ECLI:NL:RBOVE:2022:1170

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
ak_21_407
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en deugdelijkheid van de motivering van het bestreden besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Lück, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 18 augustus 2020, zoals vastgesteld in het besluit van 17 juni 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte, omdat de psychische beperkingen van eiseres onvoldoende waren onderkend door de verzekeringsartsen van verweerder. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%, maar verweerder had dit percentage verlaagd naar 26,33% na medisch en arbeidskundig onderzoek.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de door eiseres ingeschakelde psychiater, M. van Beem, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de psychiater een zorgvuldiger onderzoek had uitgevoerd en dat de door hem geconstateerde beperkingen aan de functionele mogelijkhedenlijst (FML) moesten worden toegevoegd. De rechtbank oordeelde dat de psychische klachten van eiseres op de datum in geding, 18 augustus 2020, ernstiger waren dan door verweerder was aangenomen. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres per die datum opnieuw als 80-100% arbeidsongeschikt moest worden aangemerkt.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 17 juni 2020 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 7.755,76 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/407

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J. Lück,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: W. Prins.

Procesverloop

In het besluit van 17 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres vanaf
18 augustus 2020 beëindigd.
In het besluit van 20 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2021 op zitting behandeld. Voor eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Nadat het onderzoek ter zitting is gesloten, heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
Verweerder heeft schriftelijke stukken ingebracht. Eiseres heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft partijen vervolgens de gelegenheid gegeven om te laten weten of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Partijen hebben gemeld dat zij hiervan geen gebruik willen maken.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

