ECLI:NL:RBOVE:2022:1129

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
9335821 \ CV EXPL 21-1642
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling tandartsfactuur en opschorting betalingsverplichting

In deze zaak vordert Infomedics B.V. betaling van een tandartsfactuur van € 1.040,14 van gedaagde, die zich beroept op een opschortingsrecht. Gedaagde stelt dat de tandarts een frameprothese niet deugdelijk heeft geplaatst en weigert om zijn klachten te verhelpen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde geen recht heeft op opschorting van zijn betalingsverplichting. De rechter stelt vast dat gedaagde niet tijdig heeft geklaagd over de gebreken van het frame en dat hij de tandarts niet in gebreke heeft gesteld. De kantonrechter wijst de vordering van Infomedics toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 19 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9335821 \ CV EXPL 21-1642
Vonnis van 19 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
INFOMEDICS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
eisende partij, hierna te noemen Infomedics,
gemachtigde: mr. A.H. Visser, werkzaam bij Yards Deurwaardersdiensten B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: M. Nieuwenhuis, werkzaam bij Nieuwenhuis Legal.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2022,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 29 maart 2022, waarbij Infomedics is verschenen bij haar gemachtigde mr. A.H. Visser en [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door
M. Nieuwenhuis. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beslissing samengevat

Waarover deze zaak gaat
Infomedics maakt aanspraak op betaling van een tandartsfactuur. [gedaagde] beroept zich erop dat de behandeling niet goed is uitgevoerd en dat de tandarts weigert zijn klachten te verhelpen. Hij stelt dat hij zijn betalingsverplichting mag opschorten totdat de tandarts zijn klachten heeft verholpen. De kantonrechter oordeelt dat aan [gedaagde] geen beroep op een opschortingsrecht toekomt en wijst de vordering tot betaling van de tandartsfactuur toe.
De kantonrechter zal hierna nader uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.

3.Het geschil

3.1.
Infomedics vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Infomedics van een bedrag van € 1.040,14.
Dit bedrag is als volgt samengesteld:
- een bedrag in hoofdsom van € 890,87;
- € 15,64, aan wettelijke rente, berekend tot 23 juni 2021;
- € 133,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
Infomedics maakt ook aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom van € 890,87 vanaf 23 juni 2021 tot de dag van volledige betaling daarvan.
Verder vordert Infomedics dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.2.
Infomedics legt - samengevat weergegeven - aan haar vordering ten grondslag dat tussen [gedaagde] en tandarts [X] een geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen, dat de tandarts op 22 juli 2020 een frameprothese in de bovenkaak van [gedaagde] heeft geplaatst (hierna: het frame) en dat [gedaagde] de voor die behandeling aan hem verzonden factuur ten onrechte onbetaald heeft gelaten.
Volgens Infomedics heeft [gedaagde] de vordering ook erkend, nu hij twee keer om een betalingsregeling heeft verzocht (in oktober 2020 en in maart 2021), die hij niet is nagekomen. Infomedics stelt dat de tandarts zijn vordering op [gedaagde] aan haar heeft overgedragen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat de vordering van Infomedics moet worden afgewezen, met veroordeling van Infomedics in de proceskosten. Volgens [gedaagde] heeft de tandarts het frame niet deugdelijk geplaatst en weigert de tandarts ten onrechte om het frame alsnog deugdelijk te plaatsen. [gedaagde] vindt dat hij het recht heeft om zijn betalingsverplichting op te schorten, omdat het frame tot op de dag van vandaag nog gebreken vertoont. De tandarts moet die gebreken volgens [gedaagde] eerst verhelpen.
[gedaagde] bestrijdt dat hij de vordering heeft erkend door om een betalingsregeling te vragen. Volgens hem heeft hij dat gedaan, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de tandarts hem dan alsnog zou helpen.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde] in
juli 2020 een behandeling bij de tandarts heeft ondergaan, waarbij een frame is geplaatst
en dat de tandarts hem daarvoor een factuur heeft gestuurd, die niet is betaald.
Ook is tussen partijen niet in geschil dat Infomedics deze vordering van de tandarts overgedragen heeft gekregen.
4.2.
In deze zaak gaat het in de kern om (de beantwoording van de) de vraag of [gedaagde] zich met succes kan beroepen op opschorting van zijn verplichting tot betaling van de tandartsnota.
4.3.
[gedaagde] legt aan zijn beroep op opschorting ten grondslag dat het frame niet deugdelijk is geplaatst en dat hij daarvan, ondanks dat hij daarvoor in de week dat het frame is geplaatst twee keer bij de tandarts is terug geweest, nog steeds klachten ondervindt. Hij voert in dat verband aan dat het frame loszit en dat hij pijnklachten heeft.
Volgens [gedaagde] blijkt uit de patiëntenkaart dat de tandarts hem op 21 juli 2020 heeft toegezegd dat hij recht heeft op nazorg en heeft hij de tandarts ook herhaaldelijk verzocht om die nazorg te verlenen. [gedaagde] verwijt de tandarts dat hij ten onrechte heeft geweigerd het gebrekkige frame te herstellen (waardoor hij volgens [gedaagde] in verzuim is geraakt), althans dat de tandarts zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij de openstaande factuur eerst moet betalen.
4.4.
Infomedics stelt zich op het standpunt dat op de tandarts een inspanningsverbintenis rust, die is nagekomen. Zij voert daartoe aan dat de tandarts een deugdelijk frame heeft geleverd dat goed past en geschikt is voor normaal gebruik, zodat geen sprake is van een tekortkoming van de tandarts. Infomedics erkent dat er in de week waarin het frame is geplaatst wat gebruikelijke aanpassingen zijn gedaan, maar stelt dat het frame daarna deugdelijk was en dat [gedaagde] daarover nadien ook lange tijd niet bij de tandarts heeft geklaagd.
Infomedics bestrijdt dat [gedaagde] , zoals hij stelt, op 22 oktober 2020 telefonisch heeft geklaagd. Zij wijst erop dat uit de patiëntenkaart valt op te maken dat er op die datum wel telefonisch contact tussen [gedaagde] en de tandarts is geweest, maar dat de tandarts [gedaagde] toen heeft gebeld over de openstaande nota.
Volgens Infomedics blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde patiëntenkaart dat hij pas op
8 juni 2021, elf maanden na de behandeling, contact met de tandarts heeft opgenomen om een afspraak te maken omdat hij klachten had over het frame. Infomedics stelt, onder verwijzing naar de toelichting op de op de factuur genoemde behandelcode P34 (welke toelichting is te vinden op de website www.mondzorgkosten.nl) dat op dat moment de geldende nazorgtermijn van vier maanden al ruimschoots was verstreken, zodat [gedaagde]
- ook als sprake zou zijn van een gebrek aan het frame, hetgeen door haar wordt bestreden - geen aanspraak meer kon maken op een kosteloze aanpassing daarvan. Als na de behandeling vier maanden zijn verstreken, dan gelden nieuwe behandelcodes en moet voor de behandeling worden betaald, aldus Infomedics. Zij stelt dat de tandarts op 8 juni 2021, vanwege de openstaande nota, gerechtigd was een nieuwe behandeling op te schorten. Volgens Infomedics heeft de tandarts [gedaagde] toen verzocht om de behandeling contant te betalen of een betalingsregeling te treffen voor de openstaande factuur, omdat de zaak inmiddels bij Infomedics lag en de tandarts geen nieuwe behandelingen kon declareren bij Infomedics. [gedaagde] heeft dat geweigerd, aldus Infomedics.
Infomedics beroept zich er verder op dat [gedaagde] de tandarts ook nooit in gebreke heeft gesteld, zodat het voor een geslaagd beroep op opschorting vereiste verzuim niet is ingetreden.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet kan worden aangenomen dat [gedaagde] met zijn voorstel tot het treffen van een betalingsregeling de vordering heeft erkend. Zij neemt daarbij in aanmerking dat Infomedics ter zitting heeft aangevoerd dat de tandarts op 8 juni 2021 aan [gedaagde] heeft laten weten dat hij zou worden geholpen als hij een betalingsregeling zou treffen of de behandeling contant zou afrekenen. De stelling van [gedaagde] dat hij een betalingsvoorstel heeft gedaan in de veronderstelling dat hij (alsnog) zou worden geholpen is in het licht van die uitlating van Infomedics aannemelijk.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat het ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan [gedaagde] is om te stellen en, in geval van een gemotiveerde betwisting, ook te bewijzen dat de tandarts een ondeugdelijk frame heeft aangebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] zijn stelling dat het door de tandarts geplaatste frame ondeugdelijk is, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Infomedics, onvoldoende onderbouwd. Het had op zijn weg gelegen die stelling nader met stukken te onderbouwen, wat hij niet heeft gedaan. Nu hij op dit punt niet aan de op hem rustende stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
4.7.
Daarbij komt dat [gedaagde] , in het geval het frame - zoals hij stelt - inderdaad gebrekkig was, evenmin heeft aangetoond dat hij daarover tijdig (binnen de nazorgtermijn van vier maanden) heeft geklaagd.
