ECLI:NL:RBOVE:2022:1113

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
08.275144.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en tbs met dwangverpleging voor brandstichting door psychisch gestoorde verdachte

Op 25 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige vrouw die brand heeft gesticht in haar eigen woning, wat levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank heeft de vrouw ontslagen van alle rechtsvervolging en haar tbs met dwangverpleging opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank erkent de ernst van de situatie, waarbij de vrouw in een psychische crisis verkeerde en onvoldoende hulp ontving van hulpverleners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw lijdt aan verschillende geestelijke stoornissen, waaronder pyromanie en een borderline persoonlijkheidsstoornis, en dat deze stoornissen haar gedrag ten tijde van het delict hebben beïnvloed. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de brandstichting op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen vastgesteld. De officier van justitie en de verdediging waren het erover eens dat de vrouw niet strafbaar is, en de rechtbank heeft dit standpunt overgenomen. De rechtbank heeft ook de vordering van een benadeelde partij afgewezen wegens het ontbreken van een volmacht en heeft de teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.275144.21 (P)
Datum vonnis: 25 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in de PI Zwolle in Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 januari 2022 en 11 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. Noordzij en van wat door verdachte en haar raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in een woning waardoor er gevaar is ontstaan voor de goederen in die woning en de ernaast gelegen woningen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die naastgelegen woningen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 12 oktober 2021, te Almelo, althans in Nederland,
in een woning, zijnde een rijtjeshuis, aan [adres] ,
opzettelijk
brand heeft gesticht door (middel van een aansteker) open vuur in aanraking te
brengen met een of meerdere meubels en/of beddengoed en/of bekleding en/of
goederen in deze woning, althans met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan de woning en/of zich daarin bevindende goederen geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de overige goederen in genoemde woning en/of de
naastgelegen (geschakelde) woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van
voornoemde naastgelegen (geschakelde) woningen, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook het standpunt ingenomen dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 april 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 12 oktober 2021, pagina 10;
3.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek ontstaan woningbrand opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 86 – 89.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgesomde bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 12 oktober 2021, te Almelo, in een woning, zijnde een rijtjeshuis, aan [adres] , opzettelijk brand heeft gesticht door, door middel van een aansteker, open vuur in aanraking te brengen met een meubel en/of beddengoed in deze woning, ten gevolge waarvan de woning en de zich daarin bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de overige goederen in genoemde woning en de naastgelegen geschakelde woningen en levensgevaar voor bewoners van voornoemde naastgelegen geschakelde woningen, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het feit haar in het geheel niet kan worden toegerekend.
De overwegingen van de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport over verdachte van 2 maart 2022, opgemaakt door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog en dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater. Het deskundigenrapport houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
- Stoornissen
Bij de verdachte is sprake van pyromanie, een dissociatieve stoornis, een posttraumatische-stressstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis.
-Beïnvloeding ten tijde van het delict
De stoornissen waren aanwezig ten tijde van het gepleegde feit en de stoornissen hebben verdachte ten tijde van het delict ook beïnvloed in gedragskeuzes en gedragingen. In de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde nam de psychische conditie van betrokkene af, liepen spanningen op, en namen nachtmerries, suïcidaliteit, stemmen en de drang om brand te stichten toe. Op waarschuwingen gericht aan verschillende hulpverleners ontving verdachte onvoldoende respons. De drang om brand te stichten werd een dwang, waarna verdachte in de nacht van 11 op 12 oktober 2021 in gedissocieerde toestand is overgegaan tot het bewezen verklaarde feit.
Gezien de moeilijke objectiveerbaarheid van een dissociatie is als alternatief scenario de mogelijkheid overwogen dat de dwang om brand te stichten te sterk is geworden, dat verdachte de controle is verloren en heeft toegegeven aan haar stemmen. De geclaimde amnesie kan in dit geval worden verklaard door verdringing als gevolg van intrapsychische conflicten door gevoelens van schuld en schaamte.
- Advies toerekenbaarheid
Of verdachte nu gehandeld heeft in dissociatieve toestand, of onder dwang van haar stemmen, in beide gevallen waren controle- en sturingsmogelijkheden niet meer aanwezig. Het advies is om verdachte de feiten in het geheel niet toe te rekenen.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de deskundigenrapportage het volgende vast.
Bij verdachte bestonden ten tijde van het begaan van het strafbare feit diverse ziekelijke stoornissen van de geestvermogens. De vastgestelde stoornissen van verdachte hebben het bewezenverklaarde feit beïnvloed in die mate dat het bewezenverklaarde feit in het geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is daarom niet strafbaar.
De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan haar voor het gepleegde feit geen straf worden opgelegd. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of aan verdachte een maatregel kan worden opgelegd en zo ja, welke maatregel dat zou moeten zijn.
Het bewezenverklaarde feit en de achtergrond
Verdachte heeft in de nachtelijke uren brand gesticht in haar (tussen)woning waardoor niet alleen gevaar is ontstaan voor de goederen in haar woning en de naastgelegen woningen maar ook levensgevaar voor de in die aangrenzende woningen aanwezige bewoners. En voor verdachte zelf. De rechtbank deelt de verbijstering van de deskundigen over het gebrek aan hulp dat verdachte in de dagen voor de brandstichting heeft gekregen. Verdachte heeft uit vrees voor de sterker wordende drang tot brandstichting en ter voorkoming van daadwerkelijk handelen, meermalen bij verschillende hulpverleners om hulp en opname gevraagd, maar daar is, ook na aandringen door de ambulante hulpverleners, door de verantwoordelijke GGZ-instelling geen gehoor aan gegeven, waarna zij tot haar daad is gekomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 8 maart 2022. Verdachte is eerder met justitie in aanraking is geweest wegens brandstichting en vernieling, waarvoor zij op 12 november 2003 is veroordeeld tot een maatregel van terbeschikkingstelling. Verder werd zij verdacht brandstichting maar werd die zaak op 14 januari 2021 in verband met de gezondheidstoestand van verdachte geseponeerd.
De deskundigenrapportages
De rechtbank neemt bij haar overwegingen ook in aanmerking wat de deskundigen in hun rapportage van 2 maart 2022 hebben geconcludeerd en geadviseerd over de mate van het recidiverisico en de juridische kaders waarbinnen de kans op recidive kan worden beperkt.
De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Om de kans op recidive terug te dringen moet verdachte eerst verder stabiliseren waarna primair moet worden ingezet op risicomanagement. Het advies is om verdachte een dergelijk traject op te leggen binnen het juridisch kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Gezien de traumatisering en de kwetsbaarheid verdient het sterke aanbeveling om verdachte te plaatsen op een vrouwengroep. Een voorwaardelijk kader en/of een plaatsing met een zorgmachtiging is niet haalbaar. Hoewel verdachte bereid is om mee te werken aan voorwaarden, verliest zij op het moment dat zij dissocieert of moet toegeven aan haar stemmen de controle- en sturingsmogelijkheden en heeft zij geen besef meer van de dreiging van een voorwaardelijk kader. Een plaatsing met een zorgmachtiging is niet mogelijk omdat het reguliere zorgcircuit onvoldoende is toegerust om de beheersproblematiek op te vangen en de veiligheid te waarborgen.
Het reclasseringsrapport
De reclassering heeft in haar advies van 11 maart 2022 onder meer afdoening zonder reclasseringsbemoeienis geadviseerd. De reclassering verwacht gezien een uitgevoerd (referenten)onderzoek en de resultaten van het Pro Justitia rapport niet dat verdachte in staat zal zijn om zich (blijvend) te houden aan te stellen voorwaarden en ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De verdere overwegingen van de rechtbank
De rechtbank deelt de bevindingen en conclusies van de deskundigen en de reclassering. Primair moet worden ingezet op risicomanagement en daarvoor is een dwangkader bij een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk. Een voorwaardelijk kader dan wel een plaatsing via een zorgmachtiging biedt, gelet op de problematiek van verdachte, een onvoldoende beschermend en dwingend kader.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling eisen. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, en dus een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 2°, Sr.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaren. Nu de maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon of personen, is sprake van een terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte koestert een diepgewortelde wens tot euthanasie. Ter zitting is gebleken dat zij vergevorderd is in het traject daartoe bij het Expertisecentrum Euthanasie. Ter zitting is ook door de verdediging naar voren gebracht dat een strafrechtelijke veroordeling het verloop van dit traject kan vertragen. Het is geenszins de bedoeling van de rechtbank om in dit opzicht inbreuk te maken op het zelfbeschikkingsrecht van verdachte. De moeilijke beslissing om haar leven te beëindigen is ter beoordeling aan verdachte en wordt getoetst door haar arts en een SCEN-arts. Het is niet gepast dat in dat traject beperkingen worden opgeworpen in de vorm van strafrechtelijke formaliteiten.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen mobiele telefoon aan verdachte kan worden teruggegeven.
De raadsman heeft verzocht om teruggave aan verdachte van haar mobiele telefoon.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de bij verdachte in beslag genomen mobiele telefoon (dossier blz. 37).