Feiten
1.1
Eiseres is werkzaam geweest als assistent begeleider voor 21 uur per week bij Stichting Cosis. Op 4 januari 2016 heeft zij zich ziek gemeld vanwege fysieke klachten na een ongeval met later mentale problematiek.
1.2
Verweerder heeft aan eiseres vanaf 2 januari 2018 een WIA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Vanaf 2 februari 2019 is de WGA-loongerelateerde uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.3
Bij een herbeoordeling in februari 2019 heeft verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% gehandhaafd.
1.4
Vervolgens heeft de ex-werkgever om een herbeoordeling verzocht. Daarop heeft medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden, wat heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Standpunten van partijen
2.1
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de WIA-uitkering van eiseres per
18 augustus 2020 beëindigd. Verweerder heeft dit gebaseerd op medisch en arbeidskundig onderzoek. Verweerder heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld, waarin de beperkingen van eiseres zijn opgenomen. Op basis hiervan heeft de arbeidsdeskundige een aantal functies geselecteerd, die zij nog kan verrichten. Volgens verweerder is het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres 26,33%.
2.2
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar WIA-uitkering met ingang van 18 augustus 2020 ten onrechte heeft beëindigd.
Eiseres voert aan dat zij meer beperkingen heeft dan verweerder heeft aangenomen. Volgens haar is de ernst van de psychische beperkingen niet voldoende onderkend. Eiseres heeft dit onderbouwd met rapporten van 19 februari, 8 juli en 5 oktober 2021 van medisch adviseur/verzekeringsarts A.M.H. Ostendorf en een psychiatrische expertise van
15 juni 2021 van M. van Beem.
2.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd en laten weten dat hij bij zijn standpunt blijft. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Beoordeling door de rechtbank
3. Ter beoordeling is of verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres terecht heeft vastgesteld op 26,33%. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de psychische beperkingen van eiseres voldoende zijn onderkend. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Medische beoordeling
4.1
In het rapport van 8 juni 2020 heeft de primaire verzekeringsarts van verweerder na telefonisch onderzoek het dagverhaal van eiseres opgenomen.
Deze verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres nog lichte klachten op het psychische vlak heeft, omdat de behandelingen zijn afgerond en eiseres bij de huisarts onder controle blijft. Volgens de verzekeringsarts is sprake van een stabiele situatie. Indien rekening wordt gehouden met lichte beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren acht hij eiseres belastbaar voor arbeid. Daarvoor vindt hij van belang dat eiseres in het dagelijks leven redelijk goed kan functioneren.
Ook tijdens het onderzoek bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep komt dit dagverhaal van eiseres aan de orde.
De verzekeringsarts constateert tijdens het onderzoek dat eiseres een niet zieke indruk maakt. Ze maakt adequaat en goed oogcontact en reageert coherent en adequaat. Deze verzekeringsarts neemt geen afwijkingen in het denken waar en zij constateert tijdens het gesprek van meer dan een uur geen cognitieve haperingen. Eiseres maakt geen ernstig depressieve indruk.
De verzekeringsarts meldt dat op de data van het onderzoek door de primaire verzekeringsarts (16 april en 11 mei 2020) en door haar zelf op (4 november 2020) geen aanwijzingen aanwezig zijn voor het bestaan van ernstige psychopathologie bij eiseres.
De verzekeringsarts wijst erop dat in vergelijking met eerdere beoordelingsmomenten in de FML geen beperking meer geldt voor het hanteren van conflicten, het omgaan met klanten en patiënten en dat de duurbeperking is verruimd tot maximaal 40 uur per week. Het hanteren van conflicten is uit preventief oogpunt echter wel van belang. Zij heeft de FML hierop aangepast.
4.2
In de FML van 6 januari 2021 zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen (3), dynamische handelingen (4) en statische houdingen (5). Voor de rubriek werktijden (6) is aangenomen dat eiseres gemiddeld ongeveer 8 uur per dag en
40 uur per week kan werken.
Voor de rubriek persoonlijk functioneren (1) gelden ook beperkingen. Eiseres is aangewezen op werk waarbij zij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen, op een voorspelbare werksituatie en zij kan niet flexibel inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud. Ook is eiseres aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Zij kan, bij functies op een laag niveau, een deadline of productiepiek aan.
Voor de rubriek sociaal functioneren (2) zijn in de FML beperkingen opgenomen voor het omgaan met conflicten. Eiseres kan een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact hanteren.
Verder is eiseres aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat en geen hoge eindverantwoordelijkheid geeft.
4.3
Eiseres heeft gemeld dat het dagverhaal waar verweerder van uitgaat niet klopt. In de brief van 22 mei 2020, waarin zij reageert op het rapport van 11 mei 2020 van de primaire verzekeringsarts, heeft zij haar dagverhaal beschreven. Haar dagverhaal blijkt ook uit de ingebrachte psychiatrische expertise.
4.4
De door eiseres ingeschakelde psychiater heeft haar op 21 april 2021 onderzocht en bij zijn beoordeling de rapporten van de verzekeringsartsen en van de behandelend artsen van eiseres betrokken, in het bijzonder informatie van haar behandelend psycholoog en psychiater. De deskundige psychiater concludeert dat bij eiseres sprake is van complexe psychiatrische problematiek. Eiseres lijdt aan een chronische PTSS, een persisterende depressieve stoornis (dysthymie) en een somatische symptoomstoornis. Daarvan was sprake tijdens het onderzoek en ook op de datum in geding, 18 augustus 2020.
4.5
De psychiater is van mening dat eiseres beperkingen heeft binnen de rubriek sociaal functioneren, namelijk voor het uiten van eigen gevoelens, het hanteren van emotionele problemen van anderen, het omgaan met conflicten en samenwerken. En binnen de rubriek persoonlijk functioneren: concentreren en verdelen van de aandacht.
4.6
De door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts constateert dat sprake is van ernstige psychiatrische problematiek, die reeds jarenlang bestaat en waarbij adequate behandelingen weinig resultaat hebben geboekt. De prognose wordt daarom als slecht beschouwd. Op basis van de expertise is volgens hem duidelijk dat de verzekeringsartsen van verweerder de problematiek van eiseres en de gevolgen voor haar belastbaarheid hebben onderschat.
4.7
De verzekeringsarts bezwaar en beroep van verweerder heeft in reactie erop gewezen dat het onderzoek door psychiater Van Beem verricht werd ruim na de datum in geding, terwijl het onderzoek verricht door de primaire verzekeringsarts alsmede haar eigen onderzoek actueler waren.
