ECLI:NL:RBOVE:2022:1127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
9591823 EJ VERZ 21-285
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een werknemer na UWV-toestemming en schending van wederindiensttredingsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, Kulturhus De Kappen U.A. [verwerende partij]. De werkneemster was sinds 1 maart 2002 in dienst bij De Kappen als Facilitair Medewerker, maar werd op 28 april 2021 ontslagen na toestemming van het UWV wegens bedrijfseconomische redenen. De werkneemster voerde aan dat de ontslagvergunning was geschonden, omdat De Kappen binnen zes maanden na haar ontslag twee nieuwe medewerkers had aangenomen die vergelijkbare werkzaamheden verrichtten. De kantonrechter oordeelde dat De Kappen de wederindiensttredingsverplichting had geschonden, omdat de nieuwe medewerkers vergelijkbare taken uitvoerden als die van de werkneemster. De kantonrechter kende een billijke vergoeding toe van € 20.174,00 aan de werkneemster, omdat haar arbeidsovereenkomst onterecht was beëindigd. De Kappen werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werkneemster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9591823 EJ VERZ 21-285
Beschikking van de kantonrechter van 17 maart 2022
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. E. Visser, DAS Rechtsbijstand Groningen,
tegen
Coöperatieve Vereniging
Kulturhus De Kappen U.A.,,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Haaksbergen,
verwerende partij, verder te noemen De Kappen,
gemachtigde: mr. L.P.F.M.C. Leeters, Haaksbergen.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift met produkties ingediend - ontvangen op
16 december 2021 - ingevolge artikel 7:681 lid 1 sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW). In aanvulling daarop zijn per brief van 4 februari 2022 de produkties 15, 16 en 17 ingediend.
1.2.
De Kappen heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen op 2 februari 2022.
1.3.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 17 februari 2022, waar [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens De Kappen is verschenen de heer [A] , voorzitter van het bestuur en de heer [B] vanaf 15 maart 2020 tot 1 augustus 2021 (interim) directeur, bijgestaan door de gemachtigde van De Kappen.
1.4.
Daags voor de zitting heeft de gemachtigde van [verzoekster] spreekaantekeningen toegezonden aan de rechtbank en aan de wederpartij; de spreekaantekeningen bevatten een wijziging van eis. De gemachtigde van [verzoekster] heeft de gewijzigde eis ter zitting toegelicht.
Namens De Kappen heeft de gemachtigde het verweer toegelicht en daarbij eveneens gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren [1956] , is op 1 maart 2002 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) De Kappen in de functie van Facilitair Medewerker. Het gaat om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een arbeidsomvang van 36 uur per week en een bruto maandsalaris van laatstelijk € 2.733,00, exclusief 8% vakantietoeslag en
8,3% eindejaarsuitkering. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Openbare Bibliotheken van toepassing.
2.2.
De Kappen is een multifunctioneel centrum waarin een theater, een filmhuis, een kunstzaal en een bibliotheek worden geëxploiteerd. In het gebouw worden ook cursussen en workshops verzorgd en diverse ruimtes worden verhuurd aan verenigingen of bedrijven. Het multifunctionele centrum werd tot 1 januari 2021 geëxploiteerd door de Stichting Kulturhus Haaksbergen. Na ingrijpende bezuinigingen door de gemeente Haaksbergen verkeerde de stichting eind 2020 feitelijk in staat van faillissement en was gedwongen haar activiteiten te staken. Vanaf 1 januari 2021 wordt het centrum geëxploiteerd door de coöperatieve vereniging Kulturhus De Kappen U.A.; de arbeidsovereenkomsten met de vaste medewerkers, waaronder die van [verzoekster] , zijn daarbij overgenomen.
2.3.
In januari 2021 heeft De Kappen een vaststellingsovereenkomst aangeboden aan [verzoekster] , omdat zij vanwege de coronacrisis de salarissen niet meer kon betalen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
2.4.
Op 29 januari 2021 heeft De Kappen een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om toestemming voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen. [verzoekster] heeft verweer gevoerd.
2.5.