Tussen partijen is niet in geschil dat het frame is geplaatst op 22 juli 2020. Infomedics heeft, onder verwijzing naar de patiëntenkaart, onbestreden aangevoerd dat de metalen structuur op 14 juli 2020 is gepast, dat het frame op 21 juli 2020 opnieuw is gepast en bijgewerkt en dat de tandtechnieker het frame op 22 juli 2020 nog wat heeft bijgeslepen, waarna het frame in de bovenkaak is geplaatst.
Uit de patiëntenkaart blijkt verder dat er op 22 oktober 2020 telefonisch contact is geweest tussen [gedaagde] en de tandarts, maar uit de notitie die daarbij staat valt op te maken dat de tandarts contact met [gedaagde] heeft opgenomen over de openstaande factuur:
“Infomedics; openstaande nota. (…) Telefonisch contact gehad met meneer, adres klopt nog en hij heeft nota ontvangen. Gaat er mee bezig! Wordt anders over 10 dgn. overgedragen aan CIMB”.De stellingen van [gedaagde] dat hij op die datum contact heeft opgenomen om zijn klachten kenbaar te maken en dat de tandarts hem nooit heeft gebeld, zijn daarmee niet aannemelijk.
Het eerste moment waarop op de patiëntenkaart is geregistreerd dat [gedaagde] contact heeft opgenomen met de tandartspraktijk is 8 juni 2021. Op die datum is het volgende op de patiëntenkaart genoteerd:
wilde een afspraak maken voor zijn tand maar is geblokkeerd bij infomedics. Uitgelegd dat hij een afspraak kan maken maar dat hij dan na afloop contant de factuur moet voldoen. Was het hier niet mee eens want wij moesten zorg verlenen. Nogmaals uitgelegd dat wanneer hij na afloop van hun ta bezoek de rekening niet betaald dat hij dan uiteindelijk geblokkeerd wordt door infomedics. Volgens mij kan hij het niet contant betalen dus het advies gegeven om contact op te nemen met Infomedics voor het regelen van zijn betalingen zodat de blokkade verdwijnt en hij weer naar de tandarts kan zonder gelijk contant af te moeten rekenen. (…)”. Uit die notitie blijkt dat [gedaagde] op 8 juni 2021 een afspraak heeft willen maken voor een behandeling en dat (een medewerker van) de tandarts hem toen te kennen heeft gegeven dat hij na afloop van de handeling contant de factuur moest voldoen of contact moest opnemen met Infomedics voor het regelen van zijn betalingen. Ook blijkt uit die notitie dat [gedaagde] het daarmee niet eens was.
Nu [gedaagde] geen andere stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in de periode tussen de behandeling op 22 juli 2020 en het op de patiëntenkaart geregistreerde contactmoment op 8 juni 2021 (herhaaldelijk) contact heeft opgenomen gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] voor de eerste keer heeft geklaagd op 8 juni 2021. Dat is bijna elf maanden na de behandeling. Tussen partijen is in geschil of dat te laat is.
Infomedics stelt onder verwijzing naar de toelichting op de op de factuur genoemde behandelcode P34, die is te vinden op de website www.mondzorgkosten.nl, dat [gedaagde] gedurende vier maanden na de behandeling aanspraak kan maken op nazorg en dat hij na verloop van die termijn, onder een nieuwe behandelcode, moet betalen voor een (nazorg)behandeling.
Infomedics heeft ter zitting aangevoerd dat die vier maanden termijn een bewust gekozen en beslissende termijn is, omdat er na plaatsing door (verkeerd) gebruik van het frame van alles kan gebeuren. Verder heeft zij gesteld dat de tandarts in dit geval, zoals gebruikelijk, [gedaagde] voor het verstrijken van die nazorgtermijn (te weten op 26 oktober 2020) heeft opgeroepen voor een controle en dat [gedaagde] van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt.
[gedaagde] beroept zich op een notitie op de patiëntenkaart van 27 juli 2022: “
21-07-2020I frame past niet goed, al wat frame en kunststof afgehaald maar kunnen de juiste plek niet vinden. Morgen met [A] kijken (…) 22-07-2020 met [A] gekeken, hij heeft ook nog een paar punten iets afgeslepen, Frame sluit volgens hem wel goed aan, alleen bucco cervicaal staat iets open ten opzichte van gingiva. Dit laten we zo, mocht mnr zich hieraan storen dan kunnen we dat iets opvullen. (…)”Volgens hem is dat een toezegging om nazorg te verlenen, waaraan de tandarts zich moet houden. [gedaagde] heeft ter zitting verder aangevoerd dat de vier maanden termijn niet strikt moet worden gehanteerd, omdat een kaak werkt. Hij heeft erop gewezen dat hij op internet heeft gezien dat een frameprothese 3 tot 5 jaar onder de garantie valt zodat er, ook als wordt aangenomen dat hij pas elf maanden later heeft geklaagd, vanuit moet worden gegaan dat hij tijdig heeft geklaagd en dus recht heeft op nazorg.
