ECLI:NL:RBOVE:2022:1294

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
08/008723-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en diefstal met geweld in vereniging, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 10 januari 2022 heeft een 21-jarige man, samen met een mededader, geprobeerd om een bedrag van € 5.000,- af te persen van een slachtoffer in Hardenberg. De verdachte was gewapend met een groot mes en droeg een bivakmuts. Tijdens de poging om het slachtoffer te dwingen de deur te openen, heeft hij geschreeuwd en gedreigd. De rechtbank Overijssel heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader een begin van uitvoering hebben gemaakt van de afpersing en de diefstal met geweld. De verdachte is ook veroordeeld voor het opzettelijk verkopen en afleveren van cocaïne, waarbij hij ongeveer 3 gram cocaïne in zijn bezit had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd en heeft al meerdere kansen gekregen om zijn gedrag te verbeteren, maar heeft deze niet benut. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een laatste kans te geven met een deels voorwaardelijke straf, zodat hij de mogelijkheid heeft om zijn leven op een positieve manier vorm te geven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/008723-22 (P)
Datum vonnis : 10 mei 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
zonder woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.M.J. Leerkes en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.K.B. Bijl, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een ander of alleen:
feit 1a:heeft geprobeerd om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) af te persen en/of;
feit 1b:heeft geprobeerd om met (bedreiging van) geweld een geldbedrag van
€ 5.000,00 van [slachtoffer] te stelen en/of;
feit 1c:heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen dan wel;
(
subsidiair)
schuldig is aan het voorbereiden van voornoemde strafbare feiten dan wel;
(
meer subsidiair)
[slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 2:schuldig is aan het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren, in elk geval aanwezig hebben, van ongeveer 3 gram cocaïne.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1a:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2021 tot en met 10 januari 2022 te Hardenberg, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten € 5.000,--(vijfduizend)), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , toebehoorde(n), immers heeft/hebben hij -verdachte- en/of zijn mededader(s) tegen/aan die [slachtoffer] medegedeeld/gezegd (zakelijk weergegeven)
-(via WhatsApp) “regel die doekoe(=geld)” en/of “Ik neuk je kk hard haal die p wallah” en/op “doe iets, want zo ga ik inderdaad naar jou” en/of Wallah Ik ga diegene opensnijden” en/of
-(vervolgens) naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan (gewapend) met een (groot) keukenmes en/of een bivakmuts en/of een stuk waslijn en/of (al dan niet met een (groot) keukenmes) op de ramen hebben gebonsd en/of (op dreigende en/of intimiderende wijze) hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven)
“doe die kankerdeur open”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
feit 1b:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2021 tot en met 10 januari 2022 te Hardenberg, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld (te weten € 5.000,- (vijfduizend)),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers heeft/hebben hij -verdachte- en/of zijn mededader(s) tegen/aan die [slachtoffer] medegedeeld/gezegd (zakelijk weergegeven)
-(via WhatsApp) “regel die doekoe(=geld)” en/of “Ik neuk je kk hard haal die p wallah” en/op “doe iets, want zo ga ik inderdaad naar jou” en/of Wallah Ik ga diegene opensnijden” en/of
-(vervolgens) naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan (gewapend) met een (groot) keukenmes en/of een bivakmuts en/of een stuk waslijn en/of (al dan niet met een (groot) keukenmes) op de ramen hebben gebonsd en/of (op dreigende en/of intimiderende wijze)hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven)“doe die kankerdeur open”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
feit 1c:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2021 tot en met 10 januari 2022 te Hardenberg, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben hij -verdachte-
en/of zijn mededader(s) tegen/aan die [slachtoffer] medegedeeld/gezegd (zakelijk weergegeven)
-(via WhatsApp) “Ik neuk je kk hard haal die p wallah” en/op “doe iets, want zo ga ik inderdaad naar jou” en/of Wallah Ik ga diegene opensnijden” en/of
-(vervolgens) naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan (gewapend) met een (groot) keukenmes en/of een bivakmuts en/of een stuk waslijn en/of (al dan niet met een groot keukenmes) op de ramen heeft/hebben gebonsd en/of (op dreigende en/of intimiderende wijze) hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven)“doe die kankerdeur open!”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2022 te Hardenberg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten afpersing (in vereniging) en/of diefstal met geweld (in vereniging) en/of zware mishandeling (in vereniging)
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
-een (groot) keukenmes en/of
-een zwarte bivakmuts en/of
-een waslijn/draad