Het Uwv heeft bij besluit van 22 april 2021 de gevraagde toestemming verleend. Het Uwv heeft onder meer overwogen:
“De salariskosten en de werkgeverslasten bedragen samen met de huisvestingskosten meer dan de inkomsten. Werkgever krijgt geen NOW-subsidie van de overheid en het is onzeker of werkgever na het voeren van bezwaar alsnog een NOW-subsidie zal ontvangen. Door de stillegging van de horeca, theater en dergelijken heeft de werkgever momenteel geen inkomsten en werkgever verwacht ook niet dat dit tot na de zomer zal veranderen. In de zomermaanden is er doorgaans al een sluiting van de bedrijfsactiviteiten. Het is daarom niet mogelijk om op dit moment te kunnen zeggen of na de zomer weer sprake is van een normale situatie. Wij begrijpen dat niet verwacht kan worden dat de bezoekersaantallen vanaf september weer gelijk op het normale niveau zijn. Er zijn momenteel geen reserves om op dezelfde manier door te kunnen gaan met de onderneming. Werkgever heeft getracht extra financiële middelen te vinden maar is hier niet in geslaagd.
De overgebleven werkzaamheden zullen uitgevoerd worden door vrijwilligers en de controller die op zzp basis werkzaam is. Tevens zal personeel ingeleend worden van andere kulturhusen. Wij begrijpen dat de omvang en aard van het werk dat de werknemers normaliter verrichten momenteel minder dan wel nihil is vanwege de coronacrisis. Werkgever en zijn voorganger hebben altijd al gebruik gemaakt van vrijwilligers. Wij begrijpen derhalve de keuze van werkgever dat het overgebleven werk opgevangen kan worden door vrijwilligers, de controller en eventueel ingeleend personeel van andere kulturhusen.
Wij achten daarom aannemelijk gemaakt door werkgever dat het noodzakelijk is om de arbeidsplaatsen te laten vervallen.
Tenslotte wensen wij op te merken dat wanneer er binnen 26 weken na opzegging van de arbeidsovereenkomst een vacature voor dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden als die werknemer verrichte voordat de arbeidsovereenkomst werd opgezegd, werkgever aan werknemer moet vragen of er interesse is voor de vacature.
(…)
Beslissing
Wij verlenen werkgever hierbij toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen.
2.6.
Bij brief van 28 april 2021 aan [verzoekster] heeft De Kappen de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 augustus 2021.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
[verzoekster] verzoekt, na wijziging van eis, om bij beschikking zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I De Kappen te veroordelen tot betaling van € 30.174,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2021, onder verstrekking van een bruto-netto specificatie;
II De Kappen te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan dat verzoek legt [verzoekster] het volgende ten grondslag. Door de opzegging is een einde gekomen aan het bijna 20-jarig dienstverband van [verzoekster] . De arbeidsovereenkomst is anderhalf jaar voor haar pensioen geëindigd. [verzoekster] heeft de functie altijd met hart en ziel vervuld en voelde zich bijzonder betrokken bij De Kappen.
[verzoekster] had een veelomvattende functie. Tot de kerntaken van de facilitair medewerker behoren verantwoordelijk voor een schoon en aantrekkelijk gebouw, verantwoordelijk voor inkoop en beheer van voorraad en verantwoordelijk voor catering bij activiteiten..
In de loop der tijd is de functie-inhoud ook gewijzigd in die zin dat [verzoekster] steeds meer taken en verantwoordelijkheden heeft gekregen. Eerst was er een team van een facilitair manager en drie facilitair medewerkers, maar sinds 2016 bleef [verzoekster] als enige over, waarbij de taken van de overige teamleden en dus ook die van facilitair manager aan haar werden toebedeeld. [verzoekster] werkte zelfstandig en rapporteerde rechtstreeks aan de directeur. In de praktijk vroeg [verzoekster] offertes aan en was zij contactpersoon in allerlei kwestie met betrekking tot inkoop en onderhoud van het gebouw. Zij was als gastvrouw verantwoordelijk voor het verzorgen van lunches en dergelijke voor groepen gasten, dus voor de catering. Ook nam [verzoekster] het voortouw om kosten te besparen voor de energie in het gebouw, wat uiteindelijk heeft geleid tot aanpassing van het verwarmingssysteem en forse verlaging van de kosten. [verzoekster] heeft in 2019 verzocht om een herweging van haar functie. Een HRM adviseur van Rijnbrink constateerde dat de functie inderdaad flink zwaarder is geworden, maar stelde dat om formele redenen geen hogere beloning kon worden toegekend. Daarbij was van belang dat voor hoger ingeschaalde functies een opleidingsniveau wordt gevraagd dat [verzoekster] niet heeft.
