ECLI:NL:RBOVE:2022:1221

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
08/760065-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een 22-jarige jongen na positieve ontwikkeling en laag recidiverisico

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Overijssel de PIJ-maatregel van een 22-jarige jongen verlengd met zes maanden. De maatregel was oorspronkelijk opgelegd na een veroordeling voor doodslag op 15 maart 2019 en was ingegaan op 30 maart 2020. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico laag is en dat het belangrijk is om de voortgang van het traject te waarborgen door het starten van het STP-traject. Dit traject biedt de jongen meer vrijheden, terwijl er ook aandacht is voor zijn problematiek.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder het PIJ-verlengingsadvies van RJJI De Hunnerberg, dat op 9 februari 2022 was opgesteld. Tijdens de zitting op 21 april 2022 werd de vordering tot verlenging van het Openbaar Ministerie besproken. Zowel de jongen als zijn raadsman hebben geen bezwaar gemaakt tegen de verlenging. De deskundigen gaven aan dat de jongen een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat hij beter in staat is om zijn gevoelens te uiten en om hulp te vragen.

De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en voor de verdere ontwikkeling van de jongen. De rechtbank benadrukte dat de jongen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en dat hij openstaat voor behandeling. De beslissing om de termijn van de PIJ-maatregel met zes maanden te verlengen, werd unaniem genomen door de rechters, met de verwachting dat dit de jongen zal helpen in zijn resocialisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760065-18
Datum uitspraak: 4 mei 2022
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [adres] ,
hierna te noemen: [betrokkene] of betrokkene.

1.De aanleiding

De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 15 maart 2019, naast twee jaren jeugddetentie, opgelegd, na bewezenverklaring van het misdrijf doodslag.
De PIJ-maatregel is ingegaan op 30 maart 2020. De PIJ-maatregel eindigt, als zij niet wordt verlengd, op 30 maart 2022.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, te weten:
  • het PIJ-verlengingsadvies van RJJI De Hunnerberg, opgemaakt op 9 februari 2022 en ondertekend door drs. [deskundige 1] , GZ-psycholoog en drs. C. Peeters, directeur RJJI;
  • het twaalfde perspectiefplan betreffende de rapportageperiode 1 september 2021 tot 1 februari 2022;
  • het rapport ‘Instrument SAVRY’ van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 10 januari 2022.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 10 februari 2022 een vordering ingediend tot verlenging van de PIJ-maatregel met zes maanden.
De zitting is, achter gesloten deuren, gehouden op 21 april 2022.
De rechtbank heeft op de zitting gehoord:
  • [betrokkene] , bijgestaan door zijn raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Borne;
  • de officier van justitie mr. C.P. Dronkers;
  • de deskundigen: mevrouw drs. [deskundige 1] , GZ-psycholoog en [deskundige 2] , psycholoog van RJJI De Hunnerberg en [deskundige 3] , reclasseringswerker van Tactus Reclassering.
De officier van justitie heeft gesteld dat hij een verlenging met zes maanden nodig vindt.
[betrokkene] en zijn raadsman hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen de verlenging van de PIJ-maatregel met zes maanden.

