ECLI:NL:RBOVE:2022:1049

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
08.119753.21, 08.119767.21, 08.102662.21 en 08.056596.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere strafbare feiten, waaronder winkeldiefstal, belediging en bedreiging van politieagenten, en mishandeling door het gooien van urine en ontlasting

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 28-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 296 dagen voor verschillende strafbare feiten. De man werd beschuldigd van het plegen van winkeldiefstal op 1 maart 2021, waarbij hij levensmiddelen uit een supermarkt heeft gestolen. Daarnaast beledigde hij op dezelfde dag twee politieambtenaren door hen te beschuldigen van nazisme. Op 14 april 2021 bedreigde hij een politieagent en een medewerker van een bedrijf met de dood en brandstichting. Op 16 april 2021 vernielde hij een telefoon van de politie en mishandelde hij twee politieambtenaren door urine en ontlasting op hen te gooien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De rechtbank hield rekening met de impact van de daden op de slachtoffers, waaronder de psychische gevolgen van het gooien van urine en ontlasting. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de politie en de betrokken agenten. De rechtbank overwoog dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot een lichtere straf. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.119753.21, 08.119767.21, 08.102662.21 en 08.056596.21 (P)
Datum vonnis: 19 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, te Zwolle,
Huub van Doornestraat 15, 8013 NR Zwolle,

1.Het onderzoek op de terechtzitting,

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Veenendaal en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N. Hendriksen, advocaat in Hoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08.056596.21:
1. op 1 maart 2021 levensmiddel(en) uit de [supermarkt] aan de [adres] heeft gestolen;
2: op 1 maart 2021 twee politieambtenaren ( [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ) heeft beledigd met de tekst: “Jullie zijn Nazi’s en NSB’ers”.
Parketnummer 08.102662.21
1. op 14 april 2021 politieambtenaar [verbalisant 1] met de dood en met brandstichting heeft bedreigd;
2: op 14 april 2021 [naam 1] , medewerker van [bedrijf] , met de dood en met brandstichting heeft bedreigd.
Parketnummer 08.119767.21
1. op 16 april 2021 een telefoon van de politie heeft vernield en kledingstukken van twee politieambtenaren ( [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ) onbruikbaar heeft gemaakt.
2 primair. op 16 april 2021 twee politieambtenaren ( [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ) heeft mishandeld door urine en ontlasting op hen te gooien;
2 subsidiair: op 16 april 2021 twee politieambtenaren ( [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ) heeft beledigd met de tekst: “kankerlijers” en door urine en ontlasting op hen te gooien.
Parketnummer 08.119753.21
op 4 mei 2021 twee politieambtenaren ( [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ) met de dood heeft bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hen te richten, daarmee schietende bewegingen te maken en daarbij dreigende woorden te roepen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08.056596.21
1.
hij op of omstreeks 1 maart 2021 te Zwolle een of meerdere levensmiddel(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 1 maart 2021 te Zwolle opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten verbalisant(en) [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] ,(beide) belast met de incidentenafhandeling te Zwolle, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen:”Jullie zijn Nazi’s en NSB’ers”, althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 08.102662.21
1.
