ECLI:NL:RBOVE:2022:1170
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en deugdelijkheid van de motivering van het bestreden besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Lück, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 18 augustus 2020, zoals vastgesteld in het besluit van 17 juni 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte, omdat de psychische beperkingen van eiseres onvoldoende waren onderkend door de verzekeringsartsen van verweerder. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%, maar verweerder had dit percentage verlaagd naar 26,33% na medisch en arbeidskundig onderzoek.
De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de door eiseres ingeschakelde psychiater, M. van Beem, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de psychiater een zorgvuldiger onderzoek had uitgevoerd en dat de door hem geconstateerde beperkingen aan de functionele mogelijkhedenlijst (FML) moesten worden toegevoegd. De rechtbank oordeelde dat de psychische klachten van eiseres op de datum in geding, 18 augustus 2020, ernstiger waren dan door verweerder was aangenomen. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres per die datum opnieuw als 80-100% arbeidsongeschikt moest worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 17 juni 2020 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 7.755,76 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak.