ECLI:NL:RBOVE:2022:1335

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
C/08/235660 / HA ZA 19-347
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake non-conformiteit en betalingsverplichtingen tussen Argus Additive Plastics GmbH en [X] en [Y]

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft Argus Additive Plastics GmbH (hierna: Argus) een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschappen [X] en [Y] met betrekking tot de betaling van geleverde masterbatches. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 22 september 2021 vragen gesteld over de onderbouwing van de door [X] gestelde gebreken aan de geleverde producten. [X] heeft echter niet de gevraagde informatie verstrekt, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of er sprake was van een wezenlijke tekortkoming. De rechtbank heeft geoordeeld dat [X] niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de vordering van Argus tot betaling van € 82.586,54 voor de geleverde masterbatches toewijsbaar is. Tevens is [Y] hoofdelijk veroordeeld tot betaling, aangezien zij zich borg heeft gesteld voor de verplichtingen van [X]. De rechtbank heeft de vorderingen van Argus tot schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Argus niet voldoende onderbouwing heeft gegeven. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitgesproken op 4 mei 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/235660 / HA ZA 19-347
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
ARGUS ADDITIVE PLASTICS GMBH,
gevestigd te Büren (Duitsland),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.C. Wery te Enschede,
tegen

1.de besloten vennootschap [X] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap
[Y],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J.J. Douwes te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Argus, [X] en [Y] genoemd worden. [X] en [Y] zullen gezamenlijk als [X] (in vrouwelijk enkelvoud) worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 september 2021
  • de akte uitlaten van [X]
  • de antwoordakte van Argus.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
In het tussenvonnis van 22 september 2021 heeft de rechtbank nogmaals vraagtekens geplaatst bij de onderbouwing van de door [X] gestelde gebreken aan de vanaf december 2017 aan [X] geleverde masterbatches, aangezien uit de stellingen van [X] volgde dat zij met die masterbatches wel kunstgras garens heeft kunnen produceren. De rechtbank heeft in dat kader onder meer overwogen dat de frequentie van de reclamaties, althans het uitblijven daarvan, niet aansluit bij de stelling van [X] dat de machines al na acht à twaalf uur vastliepen. [X] diende zich daarom onder meer uit te laten over de vraag of ten aanzien van de vanaf december 2017 geleverde masterbatches wel sprake was van een wezenlijke tekortkoming als bedoeld in artikel 25 CISG. Verder heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 22 september 2021 bepaald dat [X] bij akte ten aanzien van ieder van de 9 leveringen masterbatches afzonderlijk – en indien er meerdere type masterbatches in één keer zijn geleverd, ook per type masterbatch afzonderlijk – diende aan te geven wanneer [X] de masterbatches in kwestie in gebruik heeft genomen, wanneer zij bij Argus precies over die specifieke masterbatches heeft geklaagd en waarom met die klachten voldaan is aan het bepaalde in artikel 39 lid 1 CISG. Dit mede om definitief te kunnen beoordelen of [X] in de gegeven omstandigheden binnen een redelijke termijn heeft geklaagd over de geleverde masterbatches.
2.2.
[X] heeft vervolgens in haar akte niets gesteld over de data van ingebruikname van de verschillende masterbatches. Zij heeft in dat kader wel verwezen naar een aantal als productie 27 overgelegde formulieren, maar zonder toelichting, die ontbreekt, is volstrekt onduidelijk op welke levering of batch de afzonderlijke formulieren betrekking hebben. Het is bovendien niet aan de rechtbank om zonder enig partijdebat feiten uit een productie te destilleren. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen volgens vaste jurisprudentie immers mee dat een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren.
Ten aanzien van de data waarop [X] over de afzonderlijke masterbatches precies heeft geklaagd, heeft [X] zich slechts in het algemeen op het standpunt gesteld voortdurend bij Argus te hebben geklaagd over de ervaren problemen met alle masterbatches, zonder daarbij per levering of batch concrete data te noemen. Verder is [X] in het geheel niet ingegaan op de vraag waarom met de betreffende klachten voldaan is aan het bepaalde in artikel 39 lid 1 CISG. [X] heeft derhalve op het punt van de klachtplicht niet de informatie verschaft waar de rechtbank om had verzocht.
2.3.
Ook op het punt van de wezenlijke tekortkoming heeft [X] zich in haar akte
beperkt tot algemeenheden, althans heeft zij feiten en omstandigheden aangevoerd die reeds bekend waren en niet direct relevant lijken voor de beoordeling van de vorderingen van partijen. [X] heeft namelijk de focus gelegd op de klachten die in de periode augustus tot en met oktober 2017 zijn geuit, terwijl Argus betaling vordert van masterbatches die pas vanaf 27 oktober 2017 zijn geleverd en uit de stellingen van [X] zelf volgt dat Argus op dat moment reeds wijzigingen in de receptuur van de masterbatches had doorgevoerd teneinde de door [X] ervaren problemen te verhelpen. Weliswaar is ook in de periode van eind oktober tot begin december 2017 tussen partijen nog contact geweest over die problemen, maar [X] heeft niet opgehelderd of dat contact betrekking heeft gehad op de vanaf 27 oktober 2017 geleverde batches en in hoeverre zij met die batches uiteindelijk toch op een behoorlijke wijze kunstgras garens heeft kunnen produceren tot aan de melding van 24 januari 2018. Dit had gelet op hetgeen in de tussenvonnissen van 10 maart en 22 september 2021 is overwogen, uitdrukkelijk op haar weg gelegen.