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Zwolle [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en of met brandstichting, door die [verbalisant 1] (in de Nederlandse en/of Engelse taal) dreigend de woorden toe te voegen: “..I ‘m gonna blow you up” en/of “I ‘m gonna kill you all” en/of “Motherfuckers, I ‘ll blow the policestation up” en/of “Ik pak je vuurwapen af” en/of is verdachte (daarbij) meermalen, althans eenmaal in de richting van die [verbalisant 1] gelopen en/of (vervolgens) (op korte afstand) van die [verbalisant 1] gaan staan en/of heeft verdachte een gevechtshouding aangenomen en/of met gebalde vuisten voor die [verbalisant 1] gaan staan en/of (daarbij) in de richting van het vuurwapen van die [verbalisant 1] gekeken, althans (telkens) woorden en/of (een) handeling(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Zwolle [naam 1] (medewerker bij [bedrijf] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die Van der Zanden dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je kop inslaan en dood maken” en/of “Ik ga jullie vermoorden. Ik ga hier de boel opblazen” en/of “Ik ben het nieuwe hoofd van de Marokkaanse maffia”, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 08.119767.21
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 16 april 2021, te Zwolle, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon en/of een of meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Eenheid Oost-Nederland, [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op of omstreeks 16 april 2021, te Zwolle, een of meerdere ambtenaren, [verbalisant 3] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, en/of [verbalisant 4] , aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening heeft mishandeld door een hoeveelheid urine en/of ontlasting te gooien op/tegen het hoofd en/of het bovenlichaam, althans tegen het lichaam, van voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in/aan het lichaam van voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] teweeg heeft gebracht);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 16 april 2021, te Zwolle, opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 3] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, en/of [verbalisant 4] , aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door hem/hun de woorden toe te voegen: “kankerlijers”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of door een hoeveelheid urine en/of ontlasting te gooien op/tegen het hoofd en/of het bovenlichaam, althans tegen het lichaam, van voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] ;
Parketnummer 08.119753.21
hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 4 mei 2021, te Zwolle, [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] (hoofdagenten van politie Eenheid Oost-Nederland) en/of een of meerdere (andere) personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand te houden, voornoemd voorwerp te richten op voorbijgaande personen en/of (daarbij) schietende bewegingen te maken, en/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast te houden in de nabijheid van voornoemde [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] , en/of (vervolgens) te richten op het lichaam van voornoemde [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] , en/of
- voornoemde [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] dreigend de woorden toe te voegen: “volgende keer doe ik het over met een echt wapen”, “ik ga een Kalasjnikov kopen en dan gaan we dit spelletje nog een keer spelen” en/of “ik vergeet je niet en je gaat boeten voor je daden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd op schrift gesteld requisitoir, op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten, in de zaak met parketnummer 08.119767.21 en de onder 2 primair ten laste gelegde mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de hem in de zaak met parketnummer 08.119767.21 onder 2 primair ten laste gelegde mishandeling moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat niet is gebleken dat bij de politieambtenaren ten gevolge van het gooien van de ontlasting een fysiek effect, zoals een kokhalsreflex, is opgetreden. Wel was sprake van een walgingsgedachte, maar dit valt niet te kwalificeren als mishandeling, maar als een belediging zoals subsidiair ten laste is gelegd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de in de zaken met parketnummers 08.056596.21 onder 1, 08.119767.21 onder 1, 08.119753.21 en 08.119767.21 onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden verklaard omdat verdachte deze heeft bekend.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte alle ten tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat in de zaak met parketnummer 08.119767.21 onder feit 2 de primair ten laste gelegde variant bewezen wordt verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van parketnummer 08.056596.21:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering ( hierna Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
  • het proces-verbaal aangifte namens [supermarkt] te Zwolle van 1 maart 2021, pagina’s 8 en 9, inhoudende de door [aangever] , afgelegde verklaring;
  • het proces-verbaal aanhouding van 1 maart 2021, pagina’s 4 en 5, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Ten aanzien van parketnummer 08.102662.21
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
  • het proces-verbaal aangifte van 14 april 2021, pagina’s 10 en 11, inhoudende de door [verbalisant 1] afgelegde verklaring;
  • het proces-verbaal aangifte van 14 april 2021, pagina’s 12 en 13, inhoudende de door [naam 1] afgelegde verklaring;
  • het proces-verbaal verhoor getuige van 14 april 2021, pagina’s 17 en 18, inhoudende de door [getuige] afgelegde verklaring.
Ten aanzien van parketnummer 08.119767.21 feit 1:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [3] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
  • het proces-verbaal aangifte van 16 april 2021, pagina’s 4 en 5, inhoudende de door [naam 2] , medewerker facilitaire dienst van de politie Zwolle, afgelegde verklaring;
  • het proces-verbaal aangifte van 16 april 2021, pagina’s 6 en 7, inhoudende de door [verbalisant 3] , afgelegde verklaring;
  • het proces-verbaal aangifte van 16 april 2021, pagina’s 8 tot en met 10, inhoudende de door [verbalisant 4] , afgelegde verklaring.
Ten aanzien van parketnummer 08.119767.21 feit 2 primair:
De verdachte wordt primair verweten dat hij de politieambtenaren, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] tijdens hun werk heeft mishandeld door een hoeveelheid urine en ontlasting over hen heen te gooien.
