4.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 10 januari 2022 omstreeks 21.44 uur krijgt [slachtoffer] van zijn camerabeveiligingssysteem de melding dat beweging is gedetecteerd bij de voordeur van zijn woning aan [adres] in Hardenberg. Hij zag een lichtschijnsel van een zaklamp zijn huis in schijnen, waarop hij riep dat hij thuis was. Hij zag dat twee personen hierop afstand namen van zijn woning en op het hoekje bleven staan wachten. Vervolgens zag hij twee personen voor zijn huis lopen en hoorde hij een harde klap. Hierop is hij uit zijn woning gevlucht.
Omstreeks 22.00 uur kreeg de politie de melding te gaan naar [adres] in Hardenberg. Toen de verbalisant richting de woning liep, zag hij een schim voorbij schieten. Enkele seconden hierna zag hij een man rennen in de richting van de N34. Hij rende achter de man aan en zag in de richting van de N34 twee personen rennen. De mannen staken de N34 over. De verbalisant zag midden op de weg een Nike tas liggen. De tas was nog helemaal intact, zonder bandensporen en werd in beslag genomen. Aan de andere kant van de N34 aangekomen, hoorde de verbalisant geritsel.Verdachte werd hier in het riet aangehouden.Op het riet werd een bivakmuts aangetroffen.Op ongeveer 10 meter van de plek waar de mannen over de N34 waren gevlucht, werd een groot vleesmes aangetroffen.In de inbeslaggenomen tas bleek een waslijn te zitten.
De inbeslaggenomen bivakmuts is bemonsterd en daarop werd DNA van [naam 4] (de rechtbank begrijpt [naam 4] ), verdachte en minimaal twee onbekende personen aangetroffen.
Op de beelden van de beveiligingscamera is te zien dat twee personen bij de deur staan, waarvan één een tas draagt. Eén van hen doet zijn linkerhand even richting de deur en weer terug.Op het raam van de deur werd een kras aangetroffen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij bij het terugkijken van de beelden [verdachte] herkende aan zijn Nikes, houding en aan zijn stem. [verdachte] riep iets van “doe die kankerdeur open”.[slachtoffer] heeft verklaard dat hij met kerst en oud en nieuw door [naam 4] werd beschuldigd van diefstal
van 5.000 euro. [naam 4] en [verdachte] zijn vrienden.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met een andere persoon die dag naar de woning van [slachtoffer] is gegaan om € 5.000 terug te halen. Zij hadden dit 1 à 2 dagen daarvoor afgesproken. Verdachte zou hier € 2.500 voor krijgen. De andere man had het mes bij zich en heeft dit vlak voor zij op locatie waren aan verdachte laten zien. Bij de woning heeft verdachte geroepen: “doe die kankerdeur open”.
Kwalificatie van de gedragingen
De verdediging heeft bepleit dat verdachte slechts heeft geprobeerd bij de woning van [slachtoffer] in te breken, maar hiermee niet is doorgegaan omdat [slachtoffer] thuis bleek te zijn. Volgens de verdediging had verdachte geen opzet om geweld te plegen of daarmee te dreigen.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk. Verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning van [slachtoffer] ging om daar € 5.000 terug te halen. Hij wist dat zijn mededader een mes bij zich droeg en bij de woning heeft verdachte geroepen ‘doe die kankerdeur open’. Tevens is er een bivakmuts en een waslijn aangetroffen die kunnen worden gelinkt aan verdachte en/of zijn mededader. Naar het oordeel van de rechtbank passen deze feiten en omstandigheden niet bij een poging om heimelijk de woning van [slachtoffer] binnen te gaan en daar het geld mee te nemen, maar juist bij een poging [slachtoffer] door middel van (bedreiging met) geweld te betrekken bij het terugkrijgen van het geld. Daarbij komt dat bij verdachte geen inbrekersgereedschap is aangetroffen en hij ook heeft verklaard dat hij en zijn mededader deze niet bij zich hadden. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij en zijn mededader niets hebben besproken over hoe zij bij de woning zouden kunnen inbreken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte en zijn mededader bij de woning van [slachtoffer] waren om hem af te persen, dan wel om het geld met behulp van (bedreiging) van geweld terug te stelen. Dat verdachte en zijn mededader [slachtoffer] slechts wilden bedreigen acht de rechtbank niet bewezen.
Begin van uitvoering
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de hierboven genoemde gedragingen van verdachte en zijn mededader bij de woning van [slachtoffer] in combinatie met de goederen die zij met zich mee droegen, zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, namelijk om met (bedreiging) met geweld [slachtoffer] het geld afhandig te maken. Zij moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Door de hiervoor beschreven wijze van handelen, hebben verdachte en de mededader de grens van voorbereidingshandelingen overschreden en is sprake van een begin van uitvoering van zowel de afpersing als de diefstal met (bedreiging met) geweld.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1a en 1b primair ten laste gelegde. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1c ten laste gelegde.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond
van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 april 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen dossierpagina’s 3-6;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina’s 77-78;
- het proces-verbaal onderzoek smartphone, dossierpagina’s 72-74;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] dossierpagina’s 107-109;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] dossierpagina’s 104-106;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] dossierpagina’s 97-100.