[verzoekster] was tijdens het ontslag al 65 jaar oud en vreest dat het niet lukt om voor het bereiken van de pensioenleeftijd nog ander werk te vinden. In het verzoekschrift had [verzoekster] verzocht om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Inmiddels is [verzoekster] door de opstelling van De Kappen en de wijze waarop zij zich over haar hebben uitgelaten in deze procedure, zodanig gekwetst dat zij het niet langer mogelijk acht haar werk weer te hervatten. Daarom is de eis gewijzigd in het betalen van een vergoeding.
3.3.
In de opzeggingsbrief 28 april 2021 kondigde De Kappen plotseling aan dat het functiehuis zou worden gewijzigd; iets dat tijdens de UWV-procedure geheel niet aan de orde was gekomen. In de brief staat:
“Naar aanleiding van de beslissing van het UWV over uw eventuele terugkeer, merken wij het volgende op. De corona-epidemie heeft ons genoodzaakt om in aansluiting op het eerder vastgesteld ondernemingsplan de organisatorische inrichting van De Kappen te wijzigen. Dit heeft tot gevolg dat bestaande functies zullen vervallen en dat nieuwe functies ontstaan. Of, hoe en zo ja wanneer deze nieuwe functies kunnen of moeten worden ingevuld, is op dit moment nog erg onzeker. Wij kunnen u daarom nog slechts toezeggen u op de hoogte te stellen als wij van mening zijn, ook met de beschikking van het UWV in gedachten, dat er in de nieuwe organisatiestructuur een rol voor u is weggelegd.”
3.4.
In de week van 15 november 2021 heeft [verzoekster] vernomen dat De Kappen twee werknemers, [C] en [D] , heeft aangenomen die vrijwel dezelfde werkzaamheden verrichten als [verzoekster] heeft gedaan, namelijk schoonmaak, catering en voorraadbeheer. In een reactie heeft De Kappen laten weten dat de wederindiensttredingsplicht niet is overtreden, omdat een van de werknemers via een trainee-ship met arbeidsovereenkomst zou werken; bovendien zou het gaan om een breder takenpakket. Voor de vraag of het gaat om ‘soortgelijke werkzaamheden’ moet worden aangesloten bij het begrip uitwisselbare functie zoals bedoeld in artikel 13 van de Ontslagregeling. Bij de toets moet worden gekeken naar de functieomschrijving én de feitelijke uitvoering van die functie in de praktijk.
De Kappen stelt wel dat [C] en [D] een breder takenpakket hebben maar dat blijkt nergens uit en is niet onderbouwd. De werkzaamheden zijn vergelijkbaar en de functies dus inwisselbaar met die van [verzoekster] . De Kappen had [verzoekster] dus aan moeten bieden om de werkzaamheden te verrichten. Dat het gaat om traineeship maakt niet dat deze werknemer geen ‘ander’ is, zoals genoemd in artikel 7: 681 lid 1 sub d BW. Het betreft een betaalde baan waarin loonvormende arbeid wordt verricht.
3.5.
Het verweer
De Kappen stelt dat de vorderingen van [verzoekster] moeten worden afgewezen. Voor het voortbestaan van De Kappen was een allesomvattende heroriëntatie en reorganisatie nodig, met als uitgangspunt een herstart van de activiteiten per 1 januari 2021. Door Corona maatregelen kwamen de activiteiten vanaf december 2020 tot en met de zomer van 2021 bijna helemaal stil te liggen. Vanaf december 2021 volgde opnieuw een sluiting van het cultureel centrum. Door dit alles verslechterde de financiële positie van De Kappen nog verder. Op 1 januari 2021 stonden acht medewerkers op de loonlijst, waarvan er drie met toestemming van het UWV werden ontslagen. Ondanks de kostenbesparingen resteert nog een exploitatieverlies voor 2021 van minimaal € 100.000,00. De Kappen was niet uit op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst maar had echt geen andere mogelijkheid.
[verzoekster] stelt dat zij een veelomvattende functie had maar dat is niet juist. Tijdens de UWV procedure heeft zij zelf verklaard
dat zij er zoals altijd een dagtaak aan heeft om het gebouw schoon te houden.Haar functie hield in het schoonhouden van het gebouw, met daarbij inkoop van schoonmaakartikelen en voorraadbeheer, van schoonmaakartikelen en horecabenodigdheden. Buiten die taken was er geen sprake van contacten met externe partijen of bemoeienis met onderhoud of uitvoering van schoonmaakwerk door een bedrijf. het inrichten van ruimtes kwam slechts sporadisch voor. Voor het uitvoeren van haar taken was een bescheiden opleidingsniveau voldoende. [verzoekster] heeft opleidingsniveau MBO-2. Het schoonmaakwerk wordt nu uitbesteed of gedaan door huurders.
