ECLI:NL:RBOVE:2022:1066
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen hoogte bezoldiging tijdens vakantieverlof in ambtenarenzaak met prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie
In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de hoogte van zijn bezoldiging tijdens zijn vakantieverlof van 25 juli 2017 tot en met 17 augustus 2017. De staatssecretaris van Financiën heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voorgelegd. Het Hof heeft op 9 december 2021 geoordeeld dat nationale bepalingen niet in de weg mogen staan aan het recht van werknemers op volledige bezoldiging tijdens hun jaarlijkse vakantie, ook niet als zij arbeidsongeschikt zijn. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de staatssecretaris ten onrechte slechts 70% van de bezoldiging heeft betaald aan eiser tijdens zijn vakantieverlof. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat eiser recht heeft op 100% van zijn bezoldiging over de betreffende periode. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.438,50, en moet het griffierecht van € 168,- aan eiser worden vergoed.