ECLI:NL:RBOVE:2022:1050

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
08.250780.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging, openlijke geweldpleging en verboden wapenbezit na gewelddadige confrontatie

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan bedreiging, openlijke geweldpleging en verboden wapenbezit. De zaak vond zijn oorsprong in een conflict tussen de man en het slachtoffer, dat op 4 oktober 2020 escaleerde in Nijverdal. De man had een groep vrienden verzameld en was naar een wasstraat gegaan om verhaal te halen. Tijdens deze confrontatie werd het slachtoffer door de broer en oom van de man geslagen, terwijl de man zelf een vuurwapen op meerdere personen richtte en in de lucht schoot. De rechtbank oordeelde dat de man een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, ook al had hij het slachtoffer niet zelf geslagen. Naast de gevangenisstraf werd de man ook verplicht om een schadevergoeding van 1.000 euro aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdachte, omdat hij zich in een gewelddadige situatie had begeven en daarmee de kans op geweld had vergroot. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.250780.20 (P)
Datum vonnis: 19 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. der Bedrosian, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 4 oktober 2020 vier personen heeft bedreigd met een vuurwapen;
feit 2:op 4 oktober 2020 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
feit 3:op 4 oktober 2020 een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 4 oktober 2020 munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te Nijverdal, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of
goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend een vuurwapen in handen te hebben gehad en/of
vervolgens dat vuurwapen te hebben geladen en/of (vervolgens) met dat
(vuur)wapen (in de hand) naar en/of in de richting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] te hebben gelopen en/of gericht/gewezen en/of
(vervolgens) dat (vuur)wapen in de nabijheid van voornoemd(e) slachtoffer(s) af te
vuren, althans deze te tonen en/of (vervolgens) dreigend daarbij te hebben
geroepen “Wie is [slachtoffer 1] ?”,. althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te Nijverdal, althans in Nederland,
openlijk, te weten, op en/of aan de parkeerplaats en het terrein van [autowasstraat] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit
die [slachtoffer 1] een of meermaal(s) (met grote kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen en/of tegen het
lichaam te trappen/schoppen waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam,
aan welk geweld verdachte een bijdrage heeft geleverd door
- het verzamelen van de groep en/of hen te informeren over de ruzie met die [slachtoffer 1]
en/of met hen een plan te maken om die [slachtoffer 1] te pakken en/of klappen
te geven, en/of
- met een of meer groepslid/leden op zoek gaan naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1]
samen met vele andere personen en voertuigen te benaderen, en/of
- zich in de nabijheid van de wasbox te begeven en aldaar met een wapen te
zwaaien en/of dit wapen te richten op bekenden en/of vrienden en/of de broer van
die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te Nijverdal, althans in Nederland,
een vuurwapen van categorie II en/of een vuurwapen en/of pistool van categorie
III, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te Nijverdal, althans in Nederland,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer
volmantel kogelpatroon/patronen van het merk C.B.C., kaliber .32 auto,
voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het vuurwapen niet in de richting van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gericht of afgevuurd.
Feit 2
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van de openlijke geweldpleging. Verdachte is naar de wasstraat gegaan om de ruzie met [slachtoffer 1] uit te praten. Hij heeft [slachtoffer 1] niet geslagen en ook niet op andere wijze bijgedragen aan het geweld. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking wat betreft het plegen van geweld jegens [slachtoffer 1] .
Feit 3 en 4
De verdediging heeft aangevoerd dat de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend zijn bewezen. Verdachte heeft deze feiten bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Op 4 oktober 2020 omstreeks 20.56 uur kreeg de politie een melding dat er een vechtpartij gaande was bij de [autowasstraat] – autowasstraat – in Nijverdal. Hierbij zou ook zijn geschoten. Ter plaatse gekomen bleek [slachtoffer 1] een verwonding aan zijn hoofd te hebben. Kort na de vechtpartij zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden voor – kort gezegd – betrokkenheid bij de vechtpartij. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben aangifte gedaan.