Onder ‘mishandeling’ in de zin van art. 300 Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede - onder omstandigheden - het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte heeft op 16 april 2021 een koffiebeker met ontlasting en urine tegen de borst van brigadier van politie [verbalisant 3] aan gegooid. De urine en ontlasting spatte uit de beker en kwam op het t-shirt en het mondkapje van [verbalisant 3] terecht. Ook kwam de urine en de ontlasting op het gezicht en de kleding van aspirant van politie [verbalisant 4] terecht, die op dat moment naast [verbalisant 3] stond. [verbalisant 3] voelde zich misselijk en vies. Ook [verbalisant 4] voelde zich erg vies en ontdaan. Hij voelde dat hij misselijk werd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met voormelde handelwijze zonder meer een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording, zoals hiervoor bedoeld, bij [verbalisant 3] en [verbalisant 4] teweeg gebracht.
Het verweer van de raadsman dat niet van een fysiek effect, zoals een kokhalsreflex, is gebleken doet hier niet aan af. Een dergelijk effect is niet vereist. De rechtbank wijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1751.
De rechtbank acht de mishandeling van de politieambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 3] op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van verdachte dat in de beker naast ontlasting geen urine maar water zat, wordt verworpen. Hiertoe wordt overwogen dat verdachte heeft verklaard dat hij het water uit de toiletpot heeft gehaald en de verbalisanten een sterke geur van urine roken.
Ten aanzien van parketnummer 08.119753.21
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [4] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
  • het proces-verbaal aanhouding van 4 mei 2021, pagina’s 4 en 5, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] ;
  • het proces-verbaal aangifte van 4 mei 2021, pagina’s 13 t/m 15, inhoudende de door [verbalisant 5] , afgelegde verklaring;
  • het proces-verbaal bevindingen van 4 mei 2021, pagina’s 18 en 19, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] ;
  • het proces-verbaal aangifte van 4 mei 2021, pagina’s 16 en 17, inhoudende de door [verbalisant 6] , afgelegde verklaring;
  • het proces-verbaal bevindingen van 4 mei 2021, pagina’s 20 en 21, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] ;
  • het proces-verbaal bevindingen van 4 mei 2021, pagina 24, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 7] ;
  • het proces-verbaal bevindingen van 4 mei 2021, pagina 24, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 7] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen, en op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.056596.21
1.
hij op 1 maart 2021 te Zwolle een levensmiddel dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 1 maart 2021 te Zwolle opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beide belast met de incidentenafhandeling te Zwolle, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “Jullie zijn Nazi’s en NSB’ers”.
Parketnummer 08.102662.21
1.
hij op 14 april 2021 te Zwolle [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [verbalisant 1] in de Nederlandse en/of Engelse taal dreigend de woorden toe te voegen: “I ‘m gonna blow you up” en “I ‘m gonna kill you all” en “Motherfuckers, I ‘ll blow the policestation up” en “Ik pak je vuurwapen af” en is verdachte daarbij meermalen in de richting van die [verbalisant 1] gelopen en vervolgens op korte afstand van die [verbalisant 1] gaan staan en heeft verdachte een gevechtshouding aangenomen en met gebalde vuisten voor die [verbalisant 1] gaan staan en daarbij in de richting van het vuurwapen van die [verbalisant 1] gekeken;
2.
hij 14 april 2021 te Zwolle [naam 1] (medewerker bij [bedrijf] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die Van der Zanden dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je kop inslaan en dood maken” en “Ik ga jullie vermoorden. Ik ga hier de boel opblazen” en “Ik ben het nieuwe hoofd van de Marokkaanse maffia”;
Parketnummer 08.119767.21
1.