Wat betreft de melding van 24 januari 2018, althans de update van 1 februari 2018, heeft [X] in haar laatste akte nog wel toegelicht dat Argus twee nieuwe alternatieve additieven had geadviseerd, namelijk ARX741PA04LD en PA36LD, en dat met de betreffende melding/update aan Argus kenbaar is gemaakt dat ook met die additieven de problemen niet opgelost konden worden. De rechtbank leidt uit de factuur van 14 december 2017 echter af dat additief ARX741PA04LD al op die datum voor het eerst aan [X] is geleverd, terwijl additief PA36LD al in de zomer/het najaar van 2017 aan haar geadviseerd en geleverd lijkt te zijn. Ook ten aanzien van deze additieven blijft het derhalve de vraag of [X] hierover wel tijdig bij Argus heeft geklaagd.
2.4.
Nu [X] niet de informatie heeft verschaft waar zij om heeft verzocht, kan de rechtbank niet vaststellen of [X] over alle door Argus geleverde batches waarvan in deze procedure betaling wordt gevorderd, heeft geklaagd, althans of dat tijdig is gebeurd. Onduidelijk is bovendien gebleven in hoeverre ten aanzien van al die batches sprake is geweest van een wezenlijke tekortkoming. De rechtbank zal wegens het ontbreken van de gevraagde informatie het betoog van [X] dat de overeenkomsten met betrekking tot de aan [X] geleverde masterbatches op grond van non-conformiteit ontbonden moeten worden, passeren. Dit betekent dat niet wordt toegekomen aan een deskundigenbericht. Voor bewijslevering door middel van het horen van getuigen bestaat evenmin aanleiding, nu ook daarvoor eerst voldoende gesteld moet worden en [X] niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
2.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat [X] de facturen die betrekking hebben op de in de periode van 27 oktober 2021 tot en met 22 januari 2018 aan haar geleverde masterbatches van in totaal € 82.586,54 dient te voldoen. Dit deel van de vorderingen van Argus zal dus worden toegewezen. De door [X] aangevoerde omstandigheden met betrekking tot de verzekering van Argus kunnen wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden.
2.6.
Ook [Y] zal worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van
€ 82.586,54. Zij heeft zich immers borg gesteld voor de nakoming van de contractuele verplichtingen van [X] en [X] heeft op het punt van de uitwinning van die borgtocht geen relevant verweer gevoerd.
2.7.
Wat betreft de door [X] bestelde maar niet afgenomen masterbatches van in totaal € 125.412,73 geldt dat uit de laatste akte van Argus volgt dat zij al die masterbatches inmiddels in ongewijzigde vorm aan andere klanten heeft verkocht en geleverd. Dit betekent dat Argus de betreffende batches niet meer aan [X] kan leveren – voor zover [X] deze alsnog in ontvangst zou willen nemen – en zij de in artikel 30 CISG genoemde verplichting derhalve niet meer kan nakomen. Hoewel de betalingsverplichting van [X] met betrekking tot die batches strikt genomen in beginsel is blijven bestaan, ziet de rechtbank in deze gang van zaken aanleiding het bedrag van € 125.412,73 af te wijzen. Een andere uitkomst zou immers tot de rechtens onaanvaardbare situatie leiden dat [X] een zeer fors bedrag aan Argus dient te voldoen, zonder dat daar enige prestatie tegenover staat.
Argus heeft nog aangevoerd dat aan het hergebruik van de batches in kwestie (productie-) en verpakkingskosten verbonden zijn geweest en aangeboden een gecorrigeerde kostenstaat in het geding te brengen, maar de rechtbank gaat hieraan voorbij. Wat daar namelijk van zij, Argus had hoe dan ook reeds in een eerder stadium en in ieder geval bij haar laatste akte duidelijk kunnen en moeten maken welke gevolgen de doorverkoop van de batches voor haar vordering op [X] had en die vordering kunnen wijzigen.
2.8.
De door [X] gevorderde schadevergoeding – waarvoor slechts de eis van een tekortkoming en dus niet een
wezenlijketekortkoming geldt – is evenmin toewijsbaar, nu [X] ook ten aanzien van die vordering niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
2.9.
De door Argus gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen tot slot ook worden afgewezen, omdat Argus niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij die kosten heeft berekend.
2.10.
Nu beide partijen in conventie deels in het ongelijk worden gesteld en de vorderingen in reconventie samenhangen met die in conventie, ziet de rechtbank aanleiding
de proceskosten in conventie en reconventie te compenseren op de hierna te vermelden wijze. Dit leidt ertoe dat ook de door Argus gemaakte beslagkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [X] en [Y] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Argus te betalen een bedrag van € 82.586,54 vermeerderd met de rente als bedoeld in artikel 78 CISG daarover met ingang van 19 juli 2019 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen af;
in conventie en reconventie
3.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken door
mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek op 4 mei 2022.