4.3.2
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier, tevens inhoudende camerabeelden en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Begin oktober 2020 ontstond er een conflict tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] . Volgens [slachtoffer 1] heeft [verdachte] hem op 2 oktober 2020 naar een skatebaan gelokt. Hij dacht dat hij daar een meisje zou gaan ontmoeten met wie hij eerder via social media contact had. Toen hij daar aankwam bleek het meisje er echter niet te zijn en werd hij - naar zijn zeggen - aangevallen door [verdachte] en een aantal andere mannen. In reactie daarop heeft [slachtoffer 1] op sociale media berichten geplaatst over onder andere de overleden moeder van [verdachte] . Die berichten zetten kwaad bloed bij laatstgenoemde. Ook is [slachtoffer 1] met anderen ’s nachts toeterend en extra gas gevend door de straat, waar [verdachte] en [medeverdachte 1] wonen, gereden.
Op 4 oktober 2020 heeft [verdachte] zijn broer [medeverdachte 1] , hun vriend [medeverdachte 2] , hun oom [medeverdachte 3] en een aantal andere vrienden verzameld om [slachtoffer 1] op te zoeken. Zij zijn vervolgens naar de [autowasstraat] in Nijverdal gereden, omdat [slachtoffer 1] daar op dat moment was. [slachtoffer 1] was daar met zijn broer [slachtoffer 4] en een aantal anderen.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kwamen als eerste aan in een Audi A3 met kenteken [kenteken 1] . Daarachter volgden nog twee auto’s. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn de wasbox ingelopen, waar [slachtoffer 1] op dat moment zijn auto aan het schoonmaken was. [slachtoffer 1] bevond zich naast zijn auto aan de bestuurderskant. [getuige 1] stond naast hem. [medeverdachte 1] is direct richting [slachtoffer 1] gelopen. [medeverdachte 2] liep om de auto heen, via de bijrijderskant, richting [slachtoffer 1] . Op enig moment stond [slachtoffer 1] tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] vervolgens twee keer met zijn vuist in het gezicht geslagen, waardoor [slachtoffer 1] op de grond viel. Daarna liepen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de wasbox uit. [medeverdachte 2] is nog teruggekeerd naar de wasbox, is langs [slachtoffer 1] gelopen en heeft hem een duw gegeven. Vervolgens kwam [medeverdachte 3] de wasbox binnen. [slachtoffer 1] bevond zich toen aan de voorkant van zijn auto. [medeverdachte 3] liep naar [slachtoffer 1] toe en sloeg hem met zijn vuist in het gezicht.
Terwijl [slachtoffer 1] in de wasbox werd geslagen, was [verdachte] buiten de wasbox. Daar stonden ook een aantal anderen. Onder hen bevonden zich onder andere [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . [verdachte] is uit de auto gestapt met een vuurwapen in zijn hand. Terwijl hij richting die personen liep, laadde hij het vuurwapen door. Hij heeft vervolgens het vuurwapen gericht/met het vuurwapen gewezen op/naar [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en het vuurwapen twee keer in de nabijheid van deze personen afgevuurd.
Daarna zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weer naar hun auto’s gerend en weggereden. Op het terrein van de wasstraat zijn twee kogelhulzen en een kogelpatroon van het merk C.B.C., kaliber .32 auto gevonden.
4.3.3
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de camerabeelden en de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] acht de rechtbank bewezen dat verdachte het vuurwapen recht voor zich uit heeft gehouden en daarbij heeft gericht op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Weliswaar heeft hij [slachtoffer 1] niet zelf geslagen, maar hij heeft wel een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijke geweld, door een groep vrienden te verzamelen, samen met hen [slachtoffer 1] op te zoeken en zich vervolgens in zijn nabijheid te begeven. De rechtbank overweegt dat het in vereniging plegen van openlijk geweld zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar openlijk geweld kan ook bestaan uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een meer ongestructureerd samenwerkingsverband.