hij, meerdere tijdstippen, op 16 april 2021, te Zwolle, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon en meerdere kledingstukken, die aan de Politie Eenheid Oost-Nederland, [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] , toebehoorden heeft vernield;
2 primair:
hij op 16 april 2021, te Zwolle ambtenaren [verbalisant 3] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, en [verbalisant 4] , aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft mishandeld door een hoeveelheid urine en ontlasting te gooien op het hoofd en bovenlichaam van voornoemde [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in het lichaam van voornoemde [verbalisant 3] en [verbalisant 4] teweeg heeft gebracht);
Parketnummer 08.119753.21
hij op 4 mei 2021, te Zwolle, [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (hoofdagenten van politie Eenheid Oost-Nederland) en andere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand te houden, voornoemd voorwerp te richten op voorbijgaande personen en daarbij schietende bewegingen te maken, en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast te houden in de nabijheid van voornoemde [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , en vervolgens te richten op het lichaam van voornoemde [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , en
- voornoemde [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] dreigend de woorden toe te voegen: “volgende keer doe ik het over met een echt wapen”, “ik ga een Kalasjnikov kopen en dan gaan we dit spelletje nog een keer spelen” en “ik vergeet je niet en je gaat boeten voor je daden”.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 266, 267, 285, 300, 304, 310 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08.056596.21:
feit 1
het misdrijf:
diefstal;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Parketnummer 08.102662.21
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 08.119767.21
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 2 primair
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Parketnummer 08.119753.21
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (door de officier van justitie berekend op 300 dagen), met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld (hierna: TBS) en van overheidswege wordt verpleegd en dat deze maatregel als een ongemaximeerde maatregel wordt opgelegd. Volgens de officier van justitie is TBS een passende maatregel en is er, in tegenstelling tot de conclusies van de deskundigen, wel sprake van escalatiegevaar.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, genoemd in artikel 38z Sr, wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit om naast een onvoorwaardelijk strafdeel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes tot twaalf maanden op te leggen met een proeftijd van drie of vier jaar en met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden als bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft aangevoerd dat TBS niet de meest passende maatregel is omdat uit de rapportages niet blijkt dat van een zodanig escalatiegevaar sprake is dat op grond daarvan de oplegging van deze maatregel gerechtvaardigd is. Weliswaar heeft verdachte vanaf 2012 vervelende feiten gepleegd, zoals beledigingen en bedreigingen, maar hij heeft geen fysiek gewelddadig gedrag vertoond. De soms heftige verbale uitingen deed hij in 2012 ook al en uit de sindsdien gepleegde feiten kan geen dusdanig escalatiegevaar worden afgeleid.
Bovendien werkt de TBS maatregel niet bij verdachte omdat hij bepaalde psychopathologische problemen heeft die wel te managen zijn, maar niet te verhelpen zijn.
Subsidiair heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan om de deskundigen die de pro Justitia rapportage hebben uitgebracht ter zitting te horen over de wenselijkheid van de oplegging van TBS. Daarnaast stelt de raadsman dat voor oplegging van ongemaximeerde TBS geen juridische basis is. Ten slotte heeft de raadsman het voorwaardelijk verzoek gedaan om de deskundige van de reclassering te horen over de toepassing van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Op 25 april 2020 is een aan verdachte opgelegde gemaximeerde TBS maatregel met verpleging van overheidswege geëindigd.
Hierna heeft verdachte zich in de periode van 1 maart 2021 tot en met 4 mei 2021 schuldig gemaakt aan onderhavige feiten die buitengewoon vervelend zijn. Hij heeft een winkeldiefstal gepleegd, politieagenten beledigd, meerdere personen waaronder politieagenten bedreigd, een telefoon vernield en hij heeft twee politieagenten mishandeld door een beker met ontlasting en urine op hen te gooien waardoor ook hun kleding onbruikbaar is geworden.
Dit gedrag heeft op de slachtoffers een grote impact gehad. Hoofdagent [verbalisant 5] heeft zelfs zijn vuurwapen moeten trekken en had hier bijna gebruik van gemaakt nadat verdachte een op een vuurwapen gelijkende aansteker op hem en zijn collega [verbalisant 6] had gericht.
De politieambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben blijkens de door hen ingediende vorderingen ook grote gevolgen ondervonden van het feit dat verdachte urine en ontlasting op hen heeft gegooid.
Ter terechtzitting heeft verdachte tegenover de rechtbank verklaard dat hij een grote hekel aan politie heeft, niet zozeer aan de betreffende persoon maar wel aan het uniform dat gedragen wordt. Verdachte lijkt alles in het werk te stellen om de aandacht van de politie te trekken om vervolgens de confrontatie aan te gaan. Verdachte heeft geen enkel oog voor het feit dat de personen in de politie-uniformen gewone mensen zijn die hun werk doen en zich inzetten voor een veiligere samenleving. De rechtbank rekent verdachte zijn gedrag dan ook zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte van 7 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte sinds de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Breda van 16 augustus 2012, waarbij hem terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd, behalve twee overtredingen in 2021, te weten een overtreding van artikel 72 Wet personenvervoer 2000 en een overtreding van artikel 447 e Sr (identificatieplicht), niet meer strafrechtelijk is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat verdachte voor 2012, in 2003 en 2007, wel voor geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
De aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van verdachte, zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend worden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoon van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van de op 22 oktober 2021 uitgebrachte weigerrapportage door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater en de multidisciplinaire rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 30 maart 2022, opgesteld door P.E. Geurkink, GZ-psycholoog en M.J. van Haaren, psychiater.