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 december 2021 tot en met 10 januari 2022 te Hardenberg, in ieder geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft/hebben bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers heeft/hebben hij -verdachte- en/of zijn mededader(s) tegen/aan die [slachtoffer] medegedeeld/gezegd (zakelijk weergegeven)
-(via WhatsApp) “Ik neuk je kk hard haal die p wallah” en/op “doe iets, want zo ga ik inderdaad naar jou” en/of Wallah, Ik ga diegene opensnijden” en/of
-(vervolgens) naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan (gewapend) met een (groot) keukenmes en/of een bivakmuts en/of een stuk waslijn en/of (al dan niet met een (groot) keukenmes) op de ramen heeft/hebben gebonsd en/of (op dreigende en/of intimiderende wijze) hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) “doe die kankerdeur open”;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 te Hardenberg, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] en/of een of meer andere(n)) en/of vervoerd, in elk geval (op 23 juli 2021) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien het onder 1a en 1b primair ten laste gelegde naar voren gebracht dat nog geen sprake is van een begin van uitvoering, zoals is vereist voor het bewezen kunnen verklaren van een poging tot een strafbaar feit. Zij heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde geweld en de bedreiging daarmee. Verdachte heeft geen opzet gehad om geweld te plegen en hij wist niets van het mes, de waslijn en de bivakmuts. Verdachte wilde inbreken in de woning om het geld terug te halen, echter dit delict is niet voltooid toen bleek dat er toch iemand in huis was.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte een kortere periode heeft gedeald dan in de tenlastelegging is opgenomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 10 januari 2022 omstreeks 21.44 uur krijgt [slachtoffer] van zijn camerabeveiligingssysteem de melding dat beweging is gedetecteerd bij de voordeur van zijn woning aan [adres] in Hardenberg. Hij zag een lichtschijnsel van een zaklamp zijn huis in schijnen, waarop hij riep dat hij thuis was. Hij zag dat twee personen hierop afstand namen van zijn woning en op het hoekje bleven staan wachten. Vervolgens zag hij twee personen voor zijn huis lopen en hoorde hij een harde klap. Hierop is hij uit zijn woning gevlucht. [2]
Omstreeks 22.00 uur kreeg de politie de melding te gaan naar [adres] in Hardenberg. Toen de verbalisant richting de woning liep, zag hij een schim voorbij schieten. Enkele seconden hierna zag hij een man rennen in de richting van de N34. Hij rende achter de man aan en zag in de richting van de N34 twee personen rennen. De mannen staken de N34 over. De verbalisant zag midden op de weg een Nike tas liggen. De tas was nog helemaal intact, zonder bandensporen en werd in beslag genomen. Aan de andere kant van de N34 aangekomen, hoorde de verbalisant geritsel. [3] Verdachte werd hier in het riet aangehouden. [4] Op het riet werd een bivakmuts aangetroffen. [5] Op ongeveer 10 meter van de plek waar de mannen over de N34 waren gevlucht, werd een groot vleesmes aangetroffen. [6] In de inbeslaggenomen tas bleek een waslijn te zitten. [7]
De inbeslaggenomen bivakmuts is bemonsterd en daarop werd DNA van [naam 4] (de rechtbank begrijpt [naam 4] ), verdachte en minimaal twee onbekende personen aangetroffen. [8]
Op de beelden van de beveiligingscamera is te zien dat twee personen bij de deur staan, waarvan één een tas draagt. Eén van hen doet zijn linkerhand even richting de deur en weer terug. [9] Op het raam van de deur werd een kras aangetroffen. [10]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij bij het terugkijken van de beelden [verdachte] herkende aan zijn Nikes, houding en aan zijn stem. [verdachte] riep iets van “doe die kankerdeur open”. [11] [slachtoffer] heeft verklaard dat hij met kerst en oud en nieuw door [naam 4] werd beschuldigd van diefstal
van 5.000 euro. [naam 4] en [verdachte] zijn vrienden. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met een andere persoon die dag naar de woning van [slachtoffer] is gegaan om € 5.000 terug te halen. Zij hadden dit 1 à 2 dagen daarvoor afgesproken. Verdachte zou hier € 2.500 voor krijgen. De andere man had het mes bij zich en heeft dit vlak voor zij op locatie waren aan verdachte laten zien. Bij de woning heeft verdachte geroepen: “doe die kankerdeur open”. [13]
Kwalificatie van de gedragingen
De verdediging heeft bepleit dat verdachte slechts heeft geprobeerd bij de woning van [slachtoffer] in te breken, maar hiermee niet is doorgegaan omdat [slachtoffer] thuis bleek te zijn. Volgens de verdediging had verdachte geen opzet om geweld te plegen of daarmee te dreigen.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk. Verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning van [slachtoffer] ging om daar € 5.000 terug te halen. Hij wist dat zijn mededader een mes bij zich droeg en bij de woning heeft verdachte geroepen ‘doe die kankerdeur open’. Tevens is er een bivakmuts en een waslijn aangetroffen die kunnen worden gelinkt aan verdachte en/of zijn mededader. Naar het oordeel van de rechtbank passen deze feiten en omstandigheden niet bij een poging om heimelijk de woning van [slachtoffer] binnen te gaan en daar het geld mee te nemen, maar juist bij een poging [slachtoffer] door middel van (bedreiging met) geweld te betrekken bij het terugkrijgen van het geld. Daarbij komt dat bij verdachte geen inbrekersgereedschap is aangetroffen en hij ook heeft verklaard dat hij en zijn mededader deze niet bij zich hadden. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij en zijn mededader niets hebben besproken over hoe zij bij de woning zouden kunnen inbreken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte en zijn mededader bij de woning van [slachtoffer] waren om hem af te persen, dan wel om het geld met behulp van (bedreiging) van geweld terug te stelen. Dat verdachte en zijn mededader [slachtoffer] slechts wilden bedreigen acht de rechtbank niet bewezen.