Verdachte heeft welbewust een bijna zekere confrontatie opgezocht en is bovendien meegegaan in de aanvalsgolf. Vrijwel direct bij aankomst bij de wasstraat hebben [medeverdachte 1] en vervolgens [medeverdachte 3] , [slachtoffer 1] met een vuist in het gezicht geslagen. Op het terrein van de wasstraat heeft verdachte met een vuurwapen geschoten waardoor onder andere [slachtoffer 4] zijn broer [slachtoffer 1] geen hulp kon bieden. Dit alles speelt zich af in een paar seconden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door op deze manier te handelen, nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten, die [slachtoffer 1] wel hebben geslagen. Verdachtes handelen is van voldoende gewicht voor het oordeel dat zijn opzet zich ook heeft uitgestrekt tot het geweld dat anderen tijdens deze gebeurtenis pleegden. Dat geweld kan verdachte daarom worden toegerekend. De rechtbank concludeert daaruit dat er overeenstemming was tussen verdachte en de medeverdachten over het plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] , en dat verdachten op deze manier nauw en bewust hebben samengewerkt.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 , 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 oktober 2020 te Nijverdal,
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ,
heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht,
door opzettelijk dreigend een vuurwapen in handen te hebben gehad en
dat vuurwapen te hebben geladen en met dat
vuurwapen naar en in de richting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3]
en [slachtoffer 4] te zijn/hebben gelopen en gericht/gewezen en dat vuurwapen in de nabijheid van voornoemde slachtoffers af te
vuren en dreigend daarbij te hebben
geroepen “Wie is [slachtoffer 1] ?”;
2.
hij op 4 oktober 2020 te Nijverdal,
openlijk, te weten op de parkeerplaats en het terrein van [autowasstraat] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit
het meermaals (met kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen het gezicht, slaan en/of stompen van die [slachtoffer 1] waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam,
- het verzamelen van de groep en het informeren van hen over de ruzie met die [slachtoffer 1]
en het maken van een plan met hen om die [slachtoffer 1] klappen
te geven, en
- het opzoeken van die [slachtoffer 1] met een of meer groepslid/leden en het benaderen van die [slachtoffer 1] samen met andere personen en voertuigen, en
- het zich in de nabijheid van de wasbox begeven en aldaar met een wapen
zwaaien en richten van dit wapen op bekenden en vrienden en de broer van
die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op 4 oktober 2020 te Nijverdal,
een vuurwapen van categorie II of een vuurwapen of pistool van categorie
III, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 4 oktober 2020 te Nijverdal,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
volmantel kogelpatronen van het merk C.B.C., kaliber .32 auto,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep op noodweer gedaan en verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 4] , de broer van [slachtoffer 1] , de kofferbak van zijn auto opende, daar een honkbalknuppel uit haalde en in de richting van zijn broer [medeverdachte 1] liep. Verdachte vreesde dat zijn broer met de honkbalknuppel zou worden geslagen. Daarom zag hij zich genoodzaakt zijn broer te verdedigen door twee waarschuwingsschoten af te vuren in de lucht.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dat het beroep op noodweer moet worden verworpen.
5.3
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op noodweer van verdachte niet slaagt. Verdachte heeft samen met zijn broer, oom en een aantal vrienden [slachtoffer 1] opgezocht. Vanaf het moment dat zij bij de wasstraat aankwamen, hebben zij zich agressief en gewelddadig opgesteld. Verdachte is met een vuurwapen in zijn hand uit de auto gestapt en heeft al lopend het wapen doorgeladen. Het was vervolgens [slachtoffer 1] die in de wasbox werd ingesloten en meermalen is geslagen. Verdachte heeft zich aldus willens en wetens in een situatie gebracht waarin hij kon verwachten dat in reactie op geweld, geweld gebruikt zou worden. Dit staat een geslaagd beroep op noodweer in de weg. Daar komt bij dat [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij, kort gezegd, als reactie op het geweld jegens zijn broer [slachtoffer 1] de honkbalknuppel heeft gepakt. De rechtbank is van oordeel dat ook op dat moment geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte 1] door [slachtoffer 4] die verdediging met een vuurwapen noodzakelijk maakte. Van een noodweersituatie was geen sprake. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
5.4
