ECLI:NL:RBOVE:2022:1053

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
08.250811.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met letsel en vuurwapengebruik

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 oktober 2020 in Nijverdal, waar de verdachte samen met zijn broer, oom en vrienden naar een wasstraat ging om verhaal te halen na een conflict tussen zijn broer en het slachtoffer. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer meerdere keren met de vuist geslagen, wat leidde tot letsel. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en moest hij het slachtoffer een schadevergoeding van 1.000 euro betalen. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de openlijke geweldpleging, maar sprak de verdachte vrij van het toebrengen van specifiek letsel aan het slachtoffer, omdat dit niet aan hem kon worden toegeschreven. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die nog steeds last heeft van de gebeurtenissen. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en leek zijn leven op orde te hebben, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.250811.20 (P)
Datum vonnis: 19 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Yaprak, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 oktober 2020 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , dan wel die [slachtoffer 1] samen met anderen, met voorbedachten rade, heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te Nijverdal, althans in Nederland,
openlijk, te weten, op en/of aan de parkeerplaats en het terrein van [autowasstraat] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit
die [slachtoffer 1] een of meermaal(s) (met grote kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen en/of tegen het
lichaam te trappen/schoppen waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel te weten:
- een hersenschudding, en/of
- één of meerdere zwelling(en), en/of
- één of meerdere schaafwond(en), en/of
- één of meerdere hoofdwond(en)
ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te Nijverdal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met voorbedachten rade,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 1] een of meermaal(s) (met grote kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen en/of tegen het
lichaam te trappen/schoppen waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Op 4 oktober 2020 omstreeks 20.56 uur kreeg de politie een melding dat er een vechtpartij gaande was bij de [autowasstraat] – autowasstraat – in Nijverdal. Hierbij zou ook zijn geschoten. Ter plaatse gekomen bleek [slachtoffer 1] een verwonding aan zijn hoofd te hebben. Kort na de vechtpartij zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden voor – kort gezegd – betrokkenheid bij de vechtpartij. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben aangifte gedaan.
4.3.2
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier, tevens inhoudende camerabeelden en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Begin oktober 2020 ontstond er een conflict tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] . Volgens [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 1] hem op 2 oktober 2020 naar een skatebaan gelokt. Hij dacht dat hij daar een meisje zou gaan ontmoeten met wie hij eerder via social media contact had. Toen hij daar aankwam bleek het meisje er echter niet te zijn en werd hij - naar zijn zeggen - aangevallen door [medeverdachte 1] en een aantal andere mannen. In reactie daarop heeft [slachtoffer 1] op sociale media berichten geplaatst over onder andere de overleden moeder van [medeverdachte 1] . Die berichten zetten kwaad bloed bij laatstgenoemde. Ook is [slachtoffer 1] met anderen ’s nachts toeterend en extra gas gevend door de straat, waar [medeverdachte 1] en [verdachte] wonen, gereden.
Op 4 oktober 2020 heeft [medeverdachte 1] zijn broer [verdachte] , hun vriend [medeverdachte 2] , hun oom [medeverdachte 3] en een aantal andere vrienden verzameld om [slachtoffer 1] op te zoeken. Zij zijn vervolgens naar de [autowasstraat] in Nijverdal gereden, omdat [slachtoffer 1] daar op dat moment was. [slachtoffer 1] was daar met zijn broer [slachtoffer 2] en een aantal anderen.
[verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kwamen als eerste aan in een Audi A3 met kenteken [kenteken 1] . Daarachter volgden nog twee auto’s. [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn de wasbox ingelopen, waar [slachtoffer 1] op dat moment zijn auto aan het schoonmaken was. [slachtoffer 1] bevond zich naast zijn auto aan de bestuurderskant. [getuige] stond naast hem. [verdachte] is direct richting [slachtoffer 1] gelopen. [medeverdachte 2] liep om de auto heen, via de bijrijderskant, richting [slachtoffer 1] . Op enig moment stond [slachtoffer 1] tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] in. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] vervolgens twee keer met zijn vuist in het gezicht geslagen, waardoor [slachtoffer 1] op de grond viel. Daarna liepen [verdachte] en [medeverdachte 2] de wasbox uit. [medeverdachte 2] is nog teruggekeerd naar de wasbox, is langs [slachtoffer 1] gelopen en heeft hem een duw gegeven.
Vervolgens kwam [medeverdachte 3] de wasbox binnen. [slachtoffer 1] bevond zich toen aan de voorkant van zijn auto. [medeverdachte 3] liep naar [slachtoffer 1] toe en sloeg hem met zijn vuist in het gezicht.