4.De beoordeling

De vordering is op tijd ingediend, op 10 februari 2022.
De rechtbank moet op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepalen of de termijn van de PIJ-maatregel moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen de overgelegde stukken en de toelichting ter terechtzitting van de deskundigen mee.
Het verlengingsadvies
Het rapport van De Hunnerberg houdt onder meer het volgende in.
[betrokkene] is een 22-jarige jongeman met een gemiddelde intelligentie. Zijn problematiek werd in eerdere perspectiefplannen omschreven als agressieproblemen die veroorzaakt lijken te worden door een vermijdende copingstijl, waarbij [betrokkene] geneigd is om problemen en negatieve emoties uit de weg te gaan of te stapelen. [betrokkene] kan deze problemen onvoldoende bij zichzelf herkennen dan wel reguleren en vraagt dan ook onvoldoende adequaat om hulp en steun. Uit de laatste rapportage blijkt dat [betrokkene] de afgelopen jaren een duidelijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft meer zicht gekregen op het bespreekbaar maken van zijn gevoelens en gedachten en hij heeft geleerd om zelf meer om hulp te vragen. [betrokkene] heeft steeds minder de neiging om in de verdediging te schieten als hij feedback krijgt, hoewel dat nog wel kan opspelen op sommige momenten. Bij [betrokkene] is er onderliggend sprake van een verhoogde mate van wantrouwen, angst voor afwijzing en kritiek en een verhoogde krenkbaarheid, waardoor hij geneigd kan zijn tot terughoudendheid in contact met anderen. [betrokkene] heeft door middel van schematherapie en later ook in de psychomotorische therapie hard aan zijn problematiek gewerkt. Hij heeft tijdens het verblijf in de instelling voldoende ontwikkeling laten zien en nu is het van belang dat hij die ontwikkeling voortzet buiten de instelling tijdens het scholings- en trainingsprogramma (hierna: STP-traject). [betrokkene] toont zich verantwoordelijk in zijn gedrag. In de huidige, inmiddels minder gestructureerde setting kan ook gesproken worden van een remissie van zijn middelengebruik. [betrokkene] bevindt zich nu in een fase van de behandeling waarin hij veel vrijheden heeft en actief bezig is met de verdere voorbereiding op zijn resocialisatie. De aanvraag voor het STP-traject is door het ministerie toegekend. [betrokkene] zal bij zijn moeder gaan wonen onder eindverantwoordelijkheid van De Hunnerberg. Het is soms moeilijk voor [betrokkene] om zich te blijven conformeren aan de behandelverwachtingen en op die momenten kunnen bepaalde gevoeligheden binnen zijn problematiek nog opspelen. Het risico op onttrekking en recidive wordt op basis van de SAVRY-risicotaxatie als laag ingeschat. Om het mogelijk te maken de kern van de problematiek van [betrokkene] te blijven aanraken met als doel te voorkomen dat deze in de nabije of verre toekomst opnieuw gevaarzettend van invloed zal zijn op het gedrag van [betrokkene] , is volgens De Hunnerberg een voortzetting van het ingezette traject binnen een PIJ-maatregel nog noodzakelijk.
Ter zitting hebben de deskundigen mevrouw [deskundige 1] en de heer [deskundige 2] een toelichting op het rapport gegeven.
Mevrouw [deskundige 1] heeft verklaard dat zij degene is geweest die het rapport heeft opgesteld, maar dat zij intussen een nieuwe baan heeft en dat haar collega de heer [deskundige 2] de begeleiding van [betrokkene] heeft overgenomen.
De heer [deskundige 2] is bij het advies gebleven en heeft verklaard dat [betrokkene] een positieve en vooral ook een hele snelle ontwikkeling heeft doorgemaakt. [betrokkene] heeft eenmalig een terugval gehad in middelengebruik, hij heeft daarvoor een berisping gehad. De positieve kant van de terugval is dat [betrokkene] zelf heeft gemeld dat hij de fout in is gegaan en ook inziet dat het een domme fout is geweest die hij niet snel weer zal maken. Het STP-traject is inmiddels gestart en [betrokkene] woont bij zijn moeder. Binnen het STP-traject is nog niet alle begeleiding en behandeling opgestart, daarvoor moeten er nog contacten gelegd worden met andere instanties, zoals Transfore. Na de zes maanden van het STP-traject, zullen er nog stappen gezet dienen te worden in het traject van de voorwaardelijke beëindiging.
Ter terechtzitting heeft de deskundige mevrouw [deskundige 3] zich namens Tactus Reclassering aangesloten bij het advies van De Hunnerberg. Zij merkt op dat het algemene beeld dat de reclassering heeft van [betrokkene] is dat hij op een volwassen manier omgaat met de hobbels in zijn traject. Hij pakt de problemen waar hij tegenaan loopt op een constructieve manier op.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de maatregel destijds is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, en verlenging is daarom mogelijk volgens de wet.
De rechtbank is op basis van de rapportage en hetgeen de deskundigen ter zitting hebben
verklaard van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van
personen, de verlenging van de PIJ-maatregel eist, en dat verlenging in het belang van
een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [betrokkene] moet worden geacht.
[betrokkene] heeft tijdens de PIJ-maatregel een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij staat open voor behandeling en begeleiding. Hij heeft geleerd om beter over zijn gevoelens te praten en om hulp te vragen als hij problemen ervaart. [betrokkene] heeft grote stappen gezet in zijn ontwikkeling, hetgeen ook blijkt uit de manier waarop hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn (eenmalige) terugval in middelengebruik. Gelet op het recidiverisico dat middels de SAVRY wordt ingeschat als laag, ziet de rechtbank het belang van de voortgang van het traject door het starten van het STP-traject, waarin [betrokkene] steeds meer vrijheden krijgt, maar waarin ook de tijd wordt genomen de gevoeligheden binnen zijn problematiek adequaat te behandelen. Uit de rapportage en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de gevorderde zes maanden nodig zijn om het STP-traject te kunnen doorlopen. De rechtbank zal de termijn van de PIJ-maatregel daarom verlengen met zes maanden.
5.De beslissing
De rechtbank:
- verlengt de termijn van de PIJ-maatregel van
[betrokkene]met
zes maanden.
Aldus gegeven door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M. van Bruggen, kinderrechter en mr. R.P. Adema, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 mei 2022.
Buiten staat
mr. E.J.M. Bos en mr. R.P. Adema zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.