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 juncto 55 van de Wet Wapens en Munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd aan verdachte een maatregel in de zin van artikel 38v Sr voor de duur van 3 jaren op te leggen, in de vorm van een contactverbod jegens [slachtoffer 1] , zijn broers en zijn ouders en een locatieverbod, in die zin dat verdachte zich niet in een straal van 500 meter van de woning van de familie [familienaam] mag bevinden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om verdachte een taakstraf op te leggen. Subsidiair is verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Tussen verdachte en het slachtoffer is een conflict ontstaan. Verdachte is na het bij elkaar roepen van een groep personen en voorbereiding van een gewelddadige confrontatie, samen met zijn broer, zijn oom en een aantal vrienden naar de wasstraat in Nijverdal gegaan om verhaal te halen. Meteen bij aankomst stelde de groep van verdachte zich agressief op. Het slachtoffer is geslagen door de broer en oom van verdachte en heeft daardoor onder meer een bloedende hoofdwond en licht traumatisch schedelhersenletsel opgelopen. Verdachte heeft buiten de wasboxen aan een aantal personen een vuurwapen getoond. Waar verdachte tijdens de terechtzitting bleef volhouden dat hij het vuurwapen niet op een of meer personen heeft gericht en slechts in de lucht heeft geschoten, blijkt uit de camerabeelden en de getuigenverklaring dat hij het vuurwapen heeft gericht op personen en dat hij heeft geschoten. De rechtbank rekent hem dat in het bijzonder aan. Het voorhanden hebben van een vuurwapen wordt zwaar bestraft, omdat dit zeer gevaarlijke situaties oplevert die veel impact op de slachtoffers en omstanders hebben. Dat blijkt ook nu weer. Verdachte mag van geluk spreken dat er niemand (dodelijk) gewond is geraakt. Wel hebben de bij de wasstraat aanwezige personen nog lang last gehad van het schietincident. Ook [slachtoffer 1] kampt nog steeds met de gevolgen van de gebeurtenissen bij de wasstraat. Dit blijkt ook uit de namens hem ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Ook afgezien van de gevolgen voor het slachtoffer, draagt dergelijk geweld bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de confrontatie met anderen heeft gezocht en zich daarbij geen rekenschap heeft gegeven van andere personen in en om de wasboxen die ongewild geconfronteerd werden met het door verdachte en medeverdachten gebruikte geweld.
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2022, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van P. Schoolen van 1 april 2022. Bij verdachte is sprake van een impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Hij kropt zijn emoties op en kan deze moeilijk loslaten. Hij heeft beperkte copingvaardigheden en lost problemen vooral op door agressie. Verdachte heeft hier last van en staat al sinds enige tijd vrijwillig onder behandeling bij De Tender/Transfore. Hierdoor heeft een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden geen meerwaarde en wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Met name het gebruik van een vuurwapen en het bedreigen daarmee weegt zwaar mee bij het bepalen van de hoogte van de straf. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Maatregel ex artikel 38v Sr
Door de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , is verzocht om een contact- en locatieverbod. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat een contact- en/of locatieverbod in de zin van artikel 38v Sr noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 13.404,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten (geschat op € 250,00);
- medische kosten (€ 654,90).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 12.500,00 gevorderd.
[slachtoffer 4] heeft zich eveneens als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat geheel uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade goed onderbouwd en geheel toewijsbaar is. Voor wat betreft de immateriële schade kan een bedrag van € 10.000,00 worden toegewezen.
Vordering [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 4] immateriële schade heeft geleden. Volgens de officier van justitie is een vergoeding van € 750,00 passend.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Vorderingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het causale verband tussen de geweldshandelingen en de schade van het slachtoffer is niet onderbouwd. Primair heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Subsidiair is aangevoerd dat de materiële posten vooral zien op de feiten 1 en 2 en dat de verdediging ten aanzien van deze feiten heeft verzocht om (primair) ontslag van alle rechtsvervolging en (subsidiair) vrijspraak. Ook hierom moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de schade op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rekening te houden met de eigen gedragingen, en daarmee de eigen schuld, van de benadeelde partijen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De onder de posten ‘reiskosten’ en ‘medische kosten’ opgevoerde schade is echter onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Wat betreft de immateriële schade is vast komen te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De onderbouwing van het causale verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de hoogte van de opgevoerde immateriële schade is op dit moment echter onvoldoende. De schade zal daarom naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00. De rechtbank zal om reden dat het vaststellen van de overige gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, de benadeelde partij in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij de vordering, voor zover hij daarin niet-ontvankelijk wordt verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade wegens een inbreuk op een persoonlijkheidsrecht.