Begin van uitvoering
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de hierboven genoemde gedragingen van verdachte en zijn mededader bij de woning van [slachtoffer] in combinatie met de goederen die zij met zich mee droegen, zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, namelijk om met (bedreiging) met geweld [slachtoffer] het geld afhandig te maken. Zij moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Door de hiervoor beschreven wijze van handelen, hebben verdachte en de mededader de grens van voorbereidingshandelingen overschreden en is sprake van een begin van uitvoering van zowel de afpersing als de diefstal met (bedreiging met) geweld.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1a en 1b primair ten laste gelegde. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1c ten laste gelegde.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond
van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 april 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen dossierpagina’s 3-6;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina’s 77-78;
- het proces-verbaal onderzoek smartphone, dossierpagina’s 72-74;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] dossierpagina’s 107-109;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] dossierpagina’s 104-106;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] dossierpagina’s 97-100.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1a, 1b en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1a:
hij op 10 januari 2022 te Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten € 5.000,--(vijfduizend)), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , toebehoorde, immers zijn verdachte en zijn mededader naar de woning van die [slachtoffer] gegaan (gewapend) met een (groot) keukenmes en een bivakmuts en een stuk waslijn en hebben (al dan niet met een (groot) keukenmes) op het raam gebonsd en (op dreigende en/of intimiderende wijze) hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven)
“doe die kankerdeur open”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
feit 1b:
hij op 10 januari 2022 te Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld (te weten € 5.000,- (vijfduizend)),
dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers zijn hij -verdachte- en zijn mededader
naar de woning van die [slachtoffer] gegaan (gewapend) met een (groot) keukenmes en een
bivakmuts en een stuk waslijn en hebben (al dan niet met een (groot) keukenmes) op het
raam gebonsd en (op dreigende en/of intimiderende wijze) geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven)“doe die kankerdeur open”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij in de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 te Hardenberg opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt (aan [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] en anderen) en vervoerd, in elk geval (op 23 juli 2021) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3 gram cocaïne, van een materiaal bevattende cocaïne.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1a en 1b:
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
en
het misdrijf:
poging tot diefstal in vereniging, terwijl het feit wordt voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 subsidiair en feit 2 wordt
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die
verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte inmiddels in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft zij verzocht aanvullend een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals hulp bij het aanpakken van de schulden van verdachte, begeleiding om structuur in zijn leven te krijgen en een meldplicht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is met een ander met een groot mes, een bivakmuts en een waslijn naar de woning van het slachtoffer gegaan om € 5.000 terug te halen. Nadat verdachte en deze andere persoon hun komst kenbaar hadden gemaakt door te roepen dat het slachtoffer de deur open moest doen, is het slachtoffer uit angst voor deze mannen zijn woning uit gevlucht.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij voor eigen rechter heeft willen spelen en daarbij heeft gehandeld uit eigen financieel gewin. Hij heeft een beangstigende situatie in het leven geroepen voor het slachtoffer door hem thuis op te zoeken, een plek waar hij zich juist veilig moet kunnen voelen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Cocaïne is een stof die gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Het gebruik van en de handel in een drug als cocaïne leiden bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormen daarmee een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft zich hierom niet bekommerd, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële belang.
