ECLI:NL:RBOVE:2022:1186

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
C/08/279708 / KG ZA 22-85
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing executie verkoop woning door huurder in kort geding

In deze zaak vordert de eiser, een huurder, schorsing van de executie van de verkoop van de woning waarin hij woont. De woning dreigt executoriaal te worden verkocht door ABN AMRO, met een geplande veiling op 20 april 2022. De eiser heeft een relatie gehad met de vorige eigenaar van de woning, mevrouw A, en heeft in 2013 een huurovereenkomst getekend. Na het overlijden van mevrouw A in 2021 is er een achterstand in de hypotheekbetalingen ontstaan, wat heeft geleid tot de executie. De eiser stelt dat hij recht heeft op de woning en dat de executie moet worden geschorst omdat ABN AMRO misbruik maakt van haar bevoegdheid en haar zorgplicht heeft geschonden. ABN AMRO betwist dit en stelt dat de eiser geen rechtstreeks belanghebbende is bij de executie, aangezien hij geen hypotheekgever of erfgenaam is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiser zijn vorderingen niet kan onderbouwen, omdat de woning in verhuurde staat zal worden verkocht en zijn rechten als huurder gerespecteerd blijven. De vorderingen van de eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/279708 / KG ZA 22-85
Vonnis in kort geding van 19 april 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.E. Kikkert te Enschede,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.K.J. van der Wal te Rosmalen.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7
  • de aanvullende producties 8 en 9 van [eiser]
  • de mondelinge behandeling op 15 april 2022
  • de pleitnota van ABN AMRO.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten, vordering en standpunten van partijen

2.1.
Deze zaak gaat over de door [eiser] bewoonde woning aan [het adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De woning dreigt executoriaal te worden verkocht door ABN AMRO. De veiling staat gepland op 20 april 2022 om 13:30 uur.
De woning was eigendom van mevrouw [A] . [eiser] is bij haar in de woning komen wonen en heeft vanaf 2012 een relatie gehad met mevrouw [A] . Zij hebben tot het overlijden van [A] , op [datum] 2021, samengewoond in de woning. [eiser] heeft vanaf mei 2020 ook zijn onderneming, [naam bedrijf] , ingeschreven op het adres [het adres] te [woonplaats] . [A] betaalde altijd de hypotheeklasten.
Na het overlijden van [A] is er een achterstand in de betaling van de hypotheek ontstaan ter hoogte van € 3.921,26. De op de woning rustende hypotheek bedraagt op dit moment € 29.917,92.
Een tante en een neef zijn de – volgens het wettelijke versterfrecht aangewezen – erfgenamen van de nalatenschap van mevrouw [A] . Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
Standpunt en vorderingen [eiser]
2.2.
wil in de woning blijven wonen. Het was de bedoeling van mevrouw [A] om na haar overlijden haar bezittingen en schulden aan [eiser] en voor een deel aan de kinderen van [eiser] na te laten. Door de ziekte van mevrouw [A] is het er echter uiteindelijk niet van gekomen om een testament op te laten stellen. Wel heeft mevrouw [A] een e-mail gestuurd naar de betrokken notaris waarin ze haar uiterste wil heeft verwoord. [eiser] heeft in 2013 de huurovereenkomst schriftelijk laten vastleggen en ondertekend. [eiser] vindt dat de executie moet worden geschorst omdat ABN AMRO misbruik maakt van haar bevoegdheid dan wel omdat ABN AMRO haar zorgplicht heeft geschonden. Als de veiling doorgaat zal hij de woning moeten verlaten en ontruimen terwijl dat niet de bedoeling was van mevrouw [A] . [eiser] zal een bodemprocedure starten waarin hij een verklaring voor recht zal vorderen dat hij de erfgenaam, althans mede-erfgenaam, is in de nalatenschap van mevrouw [A] . Deze bodemprocedure dient allereerst te worden afgewacht voordat er een onomkeerbare situatie ontstaat omdat de woning dan is verkocht. [eiser] is bereid in de tussentijd de hypotheeklasten te blijven voldoen zodat de achterstand niet verder oploopt.
[eiser] vordert:
primair:
ABN AMRO te verbieden om de voor 20 april 2022 geplande executoriale verkoop doorgang te laten vinden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat ABN AMRO niet aan de veroordeling voldoet en
subsidiair:
indien de voorzieningenrechter zou bepalen dat er – zij het later – wel geveild mag worden, dat zulks niet eerder dan op een termijn van negen maanden, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen latere termijn zal kunnen plaatsvinden,
met veroordeling van ABN AMRO in de kosten en nakosten van deze procedure.
Standpunt ABN AMRO
2.3.
ABN AMRO stelt zich op het standpunt dat de vorderingen moet worden afgewezen. [eiser] is allereerst geen rechtstreeks belanghebbende bij de gevorderde schoring van de executieveiling; hij huurt de woning, maar is geen hypotheekgever, geen erfgenaam en ook op geen andere wijze partij bij de hypotheekovereenkomst. ABN AMRO zal de woning gaan veilen in verhuurde staat. [eiser] kan er blijven wonen. ABN AMRO maakt geen misbruik van haar bevoegdheid en schendt evenmin haar zorgplicht.
ABN AMRO heeft de erfgenamen ruimschoots de tijd gegeven om tot een onderhandse verkoop van de woning te komen, ruim een jaar. Van ABN AMRO kan niet worden verlangd dat zij een bodemprocedure afwacht over de vraag wie erfgena(a)m(en) is (zijn) in de nalatenschap van mevrouw [A] . ABN AMRO staat daar bovendien buiten. Het staat ABN AMRO niet vrij om een betalingsregeling te treffen met [eiser] als huurder.