De rechtbank is van oordeel dat die vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat de hoogte hiervan ook niet naar billijkheid kan worden vastgesteld. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt namelijk niet op welke grondslag de opgevoerde schade is gebaseerd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2): van een bedrag van € 1.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.000,00, (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van € 12.404,90 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding [slachtoffer 4]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R020090 (onderzoek Tortel). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1, 2 en 3
1.
De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 5 april 2022, inhoudende, voor zover van belang:
U houdt mij voor waarvan ik word verdacht. Het klopt dat ik op 4 oktober 2022 een wapen bij me had. Het was een handwapen. Er kon scherpe munitie in. Toen de auto stopte, heb ik de munitie erin gedaan. Tijdens het lopen heb ik het wapen overgehaald. Mijn broertje (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) was met [slachtoffer 1] in de wasbox. Ik zag wat duwen en trekken in de wasbox.
U toont de camerabeelden van 4 oktober 2020, van het terrein van de wasstraat. Het klopt dat ik de persoon ben die om 20.53.59 uur links onderin in beeld verschijnt. Het klopt dat ik het wapen in mijn handen heb en doorlaadt.
Om 20.54.31 uur sta ik in het midden. [slachtoffer 4] is bij de kofferbak van zijn auto. Mijn broer [medeverdachte 1] is in de wasbox. Om 20.54.33 uur schiet ik. Dan zie je dat de jongens van de brommers wegrennen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 389 tot en met 396), inhoudende, voor zover van belang:
Op 4 oktober 2020 was ik bij de [autowasstraat] in Nijverdal. Ik stond in de laatste wasbox. Ik zag een zilveren Audi aan komen rijden. Deze auto stopte net voor mijn wasbox. Ik zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] [1] ). Ik zag ook nog een 35-jarige man uit de auto komen. Ik zag dat [medeverdachte 1] rechts om mijn auto heen naar mij toe kwam lopen in de box. Ik werd in de hoek, aan de andere zijde van de muntenautomaat, klem gezet. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 1] mij vol met veel kracht eerst sloeg met zijn linker vuist op mijn neus. Door deze klap viel ik op de grond. Ik stond daarna direct weer op. Toen zag en voelde ik dat de 35-jarige man mij in mijn gezicht sloeg met zijn rechter arm. Ik voelde dat deze klap boven mijn rechter oog kwam. Ik voelde en zag bloed over mijn gezicht stromen. Ik zakte in en stond daarna direct weer op. Ik hoorde en zag dat een jongen aan het schieten was. Ik zag dat het vuurwapen gericht was op mijn broer [slachtoffer 4] en de groep. Ik zag dat de jongen op de groep richtte en schoot. Daarna richtte hij het vuurwapen in mijn richting.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (pagina 466 tot en met 478), inhoudende, voor zover van belang:
Op 4 oktober 2020 ging ik naar [autowasstraat] . [naam 1] en [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) stonden daar. Ook [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ) kwam aanrijden. Daarna kwam [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) eraan. [slachtoffer 1] zette zijn auto in de wasbox. Ik stond met [slachtoffer 3] , [naam 1] , [naam 2] , [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 4] bij elkaar. Er kwamen drie auto’s aangereden. Een grijze Audi A3 met kenteken [kenteken 1] . Daarachter kwam een donkerblauwe Golf 5 met kenteken [kenteken 2] . De laatste was een boodschappenautootje, ik gok een Renault Twingo.
Er kwamen drie personen uit de eerste auto. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] [2] ) liep rechtstreeks naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] kreeg drie, vier a vijf klappen in zijn gezicht. Op dat moment staat er een getinte jongen achter mij. Hij droeg een zwarte jas met een capuchon en een enorme bontkraag eraan.
