ECLI:NL:RBOVE:2022:1179

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
08/302252-21; 08/157966-18 (TUL); 08/294824-19 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van 16-jarige jongen in schietpartij; gebrek aan bewijs voor opzet en medeplichtigheid

Op 2 mei 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 16-jarige jongen, die werd verdacht van betrokkenheid bij een schietpartij op 6 november 2021 in Enschede. De jongen werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig achtte om tot een veroordeling te komen. De zaak kwam aan het licht na een incident waarbij een medeverdachte, die een vuurwapen bij zich had, het slachtoffer in het bovenbeen schoot. De verdachte had naar eigen zeggen geen kennis van het wapen en was niet op de hoogte van de intenties van zijn medeverdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen op 15 februari en 19 april 2022 is het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan de poging tot moord of zware mishandeling. De verdediging voerde echter aan dat er geen bewijs was voor opzet of medeplichtigheid van de verdachte.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de medeverdachte en andere getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de vorderingen van de officier van justitie afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/302252-21; 08/157966-18 (TUL); 08/294824-19 (TUL) (P)
Datum vonnis: 2 mei 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 15 februari 2022 en 19 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.S. Flokstra, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 november 2021 in Enschede samen met een ander of alleen heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar te mishandelen, dan wel hieraan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 november 2021 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] een of meermalen met een vuurwapen (Glock), althans met
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het (boven)been, althans in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2021 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] een of meermalen met een vuurwapen (Glock), althans met
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het (boven)been, althans in het
lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] , althans een persoon, op of omstreeks 6 november 2021 te Enschede ter
uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zware lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer] een of meermalen met een vuurwapen (Glock), althans met
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het (boven)been, althans in het
lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 november
2021 te Enschede opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] te bellen
en/of te vragen en/of te bewegen (met een wapen) naar de woning van de moeder
van verdachte te komen en/of de deur voor die [medeverdachte] te openen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij, kort gezegd, aangevoerd dat het opzet van verdachte niet gericht is geweest op de dood van [slachtoffer] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] . Ook is medeplegen of medeplichtigheid niet wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op vrijdagavond 5 november 2021 zitten [naam 1] , [slachtoffer] en [naam 2] in de woonkamer van de woning gelegen aan de [adres 2] . Rond middernacht komt de zoon van [naam 1] , [verdachte] (verder: [verdachte] ), thuis en loopt via de hal de woonkamer binnen. [verdachte] is onder invloed van alcohol en cannabis en wordt boos als hij [slachtoffer] ziet. [verdachte] zegt tegen [slachtoffer] dat hij een ‘kankerjunkie’ is en dat hij weg moet gaan. Vervolgens gaat [verdachte] naar zijn slaapkamer, belt zijn vriend [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ), en vraagt aan [medeverdachte] of hij hem komt ophalen. [medeverdachte] heeft in zijn kamer een vuurwapen van het merk Glock liggen en besluit dit vuurwapen mee te nemen. [medeverdachte] stopt het vuurwapen achter zijn broeksband, stapt op zijn scooter en rijdt naar voornoemde woning.
Inmiddels is [verdachte] naar beneden gelopen en in de hal zegt [naam 1] tegen [verdachte] dat hij de woning moet verlaten. [verdachte] doet de voordeur open en blijft in de deuropening staan. [slachtoffer] duwt [verdachte] aan de kant om er langs te komen. Er ontstaat een worsteling tussen [verdachte] en [slachtoffer] waarbij [slachtoffer] [verdachte] in zijn gezicht slaat. Op dat moment komt [medeverdachte] eraan gereden met de scooter, hij parkeert de scooter en loopt richting [verdachte] en [slachtoffer] en mengt zich in de worsteling. [medeverdachte] pakt vervolgens met zijn rechterhand het vuurwapen van achter zijn broeksband en laadt deze door. [slachtoffer] doet een greep naar het vuurwapen en pakt deze bij de loop vast. Vervolgens haalt [medeverdachte] de trekker over waardoor een kogel wordt afgevuurd. De kogel treft [slachtoffer] in het linker bovenbeen, er is een inschot plek op het linker bovenbeen en een uitschot plek op de achterzijde van het bovenbeen.
De forensisch arts stelt vast dat [slachtoffer] een schotverwonding heeft opgelopen aan de linkerzijde van het dijbeen. Uit nader onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] geen schade aan het bot of bloedvaten heeft opgelopen en dat de kogel niet meer in het lichaam zit. Afgezien van twee littekens, zijn er geen aanwijzingen dat er restletsel wordt verwacht.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte niet wist dat hij een vuurwapen had, dat ze die avond aan de telefoon niet hebben gesproken over een wapen en dat verdachte dus niet wist dat hij het wapen mee zou nemen. Uit de overige bewijsmiddelen kan evenmin worden afgeleid dat verdachte wist dat [medeverdachte] een vuurwapen mee zou nemen, laat staan dat hij wist dat [medeverdachte] het wapen zou gebruiken. Aangever [slachtoffer] heeft weliswaar verklaard dat verdachte zou hebben gezegd: ‘wij zijn gangsters, wij hebben Glocks, we schieten je zo neer’, maar dit vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan integraal zal vrijspreken.

5.De schade van benadeelde

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 6.800,00 (achtenzestighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kapotte onderbroek € 5,00;
- kapotte trainingsbroek € 45,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.750,00 gevorderd.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Omdat verdachte van het hem ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op grond van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De vordering tenuitvoerlegging

6.1
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/157966-18
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 18 februari 2019, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, is verdachte veroordeeld tot, voor zover hier van belang:
– een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren.
Parketnummer 08/294824-19
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 12 november 2020, gewezen door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Overijssel, is verdachte veroordeeld tot, voor zover hier van belang:
– een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 30 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank is van oordeel dat beide vorderingen van de officier van justitie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummers 08/157966-18 en 08/294824-19
- wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H. Stam en mr. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2022.
Buiten staat
Mr. E.J.M. Bos en mr. K.A. Schönbeck zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.