De nieuwe medewerkster [C] heeft een overeenkomst in het kader van een management traineeship bij haar HBO opleiding. De Kappen zocht iemand die de operationeel manager kon ondersteunen. De overeenkomst is gesloten voor de periode
11 december 2021 tot 14 januari 2022 en [C] is ingezet als ‘medewerker acquisitie en verhuur’ voor 12 uur per week. Het is de bedoeling dat de werkzaamheden worden voortgezet in het kader van het traineeship.
De nieuwe medewerkster [D] is sinds 15 november 2021 werkzaam voor De Kappen als zzp-er in de functie ‘medewerker acquisitie en verhuur’, voor gemiddeld 24 uur per week.
De nieuwe medewerksters zijn vooral aangetrokken voor acquisitie; het zal na de Corona crisis moeilijk zijn om De Kappen weer op de kaart te krijgen en de agenda vol te krijgen. De nieuwe medewerkster hebben daarvoor de juiste opleiding en werkervaring. Ook gaan zij werken aan het implementeren van nieuwe software. Beide functies vereisen een hoger opleidingsniveau dan waarover [verzoekster] beschikt.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een medewerker die in vaste dienst is ontslagbescherming geniet. Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden beëindigd indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.2.
De Kappen heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd bedrijfseconomische redenen; is er sprake van al langer bestaande exploitatietekorten terwijl tijdens de coronalockdowns de regulier bedrijfsactiviteiten bijna geheel zijn stilgevallen, met het wegvallen van opbrengsten als gevolg.
Het UWV heeft toestemming gegeven om [verzoekster] te ontslaan om bedrijfseconomische redenen.
4.3.
In artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder d BW is, ook in het kader van ontslagbescherming, bepaald dat een werkgever, indien toestemming is gegeven door het UWV voor ontslag om bedrijfseconomische redenen, die werkzaamheden niet binnen
26 weken na de opzegging door een ander mag laten verrichten, zonder de voormalige werknemer in de gelegenheid te stellen de vroegere werkzaamheden te hervatten.
Indien dat toch gebeurt kan de kantonrechter de opzegging vernietigen of aan de werknemer te laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen.
4.4.
Partijen verschillen nu van mening over de vraag of De Kappen de wederindiensttredingsverplichting heeft geschonden die is vastgelegd in artikel 7:681 lid 1 onder d BW. Het gaat daarbij om de vraag of De Kappen
dezelfde werkzaamheden als die welke de werknemer verrichtte voordat de arbeidsovereenkomst werd opgezegd door een ander laat verrichten.
4.5.
Om die vraag te beantwoorden moet eerst komen vast te staan welke werkzaamheden [verzoekster] verrichtte voordat de arbeidsovereenkomst werd opgezegd. Partijen verschillen daarover van mening: De Kappen verwijst naar de functieomschrijving van facilitair medewerker en [verzoekster] stelt dat zij in de loop der jaren veel meer taken is gaan uitvoeren en meer verantwoordelijkheid is gaan dragen.
4.6.
Uit de stukken en uit hetgeen is besproken ter zitting staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat [verzoekster] in haar functie – voorafgaand aan de coronacrisis – onder andere verantwoordelijk was voor het aansturen van het werk van extern schoonmaakpersoneel. Dat zij tijdens de lockdown op dringend verzoek van de toenmalige manager, wegens het tijdelijk door corona wegvallen van haar taken, bereid was tijdelijk het pand helemaal zelf schoon te houden, betekent niet dat het schoonmaken van het pand moet worden beschouwd als hoofdtaak van haar werkzaamheden, zoals De Kappen stelt; het betrof immers een tijdelijke situatie onder uitzonderlijke omstandigheden. Er is geen reden om aan te nemen dat partijen hebben beoogd de functie blijvend aan te passen.
4.7.
De Kappen heeft niet weersproken dat in de periode vóór corona de schoonmaakwerkzaamheden werden uitgevoerd door (drie) medewerkers van een extern schoonmaakbedrijf. [verzoekster] hield zich bezig met de planning voor de schoonmaak, afhankelijk van het aantal activiteiten schakelde zij schoonmakers van Novon in en stuurde zij de schoonmakers aan.