De hierboven genoemde feiten zijn ernstige feiten die zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen, die fors langer is dan de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hetgeen blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 maart 2022, inhoudend dat verdachte al eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal met bedreiging met geweld en daarnaast voor heling, mishandeling en bedreiging. Al eerder zijn aan hem straffen opgelegd met een (aanzienlijk) voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden, waarna het voorwaardelijk deel alsnog ten uitvoer is gelegd. Dit weegt mee in zijn nadeel.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsrapport van 22 januari 2022. Hieruit komt naar voren dat verdachte problemen heeft op vrijwel alle leefgebieden. Hij heeft een geschiedenis van het niet nakomen van behandelafspraken en voorwaarden. Zo is een jeugdreclasseringtraject mislukt, heeft hij een opgelegde werkstraf niet afgerond en zich niet gehouden aan voorwaarden tijdens het toezicht bij de reclassering.
Verdachte heeft al meermalen de kans gekregen met hulp en begeleiding aan zichzelf te
werken en zijn leven een positieve wending te geven. Deze kansen heeft hij tot nu toe niet gegrepen. De reclassering schrijft in het rapport echter dat verdachte in het gesprek een andere houding laat zien en stelt zijn gedrag te willen veranderen.
Ook ter zitting heeft verdachte te kennen gegeven dat hij nu echt gemotiveerd is om aan zichzelf te werken. Hij heeft een vriendin bij wie hij kan wonen, hij heeft een baan geregeld en heeft zich ingeschreven voor de barbieropleiding met startdatum 1 augustus 2022.
De verdediging heeft het openbaar ministerie verzocht de reclassering over verdachte te laten rapporteren ten behoeve van de strafzitting en eventuele bijzondere voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie heeft hiertoe geen opdracht gegeven, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank in dit geval, gelet op de persoon en de jonge leeftijd van verdachte, wel aangewezen zou zijn geweest.
De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de veranderde houding van verdachte op dit moment voldoende aanleiding biedt om hem, bij wijze van laatste kans, onder andere de gelegenheid te bieden om aan deze opleiding te beginnen, zodat hij zijn leven op een positieve manier vorm kan geven.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte nog één keer het voordeel van de twijfel gunnen, en aan hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij verdachte de mogelijkheid heeft om op 1 augustus 2022 aan zijn opleiding te beginnen. Wel acht de rechtbank het aangewezen een stevige voorwaardelijke gevangenisstraf te bepalen, zodat verdachte gemotiveerd blijft zich niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geld (€ 370) moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en door middel van het strafbare feit (feit 2) is verkregen.
Tevens zal de rechtbank de op de beslaglijst vermelde tas met inhoud verbeurd verklaren, omdat dit een voorwerp is dat tot het begaan van het misdrijf is bestemd.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde bivakmuts en het mes vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voorwerpen zijn die tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1c ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1a, 1b en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1a en 1b:
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
en
het misdrijf:
poging tot diefstal in vereniging, terwijl het feit wordt voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1a, 1b en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
7 (zeven) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de
gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder 1 genoemde tas met inhoud en het geld (€ 370);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 2 (muts) en 3 (mes).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Metgod, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit:
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , dossierpagina 8
3.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 21 en 22
4.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 25
5.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 48
6.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 25
7.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 52
8.Een geschrift, te weten een NFI rapport van 16 maart 2022, dossierpagina 45 en 46
9.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 59
10.Een geschrift, te weten een fotoblad met beschrijving, dossierpagina 56
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , dossierpagina 8
12.Aanvullend proces-verbaal, dossierpagina 12
13.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 april 2022.