zichzelf eveneens de bevoegdheid om in het belang van de opsporing vervoersmiddelen, inclusief lading, te onderzoeken, met het oog op de naleving van voorschriften als bedoeld in de artikelen 1 en 1a van de WED. Ook hierom is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim waaraan het door de verdediging bepleite gevolg van bewijsuitsluiting, dan wel enig ander gevolg verbonden zou moeten worden.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Vuurwerk niet deugdelijk onderzocht?
Het vuurwerk dat in de Audi is aangetroffen is in beslag genomen en door het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) onderzocht. [7] Het COV komt tot de conclusie dat het gaat om 300 stuks Bangers (zwaar knalvuurwerk: categorie F4 en/of niet ingedeeld), zoals gespecificeerd in het onder 1 ten laste gelegde feit, en dat die zijn aan te merken als professioneel vuurwerk.
Naar het oordeel van de rechtbank is – anders dan de raadsman heeft bepleit – geenszins aannemelijk geworden dat de cobra’s slechts dummy’s waren en ten onrechte als vuurwerk zijn aangemerkt. Door of namens verdachte is geen enkele omstandigheid aangevoerd die aanknopingspunt zou kunnen bieden voor een vermoeden dat de cobra’s niet echt waren. Daarnaast ontbreekt ook in het dossier enig objectief aanknopingspunt ter ondersteuning van dit alternatieve scenario. Ook de deskundigheid van het COV is niet in twijfel getrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid dan wel de betrouwbaarheid van de bevindingen van de deskundige te twijfelen en verwerpt het verweer van de raadsman hieromtrent.
Het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de bestuurder was van de Audi. [8]
Een van de verbalisanten heeft gezien dat een lange, slanke, blonde man een doos vuurwerk in de kofferbak legde. [9] Tijdens de observatie zijn geen andere personen of goederen rondom de Audi gezien.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte een lange, slanke, blonde man is, die voldoet aan de beschrijving van de verbalisant. [10]
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het voorgaande, dan ook niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte degene is geweest die in ieder geval één doos met professioneel vuurwerk, zoals aangetroffen in de Audi, in de kofferbak heeft gelegd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij bij [medeverdachte] , een kennis van hem, een kistje met mandarijnen of citroenen moest afleveren (en dus niet moest ophalen) en dat hij niet wist dat er twee dozen met illegaal vuurwerk in de Audi lagen, dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2020 te Almelo opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 300 stuks bangers (Cobra 6), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer in samenhang met artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a en 2 WED. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – verzocht om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren. Hij heeft daarbij verwezen naar diverse rechtelijke uitspraken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. In de kofferbak van de auto zijn in totaal 300 Cobra 6 aangetroffen met een netto explosieve massa (NEM) van 28 gram per stuk.
Het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk is extreem gevaarzettend. Ontploffing van deze hoeveelheid vuurwerk had grote gevolgen kunnen hebben voor personen en goederen in de directe omgeving. Te denken valt aan onder meer gehoorbeschadiging, oogletsel en verminking van ledematen. Ook valt te denken aan schade aan voorwerpen en aan de mogelijkheid van brand. Het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid professioneel vuurwerk levert aldus gevaren op voor mens en dier en veroorzaakt maatschappelijk onacceptabele risico’s.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel van het strafblad van verdachte van 1 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen zijn bij feiten als de onderhavige, in het bijzonder indien deze bij herhaling worden gepleegd, niet uitgesloten. In het onderhavige geval acht de rechtbank een dergelijke straf niet passend. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte (nu bijna 21 jaar), het feit dat hij een first offender is en de straffen die door deze rechtbank in vergelijkbare vuurwerkzaken worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om tot een andere en lagere strafoplegging te komen, dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een taakstraf voor de duur van 180 uren. Ter voorkoming van recidive en om uitdrukking te geven aan de ernst van het feit, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren eveneens op zijn plaats.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. H. Manuel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2020514003. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 6.
3.Pagina 6 en 7.
4.Pagina 6.
5.Pagina 7.
6.Pagina 9, onderaan en pagina 10, bovenaan.
7.Pagina 23 en 31.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 januari 2022.
9.Pagina 7, zevende alinea.
10.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 6 januari 2022.