De kantonrechter is met Infomedics van oordeel dat [gedaagde] op 8 juni 2021, nadat de voor de desbetreffende behandelcode geldende vier maandelijkse nazorgtermijn al ruimschoots was verstreken, geen beroep meer kon doen op de in de notitie van 21 juli 2020 geregistreerde toezegging tot het verlenen van nazorg. Zij neemt daarbij in aanmerking dat Infomedics ter zitting onbestreden naar voren heeft gebracht dat [gedaagde] op 26 oktober 2020 nog is opgeroepen voor een controle en dat hij hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Die oproep blijkt ook uit de patiëntenkaart. De kantonrechter stelt dan ook vast dat [gedaagde] nog een mogelijkheid is geboden om binnen de nazorgtermijn van vier maanden op controle te komen voor zijn frameprothese. Dat [gedaagde] van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt kan niet aan de tandarts worden tegengeworpen.
Bovendien heeft [gedaagde] ter zitting erkend dat hij de tandarts niet in gebreke heeft gesteld en [gedaagde] heeft de tandarts dan ook geen redelijke termijn tot herstel geboden. Het in dat verband door [gedaagde] gevoerde verweer dat ingebrekestelling zinloos was, omdat de tandarts hem al had laten weten dat hij niet welkom was faalt. Zoals hiervoor overwogen heeft de tandarts hem in oktober 2020 immers nog uitgenodigd voor een controlebezoek.
4.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een tekortkoming van de tandarts. [gedaagde] kan zich daarom niet met succes beroepen op opschorting van zijn betalingsverplichting. De door Infomedics gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
Rente
4.9.
Infomedics maakt aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum van de factuur.
[gedaagde] heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de gevorderde rente.
4.10.
De kantonrechter heeft ter zitting besproken dat zij had geconstateerd dat Infomedics twee de behandeling betreffende facturen heeft overgelegd, met elk een andere datum (bij dagvaarding is een factuur van 31 juli 2020 overgelegd en bij conclusie van repliek is een factuur van 27 juli 2020 overgelegd). Zij heeft Infomedics gevraagd met ingang van welke (verval)datum zij de gevorderde (verschenen) rente heeft berekend.
Infomedics heeft te kennen gegeven dat moet worden uitgegaan van de factuur van 31 juli 2020 en dat zij bij de berekening van de gevorderde (verschenen) wettelijke rente ten onrechte is uitgegaan van de vervaldatum van de factuur van 27 juli 2020, zijnde 27 augustus 2020.
Gezien de toelichting van Infomedics ter zitting is de kantonrechter van oordeel dat de wettelijke rente over de hoofdsom toewijsbaar is vanaf de vervaldatum van de factuur van
31 juli 2020, zijnde 31 augustus 2020.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Infomedics maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 133,63.
4.12.
[gedaagde] stelt zich op primair op het standpunt dat hij niet gehouden is om deze kosten te vergoeden, omdat geen sprake is van verzuim.
Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat het onduidelijk is welke kosten Infomedics precies heeft gemaakt, terwijl Infomedics wel een (aanzienlijk) bedrag vordert. Volgens [gedaagde] blijkt nergens uit dat Infomedics meer heeft gedaan dan werkzaamheden die omschreven kunnen worden als eenvoudige incassowerkzaamheden en hij stelt dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat deze zaak uit het geautomatiseerde systeem van Infomedics is gerold zonder dat hier een mensenhand aan te pas is gekomen. [gedaagde] verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:8244).
4.13.
De kantonrechter oordeelt dat het met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten door [gedaagde] gevoerde primaire verweer niet opgaat. Zoals hiervoor geoordeeld, is [gedaagde] in verzuim met de betaling van de factuur.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit het dossier genoegzaam dat incassowerkzaamheden zijn verricht. Infomedics en Incasso Bureau CMIB hebben in september, oktober, november en december 2020 betalingsherinneringen aan [gedaagde] gestuurd en in januari 2021 is een zogenoemde ‘veertien dagen brief’ gestuurd. Dat de brieven mogelijk uit een geautomatiseerd systeem zijn gerold, maakt niet dat daarvoor geen kosten zijn gemaakt.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden
.Infomedics heeft op 22 januari 2021 een aanmaning aan [gedaagde] gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 133,63 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en is daarom toewijsbaar.
Proceskosten
4.14.
[gedaagde] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten van Infomedics worden tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 89,37
  • griffierecht € 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.030,37
4.15.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics te betalen een bedrag van € 890,87 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics te betalen een bedrag van € 133,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Infomedics begroot op € 1.030,37, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.