Voorts meldt de verzekeringsarts van verweerder dat zij de door psychiater Van Beem geconstateerde toestand van heftige emoties bij eiseres niet als zodanig heeft waargenomen en daarom ook anders heeft geïnterpreteerd. Daarbij baseert zij zich op haar eigen onderzoek en het dagverhaal van eiseres, zoals dat door de primaire verzekeringsarts is vastgelegd.
Tevens wijst zij erop dat psychiater Van Beem in zijn rapport vermeldt dat zowel uit de observatie als uit de symptoomvalidatietest volgt dat er sprake is van aggraveren.
De verzekeringsarts van verweerder blijft op basis hiervan bij haar standpunt dat in de FML voldoende beperkingen zijn opgenomen.
4.8
De rechtbank ziet in de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om het goed gemotiveerde rapport van de door eiseres ingeschakelde deskundige niet te volgen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
De datum in geding is 18 augustus 2020. Volgens psychiater Van Beem waren de klachten op de datum in geding in grote lijnen hetzelfde als de klachten die tijdens het onderzoek zijn vastgesteld. Uit de brief van 27 augustus 2020 van de psycholoog van Dimence blijkt voorts dat de psychische klachten anderhalve maand daarvoor zijn toegenomen. Eiseres kreeg weer herbelevingen en nachtmerries en ging op sommige momenten dissociëren. Sindsdien heeft eiseres last van de voor haar bekende symptomen van somberheid, vermoeidheid, hopeloosheid, verhoogde prikkelbaarheid, concentratieverlies en suïcidale gedachten.
De rechtbank concludeert op basis hiervan dat op de datum in geding, 18 augustus 2020, sprake was van de toegenomen klachten. Dat de situatie van eiseres mogelijk eerder redelijk stabiel was, is niet relevant, nu dit vóór de datum in geding was.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht voor de onderbouwing van de in de FML opgenomen beperkingen het dagverhaal van eiseres zoals dat blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts van belang. Eiseres heeft dat dagverhaal echter gemotiveerd bestreden en uit het rapport van de psychiater Van Beem blijkt een andere inhoud van het dagverhaal. Nu het dagverhaal door de verzekeringsarts na een telefonisch contact is opgetekend, bestaat aanleiding daaraan minder waarde te hechten.
Het rapport van Van Beem geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en de conclusies zijn begrijpelijk. Dat de score op een symptoomvaliditeitstest impliceert dat er aanwijzingen zijn voor het aanzetten van klachten (aggraveren), maakt dit niet anders, nu dit in de ogen van de psychiater niets afdoet aan de ernst van de psychiatrische symptomen, zoals geobjectiveerd werd tijdens zijn psychiatrisch onderzoek.
4.9
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door psychiater Van Beem genoemde beperkingen aan de FML moeten worden toegevoegd, voor zover ze niet al zijn opgenomen. Het gaat dan om de volgende beperkingen: eigen gevoelens uiten (item 2.7), emotionele problemen van anderen hanteren (item 2.6), omgaan met conflicten (item 2.8), samenwerken (item 2.9) en vasthouden en verdelen van de aandacht (items 1.1 en 1.2).
Arbeidskundige beoordeling
5.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voor eiseres de volgende functies geselecteerd: administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133), archiefmedewerker (SBC-code 553020), machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk)
(SBC-code 264122) en administratief ondersteunend medewerker
(SBC-code 315100).
5.2
De rechtbank heeft verweerder gevraagd om nader arbeidskundig onderzoek, waaruit blijkt welke gevolgen het heeft voor deze functies als de genoemde beperkingen aan de FML van 6 januari 2021 worden toegevoegd.
5.3
De arbeidsdeskundige stelt voorop dat het resultaat van het onderzoek in enige mate onzeker is. De arbeidsdeskundige kan de aangegeven beperkingen niet voldoende objectiveren, omdat deze niet zijn vastgesteld en gespecificeerd door de verzekeringsarts.
Volgens de arbeidsdeskundige overschrijdt de functie van machinaal metaalbewerker
(excl. bankwerk) (SBC-code 264122) de belastbaarheid van eiseres op het item vasthouden van de aandacht, waarin zij sterk beperkt zou zijn. Voorts is de arbeidsdeskundige van mening dat de functie administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) voor eiseres niet uitvoerbaar is, omdat in deze functie moet worden samengewerkt en eiseres op dit punt sterk beperkt zou moeten worden geacht.
Dit leidt ertoe dat deze functies komen te vervallen en dat slechts twee functies resteren, zodat onvoldoende geschikte functies overblijven die aan de schatting ten grondslag kunnen worden gelegd. Dat betekent dat aangenomen moet worden dat eiseres per 18 augustus 2020 80-100% arbeidsongeschikt is te achten.
Conclusie
6. Conclusie is dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering, zodat het beroep slaagt en het bestreden besluit wordt vernietigd.
7. Gelet op het voorgaande is er aanleiding zelf in de zaak te voorzien door met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het besluit van 17 juni 2020 te herroepen, zodat bij de WIA-uitkering van eiseres onverminderd wordt uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Tevens zal worden bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.600,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,--, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-- en een wegingsfactor 1).
9.2
Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het inschakelen van de psychiater en de medisch adviseur. Deze bedragen volgens haar in totaal € 6.752,35. Voor de psychiatrische expertise is 12,5 uur besteed. Het uurtarief van de psychiater is € 230,--.
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) bedraagt het tarief voor de vergoeding van werkzaamheden verricht door geneeskundigen, voor het verrichten van psychiatrisch onderzoek, ten hoogste € 134,04 per uur. Dit leidt tot een bedrag van € 134,04 x 12,5 uur = €1.675,50. Op grond van artikel 15 van het Bts wordt dit bedrag verhoogd met 21% BTW, zodat voor de psychiatrische expertise in totaal een bedrag van maximaal € 2.027,36 voor vergoeding in aanmerking komt.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bts bedraagt het tarief voor vergoedingen wegens tijdverzuim indien deze vergoedingen worden verstrekt aan geneeskundigen, bevoegd tot uitoefening van de praktijk in Nederland, ten hoogste
€ 134,04. Het uurtarief van de medisch adviseur overschrijdt dit bedrag niet, zodat deze kosten in hun geheel voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat om
€ 613,08 + € 4.166,55 + € 511,79 + € 849,88 + € 611,05 = € 6.752,35. Hierop wordt het bedrag van € 3.623,95 voor de psychiatrische expertise, dat ook deel uitmaakt van de facturen van de medisch adviseur, in mindering gebracht, zodat een te vergoeden bedrag van € 3.128,40 resteert.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 17 juni 2020;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,-- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal
€ 7.755,76.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.