Ter zitting heeft De Kappen verklaard niet te weten wat de inhoud van de functie van [verzoekster] vóór corona was. De Kappen heeft daar ook geen onderzoek naar gedaan. Dat de Kappen ondanks de gemotiveerde betwisting van [verzoekster] en het gebrek aan wetenschap, blijft volhouden dat [verzoekster] slechts een schoonmaakster is, acht de kantonrechter onbegrijpelijk en heeft [verzoekster] zichtbaar veel verdriet gedaan. Niet valt uit te sluiten dat dit (een van) de reden(en) is geweest om tot wijziging van eis te besluiten.
4.8.
[verzoekster] heeft tevens gesteld en onderbouwd dat zij verantwoordelijk was voor inkoop van diverse diensten, contacten met nutsbedrijven en catering, en dat zij daarbij al jaren geheel zelfstandig functioneerde. Daarbij is van belang dat zij onweersproken heeft gesteld dat er aanvankelijk sprake was van een facilitair manager en een team van meerdere mensen, maar dat [verzoekster] vanaf 2016 alleen en zelfstandig de werkzaamheden van dit team uitvoerde.
4.9.
Ook het inrichten van ruimtes en (toezicht op) onderhoudstaken behoorde tot haar takenpakket, evenals het functioneren als gastvrouw en het maken van een weekplanning voor de wekelijkse activiteiten. [verzoekster] stelt dat de huismeester slechts 14 uur per week aanwezig was. Hij was niet haar leidinggevende maar vroeg juist aan [verzoekster] wat de bedoeling was. Ook deze stelling is van de zijde van De Kappen niet gemotiveerd betwist.
4.10.
[verzoekster] was ook degene die moest handelen bij calamiteiten en incidenten. Ter onderbouwing verwijst [verzoekster] naar een voorbeeld met een oudere mevrouw. De Kappen betwist dat dit een taak van [verzoekster] was, maar stelt niet wie hier dan wel verantwoordelijk voor was.
Hetzelfde geldt voor het doen van aangiftes na een inbraak of het hebben van alarmdienst. [verzoekster] stelt dat zij als eerste werd gebeld als het alarm afging (in de avond of in het weekend). Zij moest dan naar het gebouw toegaan om te controleren wat er aan de hand was. Dat bespaarde De Kappen circa € 100,- per melding. De Kappen betwist ook dit niet gemotiveerd. Zij betwist dat [verzoekster] deze taken had, maar kan niet vertellen wie hier dan wel verantwoordelijk voor was.
4.11.
De vraag is of De Kappen (een deel van) deze werkzaamheden door een ander heeft laten verrichten.
Volgens de arbeidsovereenkomst van [C] bevat haar functie onder meer:
Verantwoordelijk voor de uitvoering van activiteiten zoals ontvangst, begeleiding en bediening van het publiek voorafgaand, tijdens pauzes en na afloop van de voorstelling/activiteit.
Opstellen personeelsplanning, aansturen van werknemers en vrijwilligers waaronder horeca.
Samenstellen draaiboeken, onderhouden en invullen van systemen, inkoop van food & beverage en banqueting materialen.
Toezicht op representabele verzorging van personeel en publieksruimten.
Treedt op bij calamiteiten en incidenten en behandelt klachten.
Verantwoordelijk voor geldbeheer, toezicht op correcte afrekening met gasten.
Houdt de afdelingsadministratie bij.
Doet voorstellen inzake onderhoud, investeringen, promotie en acquisitie.
Uitvoering van regiediensten tijdens voorstellingen/evenementen.
Rapporteert aan directeur of operationeel manager.
4.12
Naar het oordeel van de kantonrechter werd een groot deel van deze taken al jaren uitgevoerd door [verzoekster] . Dat dit misschien niet volgde uit haar functieomschrijving is niet van belang; bij het beoordelen van de inhoud van de functie gaat het ook om de wijze waarop deze in de praktijk invulling kreeg. Zoals hierboven vermeld heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij deze werkzaamheden verrichtte. Door haar langdurig dienstverband zijn haar taken gaandeweg steeds meer uitgebreid en is zij ook taken gaan uitvoeren die voorheen voor de manager facilitaire dienst werden gedaan.
4.13.