8.De schade van de benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Namens [bedrijf] heeft [naam 1] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De omschrijving luidt: geschatte materiële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering wegens het ontbreken van een volmacht.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de benadeelde partij niet- ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering wegens het ontbreken van een volmacht, dan wel omdat de woning niet het eigendom is van de benadeelde partij en dus niet duidelijk is wie er schadeloos moet worden gesteld.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[naam 1] heeft aangifte van de brandstichting in de woning aan [adres] in Almelo gedaan. In zijn aangifte verklaart hij dat de woning eigendom is van [naam 2] en dat “wij” de woning huren met de besloten vennootschap [bedrijf] (de BV), waarvan [naam 3] mede-eigenaar is. [naam 1] heeft de schriftelijk ingediende vordering ondertekend.
Onduidelijk is of [naam 1] aan de BV verbonden is en tot indiening bevoegd of als een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 51c, derde lid, Sv moet worden aangemerkt, in welk geval een machtiging vereist is. Onduidelijk is bovendien of [naam 1] dan wel deze BV als vertegenwoordiger van de eigenaar van de woning optreedt.
Bovendien ontbreekt elke onderbouwing van de vordering.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze verzuimen te herstellen en de vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
-beveelt dat de ter beschikking gestelde van
overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam 1] / [bedrijf] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de mobiele telefoon (dossier blz. 37) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021478073. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.