ECLI:NL:RBOVE:2022:134

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
9408148 \ CV EXPL 21-2006
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van resterende koopsom na verkoop van een auto met gebreken

In deze zaak heeft eiser, een verkoper van een auto, een vordering ingesteld tegen gedaagde, de koper, voor betaling van de resterende koopsom van € 4.000,00. De auto, een Mercedes Benz S 500 Lang, was verkocht voor een totaalbedrag van € 9.000,00, waarbij gedaagde in termijnen zou betalen. Eiser heeft een deel van de koopprijs afgetrokken vanwege een defect aan de automatische versnellingsbak, maar gedaagde heeft de resterende betalingen niet gedaan. Gedaagde stelt dat de auto gebreken vertoonde en dat hij niet akkoord ging met de prijsverlaging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade van de versnellingsbak al was afgewikkeld tussen partijen en dat gedaagde geen bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over waterschade en andere gebreken. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde rente zijn afgewezen omdat eiser niet aan de wettelijke vereisten voldeed. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9408148 \ CV EXPL 21-2006
Vonnis van 11 januari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: MKB Ondernemen B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 oktober 2021,
- de aanvullende producties van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling via Teams op 15 december 2021, waarbij [eiser] is verschenen, bijgestaan door A.J. Vleugel van MKB Ondernemen B.V., en waarbij [gedaagde] is verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken,
- de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 30 december 2020 heeft [gedaagde] een auto (een Mercedes Benz S 500 Lang) van [eiser] gekocht voor € 9.000,00. In de koopovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde] € 3.000,00 bij aflevering zal betalen, € 3.000,00 uiterlijk op 30 april 2021 en € 3.000,00 uiterlijk op 31 juli 2021.
2.2.
[gedaagde] heeft bij aflevering van de auto € 3.000,00 aan [eiser] betaald.
2.3.
In januari 2021 heeft [gedaagde] via WhatsApp aan [eiser] medegedeeld dat de automatische versnellingsbak van de auto niet goed functioneerde en gerepareerd moest worden. [eiser] heeft voorgesteld om daarom € 2.000,00 van de prijs af te trekken.
2.4.
In april 2021 heeft [gedaagde] via WhatsApp aan [eiser] medegedeeld dat hij de tweede termijn door privéomstandigheden niet op tijd kon betalen. [eiser] heeft hem de gelegenheid geboden om eind mei 2021 € 1.000,00 te betalen en de laatste € 3.000,00 te betalen zoals gepland (uiterlijk op 31 juli 2021).
2.5.
[gedaagde] heeft niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van € 4.000,00 aan hoofdsom, € 525,00 aan incassokosten en € 3,51 aan wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] een auto van hem heeft gekocht voor € 9.000,00 en dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] in drie termijnen zou betalen. [gedaagde] heeft conform de overeenkomst bij aflevering van de auto € 3.000,00 betaald. [eiser] stelt dat hij € 2.000,00 van de prijs heeft afgetrokken, omdat [gedaagde] op enig moment na de aankoop aan [eiser] meldde dat de automatische versnellingsbak van de auto niet goed functioneerde en gerepareerd moest worden, zodat er nog een bedrag van € 4.000,00 resteert. De tweede en derde betalingstermijn zijn verlopen, maar [gedaagde] heeft het resterende bedrag niet betaald. [eiser] vordert daarom betaling van € 4.000,00.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat de auto gebreken had en dat hij niet akkoord is gegaan met het aftrekken van € 2000,00 van de prijs.