De Kappen verwijst ter onderbouwing van haar verweer dat de door [verzoekster] beweerde taken, niet haar taken zijn, enkel naar de inhoud van de functieomschrijving. Wat de feitelijke inhoud van het werk van [verzoekster] voor de coronacrisis was, dat weet De Kappen niet. Ter zitting heeft De Kappen verklaard daar zij daar voor het openstellen van de functie voor [C] ook geen onderzoek naar heeft gedaan. De Kappen heeft daarmee bewust een risico genomen.
4.14.
Dat De Kappen nu op zoek is gegaan naar een medewerker met een hoger opleidingsniveau kan zo zijn, maar dat betekent niet dat het om andere werkzaamheden gaat en of om werkzaamheden die [verzoekster] niet zou kunnen uitvoeren. Dat [verzoekster] haar werkzaamheden naar tevredenheid uitvoerde staat immers niet ter discussie.
4.15.
Dat de werkzaamheden door [C] werden uitgevoerd mede in het kader van een traineeship is niet relevant. De wederindiensttredingsvoorwaarde geldt niet alleen voor het in dienst nemen van werknemers in loondienst, maar ook voor het laten uitvoeren van de werkzaamheden door uitzendkrachten, gedetacheerden, trainees of zzp’ers.
4.16.
Geconcludeerd dient dan ook te worden dat er sprake is van vergelijkbare werkzaamheden. De Kappen had die werkzaamheden dus moeten aanbieden aan [verzoekster] en heeft door dat niet te doen de voorwaarden waaronder de ontslagvergunning werd verleend geschonden.
Het enkele feit dat tevens acquisitie staat vermeld in de taakomschrijving van [C] en niet in geschil is dat dit geen onderdeel van het takenpakket van [verzoekster] was, kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.17.
Dat betekent dat er gronden aanwezig zijn om de opzegging te vernietigen. [verzoekster] heeft echter haar verzoek gewijzigd. Zij vordert niet langer om vernietiging van de opzegging, maar betaling van een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
4.18.
De Kappen maakt bezwaar tegen de wijziging van eis. De kantonrechter gaat aan dit bezwaar voorbij. In de wet is geregeld dat een werknemer kan kiezen voor vernietiging van de opzegging dan wel het vragen van een billijke vergoeding. De Kappen had op een dergelijke wijziging dan ook voorbereid kunnen zijn. Niet gesteld noch gebleken dat De Kappen door de wijziging in haar processuele belangen is geschaad. De wijziging had ook op zitting kunnen worden gedaan, maar is al voor de zitting kenbaar gemaakt. Hoor en wederhoor heeft ter zitting plaats gevonden.
4.19.
Voor de hoogte van de billijke vergoeding gaat [verzoekster] uit van een maandbedrag van € 3.196,63 tot juli 2022 en € 3.260,56 vanaf juli 2022. Tevens houdt [verzoekster] rekening met een uitkering van € 2.066,65 per maand.
[verzoekster] komt dan uit op een bedrag van € 20.174,00. [verzoekster] is verder van oordeel dat een opslag van € 10.000,- redelijk is in verband met de verwijtbaarheid en om dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen.
4.20.
Met de mogelijkheid van vernietiging van de opzegging of het toekennen van een billijke vergoeding heeft de wetgever duidelijke sancties gezet om werkgevers te bewegen tot nakoming hiervan. De kantonrechter ziet in de onderhavige feiten en omstandigheden geen aanleiding die sancties te verzwaren met het toekennen van een opslag van € 10.000,-.
4.21.
De kantonrechter ziet voor het overige aanleiding aan te sluiten bij de door [verzoekster] berekende hoogte van de billijke vergoeding. [verzoekster] heeft hierin reeds rekening gehouden met de uitkering die zij ontvangt. Tevens dient rekening gehouden te worden met het feit dat zij bijna 20 jaar bij De Kappen in dienst is geweest en het dienstverband anderhalf jaar voor haar pensioen door De Kappen onrechtmatig is geëindigd. De kans dat [verzoekster] voor het intreden van haar pensioen nog een soortgelijke functie elders treft acht de kantonrechter klein. Op grond van al deze feiten en omstandigheden acht de kantonrechter het toekennen van een billijke vergoeding van € 20.174,00 bruto hier dan ook passend.
Tevens wordt De Kappen als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure, begroot op € 507,00 voor griffierecht en € 498,00 voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Veroordeelt De Kappen tot betaling aan [verzoekster] van een billijke vergoeding van € 20.174,00 bruto.
Veroordeelt De Kappen tot betaling aan [verzoekster] van de proceskosten, begroot op € 1.005,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.
(RS(O)