Terwijl [slachtoffer 1] in de wasbox werd geslagen, was [medeverdachte 1] buiten de wasbox. Daar stonden ook een aantal anderen. Onder hen bevonden zich onder andere [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . [medeverdachte 1] is uit de auto gestapt met een vuurwapen in zijn hand. Terwijl hij richting die personen liep, laadde hij het vuurwapen door. Hij heeft vervolgens het vuurwapen gericht/met het vuurwapen gewezen op/naar [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en het vuurwapen twee keer in de nabijheid van deze personen afgevuurd. Daarna zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weer naar hun auto’s gerend en weggereden. Op het terrein van de wasstraat zijn twee kogelhulzen en een kogelpatroon van het merk C.B.C., kaliber .32 auto gevonden.
4.3.3
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het toebrengen van lichamelijk letsel door verdachte.
De rechtbank overweegt dat het in vereniging plegen van openlijk geweld zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar openlijk geweld kan ook bestaan uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een meer ongestructureerd samenwerkingsverband.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte samen met zijn broer [medeverdachte 1] , zijn oom [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en een aantal anderen naar de wasstraat in Nijverdal is gereden om [slachtoffer 1] te zoeken en dat vrijwel direct na aankomst door deze groep bij de wasstraat werd gedreigd en geweldshandelingen werden gepleegd. Ook is er geschoten met een vuurwapen. Dit alles speelt zich af in een paar seconden. In die paar seconden heeft verdachte [slachtoffer 1] met de vuist in het gezicht geslagen. Ook medeverdachte [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 1] met een vuist in het gezicht geslagen. Verdachte heeft aldus een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijke geweld. De rechtbank concludeert daaruit dat er overeenstemming was tussen verdachte en de medeverdachten over het plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] , en dat verdachten op deze manier nauw en bewust hebben samengewerkt.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] .
Uit het dossier kan niet worden afgeleid welke vuistslag(en) het in de tenlastelegging omschreven letsel van [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad, zodat dit letsel niet specifiek aan verdachte kan worden toegeschreven. Dit is wel een vereiste voor bewezenverklaring van de strafverhogende omstandigheid als bedoeld in artikel 141 lid 2 ahf onder 1e van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 oktober 2020 te Nijverdal,
openlijk, te weten op de parkeerplaats en het terrein van [autowasstraat] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit
het meermaals (met kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen het gezicht slaan en/of stompen van die [slachtoffer 1] waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd aan verdachte een maatregel in de zin van artikel 38v Sr voor de duur van 3 jaren op te leggen, in de vorm van een contactverbod jegens [slachtoffer 1] , zijn broers en zijn ouders en een locatieverbod, in die zin dat verdachte zich niet in een straal van 500 meter van de woning van de familie [familienaam] mag bevinden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen. Subsidiair is verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Meer subsidiair is verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Tussen de broer van verdachte en het slachtoffer is een conflict ontstaan. Verdachte is, nadat aan verschillende personen was gevraagd om te komen en na voorbereiding van een gewelddadige confrontatie, samen met zijn broer, zijn oom en een aantal vrienden naar de wasstraat in Nijverdal gegaan om verhaal te halen. Meteen bij aankomst stelde de groep van verdachte zich agressief op. Het slachtoffer is geslagen door verdachte en zijn oom en heeft daardoor onder meer een bloedende hoofdwond en licht traumatisch schedelhersenletsel opgelopen. [slachtoffer 1] kampt nog steeds met de gevolgen van de gebeurtenissen bij de wasstraat. Dit blijkt ook uit de namens hem ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Ook afgezien van de gevolgen voor het slachtoffer, draagt dergelijk geweld bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de confrontatie met anderen heeft gezocht en zich daarbij geen rekenschap heeft gegeven van andere personen in en om de wasboxen die ongewild geconfronteerd werden met het door verdachte en medeverdachten gebruikte geweld.
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van W.G.J. Kroeze van 29 maart 2022. Verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben. Naar aanleiding van deze strafzaak is hij zijn baan kwijt geraakt, maar hij is daarna met zijn eigen bedrijf begonnen. Dat loopt goed.
Er wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Het plegen van het delict lijkt een samenloop van omstandigheden te zijn geweest. De gevolgen van zijn handelen zijn de verdachte door het huidige justitiecontact zeer duidelijk geworden. Dit zou hem ervan kunnen weerhouden om in de toekomst opnieuw in dergelijke situaties terecht te komen.
Straf
Gezien de ernst van het gepleegde feit is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 180 uren moet worden opgelegd. Daarnaast vindt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk, omdat verdachte samen met zijn broer op lichtvaardige wijze geweld heeft ingezet om tot een oplossing te komen van een conflict.