[verdachte] pakte een pistool en begint zo gericht op de groep te schieten die bij de muntenautomaat van de wasbox stond.
Op dat moment komt een lange man met een wit t-shirt. Ik schat hem 30 tot 40 jaar. Deze man liep naar [slachtoffer 1] . Hij sloeg recht op het gezicht van [slachtoffer 1] .
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (pagina 404 tot en met 409), inhoudende, voor zover van belang:
Op 4 oktober 2020 was ik bij de [autowasstraat] in Nijverdal. Rond 20.45 a 21.00 uur reden er drie auto’s het terrein van [autowasstraat] op. Uit de eerste auto stapten twee personen, waarvan ik er een herkende als [medeverdachte 1] . De twee personen die uit de eerste auto stapten, liepen direct naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] stond op dat moment voorin de wasbox. Ik zag dat [medeverdachte 1] direct op het gezicht en lichaam van [slachtoffer 1] sloeg. Op het moment dat [slachtoffer 1] geslagen werd, stapten uit de andere twee auto’s ongeveer zes personen uit. Ik herkende [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] bij het uitstappen uit de auto een pistool vast had. Dit pistool werd op ons gericht. Ik zag [verdachte] met het pistool in zijn hand gericht op [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) en hoorde een schot, dat bestemd leek te zijn voor [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Ik zag dat [verdachte] op dat moment het pistool op mij richtte.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] (pagina 347 tot en met 357), inhoudende, voor zover van belang:
[verdachte] had ruzie met [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft toen iedereen gebeld. [verdachte] belde mij op en zei dat hij [slachtoffer 1] klappen wilde geven. [verdachte] vroeg of ik mee wilde gaan om hem te zoeken. Ik wist dat er meerdere mensen mee zouden gaan. Ik ben naar [verdachte] toegereden. [verdachte] stond op de hoek van de straat samen met [naam 4] . Ik ben naast [naam 4] gaan staan. [verdachte] is toen naar binnen gegaan. Ik was met [naam 4] aan het praten. We vroegen ons af of we wel naar die jongen toe moesten gaan om hem klappen te geven.
Toen [verdachte] binnen was zijn er nog andere jongens bij gekomen. We zijn naar Nijverdal gereden en zagen de [autowasstraat] . Wij zagen daar [slachtoffer 1] en nog andere jongens en meiden staan. [verdachte] zei tegen mij: ‘Ga er naartoe’. Ik kwam als één van de laatsten aan. Ik zag dat er mensen aan het vechten waren in een wasbox. [medeverdachte 1] was [slachtoffer 1] aan het slaan. [verdachte] was ook al uitgestapt. Ik zie op een gegeven moment dat een jongen een ploertendoder vast heeft. Deze jongen liep richting [medeverdachte 1] . Ik hoorde schoten. [verdachte] schoot. Ik zag dat een jongen richting [medeverdachte 1] liep met de ploertendoder. Op dat moment zag ik dat [verdachte] een pistool pakte en deze richtte op de jongen met de ploertendoder.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (pagina 501 tot en met 504), inhoudende, voor zover van belang:
Op 4 oktober 2020 was ik bij de [autowasstraat] in Nijverdal. Er kwamen twee auto’s aan gescheurd en er sprongen drie jongens uit. Ik zag dat één van die jongens een pistool vast had. Er werd gelijk geschoten. Ik hoorde de man die het wapen vast hield, roepen: ‘Wie is [slachtoffer 1] ?’ Ik hoorde een knal. Hij hield het wapen horizontaal voor zich uit. Hij richtte echt het wapen op de groep.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (pagina 440 tot en met 450), inhoudende, voor zover van belang:
Ik heb nader onderzoek ingesteld naar de camerabeelden van de [autowasstraat] Nijverdal van 4 oktober 2020 van 20.40 uur tot en met 21.00 uur.
Het beeld van camera 1 is gericht op de stofzuigers en het verlengde van de wasboxen.
