10.De beslissing
niet-ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het
onder 4ten laste gelegde voor zover dit de
periode vóór 20 juli 2014 betreft;
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2 en feit 4:telkens het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien
jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3:het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of
mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 5:het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen meldt bij de Jeugdreclassering, zo frequent en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan (het voorzetten van) de delictanalyse bij Transfore, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan diagnostiek en behandeling bij Transfore of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht (tot maximaal het einde van de proeftijd);
- meewerkt aan de door de jeugdreclassering noodzakelijke ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 5] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- draagt de jeugdreclassering (gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, instantiecode AST106) op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, te weten een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 2.000,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feit 1): van een bedrag van
€ 2.000,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 2.000,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2](feit 2): van een bedrag van
€ 2.000,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot een bedrag van
€ 4.000,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3](feiten 3 en 4): van een bedrag van
€ 4.000,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2019);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 4.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot een bedrag van
€ 1.000,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4](feit 5): van een bedrag van
€ 1.000,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2019);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M. van Bruggen en mr. P.M. Breukink, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van
mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.
Mr. P.M. Breukink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring van het onder 1 en het onder 5 ten laste gelegde.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier met onderzoeksnummer ONRBC21072 (MIRAI) van de politie eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, van 1 december 2021. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] – namens [slachtoffer 1] – van 9 september 2021, pagina’s 3 t/m 5, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
V: Nu hebben jullie besloten om aangifte te doen. Waarvan doet u aangifte? Kunt u dat in eigen woorden vertellen?
A: Van het betasten van [slachtoffer 1] , dat de buurjongen aan haar heeft gezeten, zonder dat zij dat wilde.
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: Tegen [verdachte] .
V: Kunt u ons alles vertellen over wat er precies is gebeurd tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] ?
A: Als ze bij hem op de kamer zat, op de zolder, dan zat ze bij hem op bed op haar telefoon. Dan zat hij aan haar borsten en soms gooide hij haar achterover. Hij hield haar armen dan gekruist zodat ze niet weg kon. Hij ging ook wel voor de deur staan, zodat dat ze niet weg kon. Hij heeft ook een aantal keren zijn vingers bij haar in de vagina gedaan. Terwijl ze zei dat ze dat niet wilde. Hij gaf daar geen gehoor aan.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: De laatste keer was 30 juli (de rechtbank begrijpt: 30 juli 2021).
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 30 september 2021, pagina’s 13 t/m 16 en 17, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze getuige:
V: Er is door jouw moeder aangifte gedaan tegen jouw buurjongen [verdachte] . Wat zou [verdachte] bij jou hebben gedaan?
A: Hij heeft aan mijn borsten gezeten en hij is met zijn handen in mijn broek gegaan.
V: Waar is het gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Bij hem op zijn slaapkamer.
V: Wat kan je vertellen over de eerste keer?
A: Hij ging met zijn hand onder mijn shirt. Toen ging hij steeds verder met zijn hand in mijn broek.
V: Hoe reageerde [verdachte] toen jij zei dat jij het niet wilde?
A: Hij reageerde er niet echt op, hij ging gewoon verder.
V: Hoe ging dat precies toen hij met zijn hand onder jouw shirt ging?
A: Hij ging via onder met zijn hand er in. Ik zei dat ik het niet wilde. Hij ging onder mijn bh. Ik heb ook wel zijn handen geprobeerd steeds weg te drukken, maar hij ging steeds terug met zijn hand onder mijn bh.
V: En hoe ging dat precies toen hij in jouw broek ging?
A: Hij ging eerst mijn broek in en toen mijn onderbroek. Hij ging steeds verder naar beneden. Hij ging toen met zijn vinger in mij. lk heb gezegd dat ik niet wilde, ik vroeg of hij kon stoppen, maar hij ging gewoon door.
V: Wanneer was die eerste keer?
A: (…) 1,5 jaar geleden ongeveer.
V: Wat kan je vertellen over de andere keren?