4.De beoordeling

Hoofdsom

4.1.
[eiser] heeft een auto aan [gedaagde] verkocht en vordert betaling van de resterende koopsom. [gedaagde] stelt dat de auto kapot was en dat hij daarom niet hoeft te betalen. Volgens hem was de automatische versnellingsbak kapot en heeft de auto waterschade.
Kapotte versnellingsbak
4.2.
Uit de door [eiser] overgelegde WhatsApp-berichten tussen partijen, blijkt dat er op enig moment na de aankoop sprake was van een kapotte versnellingsbak. [gedaagde] heeft op 14 januari 2021 medegedeeld dat de auto een paar dagen stil heeft gestaan en niet meer schakelde en heeft op 29 januari 2021 foto’s van een geoxideerde printplaat gestuurd. [eiser] ontkent niet dat de versnellingsbak kapot was. Hij stelt echter dat hij [gedaagde] is tegemoetgekomen door € 2.000,00 van de koopprijs van de auto af te trekken, terwijl de reparatiekosten € 1.900,00 bedroegen. [gedaagde] stelt dat hij hier niet mee akkoord is gegaan.
4.3.
Uit de WhatsApp correspondentie tussen partijen blijkt het volgende.
Op 2 februari 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] medegedeeld dat het vervangen van het onderdeel tussen de € 2.000,00 en € 2.200,00 kost. [eiser] heeft toen voorgesteld om € 2.000,00 van de koopprijs af te trekken. Op 10 februari 2021 heeft [gedaagde] medegedeeld dat de auto weer oké en storingsvrij is en dat de rekening ruim € 1.900,00 is. [eiser] heeft daarop geantwoord dat het aanbod om € 2.000,00 van de prijs af te halen blijft staan.
Op 7 en 8 april 2021 heeft [gedaagde] gestuurd dat de auto heerlijk rijdt en dat hij nog steeds heel blij is met de auto, vooral de staat ervan. Hij schrijft:
“Love my sclass”.Daarnaast heeft hij gevraagd of hij de € 4.000,00 als laatste betaling ineens kan doen. [eiser] heeft daarop geantwoord dat hij het geld het liefst volgens afspraak ontvangt: eerst € 1.000,00 (uiterlijk op 30 april 2021) en € 3.000,00 als laatste termijn.
Op 7 mei 2021 heeft [eiser] medegedeeld dat [gedaagde] een week over tijd is met de betaling. Hij heeft toen voorgesteld dat [gedaagde] eind mei 2021 € 1.000,00 betaalt en de laatste € 3.000,00 zoals gepland (uiterlijk op 31 juli 2021). [gedaagde] heeft daarop geantwoord dat hij zijn best zal doen.
Op 2 juni 2021 heeft [eiser] medegedeeld dat de termijn is verlopen en dat hij de week erop een incassoprocedure zal starten. [gedaagde] heeft daarop (onder meer) het volgende gereageerd:
“Kom maar op dan ik heb kapotte auto bij je gekocht. (…) Ik kom wel naar de rechter met foto’s verweerde computer auto. Tot dan.”
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de WhatsApp-berichten dat [gedaagde] akkoord is gegaan met het aanbod van [eiser] om € 2.000,00 van de koopprijs af te trekken in verband met de schade van de kapotte versnellingsbak. Uit zijn berichten blijkt immers dat de auto gerepareerd is voor € 1.900 en dat hij daarna tevreden over de auto was. Vervolgens benoemt [gedaagde] zelf dat hij nog € 4.000,00 moet betalen. Ook blijkt uit zijn berichten dat hij akkoord is gegaan met de betaling van € 1.000,00 eind mei 2021 en van € 3.000,00 als laatste termijn. [gedaagde] stelt pas dat de auto (afgezien van de versnellingsbak) kapot is wanneer [eiser] mededeelt dat de betalingstermijn is verlopen en een incassoprocedure zal worden gestart.
4.5.
De kantonrechter concludeert dan ook dat de schade van de kapotte versnellingsbak al is afgewikkeld tussen partijen, zodat dit niet aan toewijzing van de vordering in de weg staat.
Waterschade
4.6.
[gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat de auto volgens autobedrijf [X] 101 storingen zou hebben. Volgens hem heeft een autobedrijf in Vriezenveen geconstateerd dat de auto waterschade heeft gehad, waardoor de computer van de auto kapot is gegaan en allerlei functies zijn uitgevallen. Volgens [gedaagde] is de waterschade ontstaan door het niet schoonhouden van de hemelwaterafvoer van de auto en moet [eiser] hebben geweten dat de auto niet goed was.
4.7.
[eiser] betwist dat de auto waterschade heeft gehad en voert aan dat [gedaagde] geen stukken heeft overgelegd en zijn stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
4.8.
De kantonrechter volgt [eiser] in zijn standpunt dat [gedaagde] zijn stellingen niet heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft geen stukken overgelegd van [X] waaruit de storingen blijken en heeft ook geen stukken overgelegd van het autobedrijf in Vriezenveen waaruit de waterschade blijkt. Daarnaast heeft de kantonrechter enkele tegenstrijdigheden opgemerkt in het betoog van [gedaagde] . Zo heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord gesteld dat hij de auto vijf maanden daarvoor – dus in
april 2021– al zou hebben verkocht aan een particulier, terwijl hij ter zitting heeft gesteld dat hij de auto in de zomer heeft verkocht aan een sloopbedrijf. Dit wekt twijfel over de geloofwaardigheid van het betoog van [gedaagde] .
4.9.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat aan [gedaagde] stellingen als onvoldoende gemotiveerd voorbij moet worden gegaan.
Conclusie
4.10.
Nu [gedaagde] niets heeft aangevoerd wat aan toewijzing van de gevorderde hoofdsom in de weg staat, zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen tot betaling van het restantbedrag van € 4.000,00 voor de auto.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, aangezien het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. [gedaagde] is een natuurlijk persoon en handelde bij het sluiten van de koopovereenkomst met [eiser] niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Om aanspraak te kunnen maken op de buitengerechtelijke incassokosten, moet [eiser] in dat geval een aanmaning hebben verzonden zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] een aanmaning heeft verzonden die voldoet aan de eisen van dit artikel. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten daarom afwijzen.
Wettelijke rente
4.12.
[eiser] vordert een bedrag van € 3,51 aan wettelijke rente, maar heeft dit bedrag niet gemotiveerd. Hij heeft niet gesteld vanaf wanneer hij rente vordert en over welk bedrag en vordert ook geen rente over de hoofdsom tot de dag van volledige betaling. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag daarom afwijzen.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] wordt in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 98,52
o BRP € 1,80
o DBR € 1,76
o BTW € 21,44
  • griffierecht € 240,00
  • salaris gemachtigde € 498,00(2,0 punt x tarief € 249,00)
Totaal € 861,52
4.14.
De door [eiser] apart gevorderde nakosten zijn toewijsbaar, omdat de proceskostenveroordeling hiervoor een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich vooraf laten begroten. De nakosten worden zoals gebruikelijk begroot op een half salarispunt van het toegewezen salaris, met een maximum van € 124,00. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 124,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van het restant bedrag van € 4.000,00 voor de auto,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 861,52,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 124,00 (½ punt x liquidatietarief met een maximum van € 124,00),
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A. Smit op 11 januari 2022.