20:54:01
Een Audi A3 met kenteken [kenteken 1] komt het terrein van de [autowasstraat] oprijden. Het rechter portier gaat open en [medeverdachte 2] komt uit de auto. De Audi A3 rijdt direct verder. [medeverdachte 2] draagt een jas met capuchon met een bontkraag.
20:54:05
Achter de Audi A3 komt een VW Golf met kenteken [kenteken 2] het terrein oprijden.
20:54:08
[medeverdachte 2] loopt in de richting van de laatste wasbox.
20:54:11
Het portier aan de bestuurderszijde van de VW Golf gaat open. Links in beeld loopt [verdachte] in de richting van de laatste wasbox. Hij draagt een lichte jas met capuchon. Hij heeft een donker voorwerp, lijkend op een vuurwapen, in zijn rechterhand. Hij richt het voorwerp voor zich uit.
20:54:15
[verdachte] brengt met zijn rechterarm met het donkere voorwerp voor zijn lichaam. Daarna houdt hij het voorwerp met zijn linkerhand naast zijn lichaam. Hij loopt in de richting van de laatste wasbox.
20:54:19
[verdachte] brengt zijn linkerarm met het zwarte voorwerp voor zich uit.
20:54:32
[verdachte] richt het donkere voorwerp in zijn hand in de richting van [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] rennen in de richting van de rotonde.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] (pagina 451 tot en met 459), inhoudende, voor zover van belang:
Ik heb nader onderzoek ingesteld naar de camerabeelden van de [autowasstraat] Nijverdal van 4 oktober 2020 van 20.40 uur tot en met 21.00 uur.
Het beeld van camera 3 bevindt zich boven wasbox 3 en 4, de laatste en een na laatste wasbox.
20:53:43
Ik zie een zwarte Audi TT. Rechts naast deze auto zie ik [slachtoffer 1] en [getuige 1] .
20:54:19
[medeverdachte 2] loopt via de rechterzijde van de auto in de richting van [slachtoffer 1] . Hij houdt iets donkers tussen zijn rechter duim en wijsvinger.
20:54:21
Uit de rechter mouw of hand van [medeverdachte 2] komt een zwart langwerpig voorwerp tevoorschijn, gericht naar de grond.
20:54:22
Langs de linkerzijde van de Audi loopt [medeverdachte 1] .
20:54:23
[medeverdachte 1] maakt met zijn rechterarm een zwaaiende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] en raakt [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd. [medeverdachte 1] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] aan de linkerzijde. [slachtoffer 1] valt op de grond.
20:54:24
[medeverdachte 1] maakt met zijn rechteram een zwaaiende beweging in de richting van [slachtoffer 1] naar de grond. [medeverdachte 2] buigt in de richting van [slachtoffer 1] .
20:54:27
[medeverdachte 1] loopt in gevechtshouding achterwaarts de wasbox uit. [slachtoffer 1] staat op. [medeverdachte 2] loopt uit de wasbox weg.
20:54:30
Ik zie dat [medeverdachte 2] voorlangs [slachtoffer 1] loopt en een zwaaiende beweging met een arm maakt in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 1] . Ik zie dat [slachtoffer 1] zijn beide armen voor zich houdt en zich kennelijk afweert.
20:54:40
[slachtoffer 1] loopt achterwaarts in de richting van de voorzijde van zijn Audi. Via de linkerzijde van de Audi loopt [medeverdachte 3] met een gebarende armbeweging in de richting van [slachtoffer 1] . De linkerhand van [medeverdachte 3] is een vuist en op middelhoogte in de richting van [slachtoffer 1] gericht. [medeverdachte 3] duwt met zijn rechterarm de linkerarm van [slachtoffer 1] omlaag. [medeverdachte 3] stoot zijn linker vuist voluit naar voren in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 3] loopt de wasbox uit.
Feit 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 april 2022;
2. Het proces-verbaal onderzoek wapen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (pagina 517 tot en met 522).

Voetnoten

1.Voor de leesbaarheid zal hierna, waar de aangever verklaart over [verdachte] , de naam [medeverdachte 1] worden vermeld.
2.Voor de leesbaarheid zal hierna, waar de aangever verklaart over [verdachte] , de naam [medeverdachte 1] worden vermeld.