Maatregel ex artikel 38v Sr
Door [slachtoffer 1] is verzocht om een contact- en locatieverbod. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat een contact- en/of locatieverbod in de zin van artikel 38v Sr noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 13.404,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten (geschat op € 250,00);
- medische kosten (€ 654,90).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 12.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade goed onderbouwd en geheel toewijsbaar is. Voor wat betreft de immateriële schade kan een bedrag van € 10.000,00 worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het causale verband tussen de geweldshandelingen en de schade van het slachtoffer is niet onderbouwd. Primair heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen en is verzocht om de immateriële schade te matigen tot € 1.500,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De onder de posten ‘reiskosten’ en ‘medische kosten’ opgevoerde schade is echter onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Wat betreft de immateriële schade is vast komen te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De onderbouwing van het causale verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de hoogte van de opgevoerde immateriële schade is op dit moment echter onvoldoende. De schade zal daarom naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00. De rechtbank zal om reden dat het vaststellen van de overige gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, de benadeelde partij in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij de vordering, voor zover hij daarin niet-ontvankelijk wordt verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van € 1.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.000,00, (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van € 12.404,90 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R020090 (onderzoek Tortel). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 5 april 2022, inhoudende, voor zover van belang:
U houdt mij voor waarvan ik word verdacht. Het klopt dat ik op 4 oktober 2020 naar de [autowasstraat] in Nijverdal ben gegaan. Toen ik aankwam, zag ik [slachtoffer 1] staan. Ik liep naar hem toe. Ik heb hem een tik verkocht met mijn gebalde vuist op zijn gezicht. Hij wankelde tegen een bak met spuitslangen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 389 tot en met 396), inhoudende, voor zover van belang:
Op 4 oktober 2020 was ik bij de [autowasstraat] in Nijverdal. Ik stond in de laatste wasbox. Ik zag een zilveren Audi aan komen rijden. Deze auto stopte net voor mijn wasbox. Ik zag dat [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] [1] ). Ik zag ook nog een 35-jarige man uit de auto komen. Ik zag dat [verdachte] rechts om mijn auto heen naar mij toe kwam lopen in de box. Ik werd in de hoek, aan de andere zijde van de muntenautomaat, klem gezet. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij vol met veel kracht eerst sloeg met zijn linker vuist op mijn neus. Door deze klap viel ik op de grond. Ik stond daarna direct weer op. Toen zag en voelde ik dat de 35-jarige man mij in mijn gezicht sloeg met zijn rechter arm. Ik voelde dat deze klap boven mijn rechter oog kwam. Ik voelde en zag bloed over mijn gezicht stromen. Ik zakte in en stond daarna direct weer op. Ik hoorde en zag dat een jongen aan het schieten was. Ik zag dat het vuurwapen gericht was op mijn broer [slachtoffer 2] en de groep. Ik zag dat de jongen op de groep richtte en schoot. Daarna richtte hij het vuurwapen in mijn richting.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (pagina 466 tot en met 478), inhoudende, voor zover van belang:
Op 4 oktober 2020 ging ik naar [autowasstraat] . [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) kwam eraan. [slachtoffer 1] zette zijn auto in de wasbox. Er kwamen drie auto’s aangereden. Een grijze Audi A3 met kenteken [kenteken 1] . Daarachter kwam een donkerblauwe Golf 5 met kenteken [kenteken 2] . De laatste was een boodschappenautootje, ik gok een Renault Twingo.
Er kwamen drie personen uit de eerste auto. [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] [2] ) liep rechtstreeks naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] kreeg drie, vier a vijf klappen in zijn gezicht. Op dat moment staat er een getinte jongen achter mij. Hij droeg een zwarte jas met een capuchon en een enorme bontkraag eraan.
[medeverdachte 1] pakte een pistool en begint zo gericht op de groep te schieten die bij de muntenautomaat van de wasbox stond.
Op dat moment komt een lange man met een wit t-shirt. Ik schat hem 30 tot 40 jaar. Deze man liep naar [slachtoffer 1] . Hij sloeg recht op het gezicht van [slachtoffer 1] .
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] (pagina 347 tot en met 357), inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 1] had ruzie met [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] heeft toen iedereen gebeld. We zijn naar Nijverdal gereden en zagen de [autowasstraat] . Wij zagen daar [slachtoffer 1] en nog andere jongens en meiden staan. [medeverdachte 1] zei tegen mij: ‘Ga er naartoe’. Ik kwam als één van de laatsten aan. Ik zag dat er mensen aan het vechten waren in een wasbox. [verdachte] was [slachtoffer 1] aan het slaan. [medeverdachte 1] was ook al uitgestapt. Ik hoorde schoten. [medeverdachte 1] schoot. Ik zag dat een jongen richting [verdachte] liep met de ploertendoder. Op dat moment zag ik dat [medeverdachte 1] een pistool pakte en deze richtte op de jongen met de ploertendoder.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] (pagina 440 tot en met 450), inhoudende, voor zover van belang:
Ik heb nader onderzoek ingesteld naar de camerabeelden van de [autowasstraat] Nijverdal van 4 oktober 2020 van 20.40 uur tot en met 21.00 uur.