3.Oordeel en motivering voorzieningenrechter

3.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering; [eiser] vordert schorsing van de executieveiling van de door hem bewoonde woning die gepland staat op
20 april 2022.
3.2.
Niet in discussie is dat aan ABN AMRO het recht van parate executie (zoals een executieveiling van de woning) toekomt omdat er sprake is van verzuim van de betaling van de hypotheeklasten. De erfgenamen hebben de hypotheeklasten immers een aantal maanden niet betaald.
De executie kan onder meer worden verboden of geschorst in geval van misbruik van bevoegdheid door de hypotheekhouder.
3.3.
[eiser] stelt in de dagvaarding belang te hebben bij zijn vorderingen omdat hij de woning huurt en hij deze, indien de executieveiling doorgaat, moet verlaten en ontruimen. ABN AMRO heeft een aanzegging tot executie aan [eiser] verzonden met inroeping van het huurbeding. ABN AMRO heeft (nog) geen verlof aan de voorzieningenrechter verzocht. [eiser] meent dat hij daarom in deze procedure als geëxecuteerde moet en kan worden aangemerkt.
3.4.
De voorzieningenrechter constateert echter dat ter zitting is gebleken dat ABN AMRO er (bewust) voor heeft gekozen geen procedure ‘verlof inroepen huurbeding’ bij de voorzieningenrechter te starten.
In de gepubliceerde veilingvoorwaarden staat opgenomen dat de woning is verhuurd en in verhuurde staat zal worden verkocht. [eiser] mag dus vooralsnog in de woning blijven wonen ook al wordt de woning verkocht. Het recht van bewoning van de woning door [eiser] komt – zoals ABN AMRO dan ook terecht heeft aangevoerd – niet in gevaar door de executie, nu er geen verlof zal worden verzocht aan de voorzieningenrechter om het huurbeding te mogen inroepen en de woning in verhuurde staat zal worden verkocht. Ter zitting heeft de raadsman van ABN AMRO verklaard dat er inmiddels een aantal serieuze biedingen is ontvangen.
3.5.
[eiser] hoeft de woning na de executieveiling dus niet te verlaten en te ontruimen. Zijn rechten als huurder worden door ABN AMRO bij de executieveiling gerespecteerd.
3.6.
Het standpunt van [eiser] dat ABN AMRO de woning niet mag veilen in afwachting van de uitkomst van 1) een door [eiser] nog te starten bodemprocedure tegen de erfgenamen over de kwestie wie erfgenaam is in de nalatenschap van mevrouw [A] en/of 2) een mogelijke bodemprocedure tussen de nieuwe eigenaar van de woning en [eiser] over voortzetting/beëindiging van de huurovereenkomst, kan niet slagen. Los van de omstandigheid dat [eiser] zijn vorderingen niet op deze wijze heeft geformuleerd, gaan die geschillen ABN AMRO niet aan. Zij is immers geen partij bij die rechtsverhoudingen. ABN AMRO had voorheen enkel een contractuele relatie met mevrouw [A] en thans enkel met haar wettelijke erfgenamen.
Dat de uitkomst van deze procedure [eiser] onvoldoende zekerheid biedt voor de toekomst voor zijn (huidige) recht van bewoning van de woning (omdat [eiser] en mevrouw [A] hebben verzuimd hun erfrechtelijke afspraken notarieel vast te leggen en/of een nieuwe eigenaar van de woning de huurovereenkomst met [eiser] wil beëindigen), kan niet worden afgewenteld op ABN AMRO. Door (onverplicht) toe te staan dat de woning in verhuurde staat wordt geveild heeft ABN AMRO het belang van [eiser] bij voortgezette bewoning bovendien vooralsnog voldoende veiliggesteld.
3.7.
Het aanbod van [eiser] dat hij bereid is in de tussentijd de hypotheeklasten te blijven voldoen zodat de achterstand niet verder oploopt, maakt evenmin dat de executieverkoop moet worden geschorst. [eiser] is, zoals ABN AMRO terecht aanvoert, geen contractspartij van ABN AMRO. Het door ABN AMRO treffen van een betalingsregeling met de huurder, niet zijnde de schuldenaar, zou een schending van haar contractuele verplichting jegens de erfgenamen opleveren.
3.8.
De conclusie is dat [eiser] geen belang heeft bij het primair en subsidiair gevorderde. De vorderingen dienen reeds daarom te worden afgewezen.
3.9.
Een bespreking van de overige stellingen van partijen, waaronder die of gebruikmaking van het recht van parate executie in dit geval misbruik van recht van
ABN AMRO oplevert en of beantwoording van die vraag in deze procedure überhaupt kan voorliggen omdat ABN AMRO meent dat [eiser] in zijn hoedanigheid van huurder, niet kan worden aangemerkt als ‘geëxecuteerde’, kan daarom achterwege blijven.
3.10.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen.
De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 86,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 742,00.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 742,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten op 19 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: