In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft Argus Additive Plastics GmbH (hierna: Argus) een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschappen [X] en [Y] met betrekking tot de betaling van geleverde masterbatches. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 22 september 2021 vragen gesteld over de onderbouwing van de door [X] gestelde gebreken aan de geleverde producten. [X] heeft echter niet de gevraagde informatie verstrekt, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of er sprake was van een wezenlijke tekortkoming. De rechtbank heeft geoordeeld dat [X] niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de vordering van Argus tot betaling van € 82.586,54 voor de geleverde masterbatches toewijsbaar is. Tevens is [Y] hoofdelijk veroordeeld tot betaling, aangezien zij zich borg heeft gesteld voor de verplichtingen van [X]. De rechtbank heeft de vorderingen van Argus tot schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Argus niet voldoende onderbouwing heeft gegeven. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitgesproken op 4 mei 2022.