Het beeld van camera 1 is gericht op de stofzuigers en het verlengde van de wasboxen.
20:54:01
Een Audi A3 met kenteken [kenteken 1] komt het terrein van de carwash oprijden. Het rechter portier gaat open en [medeverdachte 2] komt uit de auto. De Audi A3 rijdt direct verder. [medeverdachte 2] draagt een jas met capuchon met een bontkraag.
20:54:05
Achter de Audi A3 komt een VW Golf met kenteken [kenteken 2] het terrein oprijden.
20:54:08
[medeverdachte 2] loopt in de richting van de laatste wasbox.
20:54:11
Het portier aan de bestuurderszijde van de VW Golf gaat open. Links in beeld loopt [medeverdachte 1] in de richting van de laatste wasbox. Hij draagt een lichte jas met capuchon. Hij heeft een donker voorwerp, lijkend op een vuurwapen, in zijn rechterhand. Hij richt het voorwerp voor zich uit.
20:54:15
[medeverdachte 1] brengt met zijn rechterarm met het donkere voorwerp voor zijn lichaam. Daarna houdt hij het voorwerp met zijn linkerhand naast zijn lichaam. Hij loopt in de richting van de laatste wasbox.
20:54:19
[medeverdachte 1] brengt zijn linkerarm met het zwarte voorwerp voor zich uit.
20:54:32
[medeverdachte 1] richt het donkere voorwerp in zijn hand in de richting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] rennen in de richting van de rotonde.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] (pagina 451 tot en met 459), inhoudende, voor zover van belang:
Ik heb nader onderzoek ingesteld naar de camerabeelden van de [autowasstraat] Nijverdal van 4 oktober 2020 van 20.40 uur tot en met 21.00 uur.
Het beeld van camera 3 bevindt zich boven wasbox 3 en 4, de laatste en een na laatste wasbox.
20:53:43
Ik zie een zwarte Audi TT. Rechts naast deze auto zie ik [slachtoffer 1] en [getuige] .
20:54:19
[medeverdachte 2] loopt via de rechterzijde van de auto in de richting van [slachtoffer 1] . Hij houdt iets donkers tussen zijn rechter duim en wijsvinger.
20:54:21
Uit de rechter mouw of hand van [medeverdachte 2] komt een zwart langwerpig voorwerp tevoorschijn, gericht naar de grond.
20:54:22
Langs de linkerzijde van de Audi loopt [verdachte] .
20:54:23
[verdachte] maakt met zijn rechterarm een zwaaiende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] en raakt [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd. [verdachte] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] aan de linkerzijde. [slachtoffer 1] valt op de grond.
20:54:24
[verdachte] maakt met zijn rechteram een zwaaiende beweging in de richting van [slachtoffer 1] naar de grond. [medeverdachte 2] buigt in de richting van [slachtoffer 1] .
20:54:27
[verdachte] loopt in gevechtshouding achterwaarts de wasbox uit. [slachtoffer 1] staat op. [medeverdachte 2] loopt uit de wasbox weg.
20:54:30
Ik zie dat [medeverdachte 2] voorlangs [slachtoffer 1] loopt en een zwaaiende beweging met een arm maakt in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 1] . Ik zie dat [slachtoffer 1] zijn beide armen voor zich houdt en zich kennelijk afweert.
20:54:40
[slachtoffer 1] loopt achterwaarts in de richting van de voorzijde van zijn Audi. Via de linkerzijde van de Audi loopt [medeverdachte 3] met een gebarende armbeweging in de richting van [slachtoffer 1] . De linkerhand van [medeverdachte 3] is een vuist en op middelhoogte in de richting van [slachtoffer 1] gericht. [medeverdachte 3] duwt met zijn rechterarm de linkerarm van [slachtoffer 1] omlaag. [medeverdachte 3] stoot zijn linker vuist voluit naar voren in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 3] loopt de wasbox uit.

Voetnoten

1.Voor de leesbaarheid zal hierna, waar de aangever verklaart over [medeverdachte 1] , de naam [verdachte] worden vermeld.
2.Voor de leesbaarheid zal hierna, waar de aangever verklaart over [medeverdachte 1] , de naam [verdachte] worden vermeld.