A: Meestal zat ik op zijn bankje of op zijn bed. Als ik op zijn bed zat dan ging hij boven op mij liggen, zodat ik niet weg kon. Of soms zette hij iets voor zijn deur, zodat ik niet weg kon. Vaak ging het hetzelfde als de eerste keer.
V: Wat er qua handelingen is gebeurd, was hetzelfde als de vorige keren zei je?
A: Ja.
V: Ging hij dan ook elke keer met zijn vingers in je vagina?
A: Nee, maar wel vaak.
V: Wanneer is het voor het laatst gebeurd?
A: 30 juli dit jaar.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 14 oktober 2021, pagina’s 25 en 26, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze getuige:
V: Nu heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie. Tegen wie heeft ze deze aangifte gedaan?
A: [verdachte] , haar buurjongen.
V: Ik kan me herinneren dat [slachtoffer 1] heeft verteld dat ze jou al eerder iets heeft verteld. Wat kan je daarover vertellen?
A: Dat klopt wel. Toen vertelde [slachtoffer 1] dat hij een keer zijn hand op haar bovenbeen had gelegd en hier.
O: Getuige legt haar hand op haar borst.
V: Wat heeft [slachtoffer 1] jou toen in de tent op de camping precies verteld?
A: Ze heeft verteld dat hij met zijn vingers bij haar… ging. Dat ze dat eigenlijk helemaal niet leuk vond. Ze had tranen in haar ogen.
V: Wat heeft hij bij [slachtoffer 1] gedaan?
A: Eigenlijk had hij haar gevingerd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] – namens [slachtoffer 4] – van
25 oktober 2021, pagina’s 180 en 181, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: [verdachte] .
V: Kunt u ons alles vertellen over wat er precies is gebeurd tussen [verdachte] en [slachtoffer 4] ?
A: [slachtoffer 4] zat op bed en [verdachte] kwam naar haar toen en duwde haar op bed en [verdachte] ging toen op [slachtoffer 4] liggen. En begon te rijen. [slachtoffer 4] is daar erg van geschrokken en heeft [verdachte] van haar afgeduwd en ze is naar beneden gelopen en zei dat ze naar huis wilde. Ik zag toen dat [slachtoffer 4] heel wit beneden kwam. Ik zag gelijk dat er iets gebeurd was. Ik ben toen naar huis gegaan met [slachtoffer 4] en toen heeft zij ons alles verteld. Wat ik begrepen heb, is dat [verdachte] haar nog heeft willen tegenhouden maar dat [slachtoffer 4] te snel was.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Twee jaar geleden in juli 2019.
V: Hoe vaak is dit gebeurd?
A: Eén keer.
V: Waar heeft de aanranding plaatsgevonden?
A: Boven op de zolderkamer op het bed van [verdachte] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] van (naar de rechtbank begrijpt)
25 oktober 2021, pagina’s 186 t/m 188, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze getuige:
V: Kun jij in het kort vetellen wat er is gebeurd?
A: Wij waren op zijn kamer aan het stoeien op de zolder. Hij duwde mij toen op mijn rug en begon van voor naar achteren rare bewegingen te maken en toen duwde ik hem van mij af en ben ik naar beneden gegaan.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Ongeveer twee jaar geleden.
V: Hoe vaak is er iets tussen jou en [verdachte] gebeurd?
A: Eén keer.
V: In welke ruimte was jij?
A: Op de zolder.
V: Waar zaten zijn benen?
A: Die liggen ook op het bed. Hij zat op zijn knieën.
V: Waar zitten dan zijn benen als hij op zijn knieën zit?
A: Hij had aan elke kant van mij een been. Mijn benen zaten zeg maar tussen zijn benen in.
V: Waarmee maakte hij deze bewegingen?
A: Met zijn bovenlichaam. Zijn bovenlichaam bewoog, maar zijn benen niet.
V: Waar voelde jij dan iets?
A: Ik voelde het bij mijn plassertje.
V: Wat voelde jij dan?
A: Dat hij met zijn lul tegen mijn plassertje aan ging. Het was wel gewoon nog met de kleren aan.