In laatstgenoemd rapport is onder meer geconcludeerd – kort gezegd – dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de diefstal, is te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
De deskundigen Geurkink en Van Haaren hebben in dit verband een stoornis in gebruik van cannabis en cocaïne, ernstig, in remissie onder gereguleerde omstandigheden, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale kenmerken, en een andere gespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis bij verdachte vastgesteld.
De deskundigen schatten het risico op recidive op delicten zoals die zijn ten laste gelegd op korte termijn, binnen een half jaar, als hoog in als verdachte uit zorg raakt. Uit het onderzoek van de deskundigen zijn echter geen aanwijzingen naar voren gekomen voor een agressieve escalatie.
Om het recidivegevaar te beperken is volgens de deskundigen behandeling van verdachtes gecombineerde psychopathologie nodig omdat die ten grondslag ligt aan zijn psychische ontregeling.
De deskundigen schrijven dat betrokkene in het verleden uitgebreid voor zijn gecombineerde psychopathologie is behandeld, en dat daarbij ondanks de inzet van dwangmiddelen de responsiviteit op de behandeling laag is. Omdat verdachte ook nu maar beperkt en wisselend gemotiveerd is, zou volgens de deskundigen alleen een langdurige en intensieve behandeling mogelijk kunnen slagen die dan in het kader van een TBS met bevel tot verpleging zou moeten plaatsvinden, waarbij de duur waarschijnlijk langer zal zijn dan vier jaren, gezien de ervaringen met behandeling van verdachte in het verleden.
Volgens de deskundigen is het echter de vraag of gezien de gedragskundige aard van de ten laste gelegde feiten, waarbij geen escalatiegevaar kan worden onderbouwd, het opleggen van een dergelijk stringente en beperkende maatregel gedragskundig voldoende kan worden onderbouwd.
De deskundigen menen daarom dat een gerichte verslavingsbehandeling met een klinische start meer kans van slagen heeft, waarbij toch de aanjager achter de psychische ontregeling bij verdachte wordt verminderd. Daarmee wordt niet direct ingestoken op behandeling van de persoonlijkheidspathologie. Die verslavingsbehandeling zou moeten worden uitgevoerd in een forensische verslavingskliniek.
Gelet op het voorgaande adviseren de deskundigen Geurkink en Van Haaren dat die behandeling beter kan worden uitgevoerd in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, waarbij enerzijds sprake is van een dwingend kader met een klinische start (en derhalve ook holding en duidelijkheid biedt aan verdachte) en waarbij anderzijds ruimte is voor een zekere mate van autonomie die voor verdachte vanuit zijn (met name borderline) problematiek nodig heeft.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 1 april 2022. In dit rapport schrijft de reclassering dat hun diagnostisch instrument voor het berekenen van de kans op recidive, de OXREC, een hoge kans op algemene recidive en een gemiddelde kans op geweldsrecidive berekent, maar dat het professioneel oordeel van de reclassering hiervan afwijkt. De reclassering schat de kans op zowel algemene recidive als de kans op geweldsrecidive (letselschade) in als hoog, omdat verdachte onverminderd met politie en justitie in contact blijft komen en omdat hij door zijn psychische kwetsbaarheid en zijn drugsverslaving dermate ontregeld raakt dat hij overgaat tot delictgedrag. Dit delictgedrag heeft volgens de reclassering voornamelijk een gewelddadig karakter zoals bedreiging en vernieling. Om delictgedrag in de toekomst te voorkomen is een langdurig traject nodig.
Door de reclassering wordt geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, klinische opname in een verslavingskliniek of een soortgelijke zorginstelling zolang door de behandelaar nodig wordt geacht of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, (vervolgens) ambulante behandeling (met de mogelijkheid van kortdurende klinische opname), aansluitend verblijf in een instelling voor begeleid wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod en meewerken aan dagbesteding. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden. Verder wordt door de reclassering geadviseerd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, genoemd in artikel 38z Sr, op te leggen.
Voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte neemt de rechtbank voormelde conclusies op de in de rapportages daarvoor uiteengezette gronden over en maakt zij de conclusies van de gedragsdeskundigen tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar, met uitzondering van de in de zaak met parketnummer 08.056596.21 bewezen verklaarde winkeldiefstal.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar eis om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de TBS maatregel op te leggen. De door de officier van justitie naar voren gebrachte feiten en omstandigheden alleen vormen geen objectieve onderbouwing voor mogelijke escalatie in het gedrag van verdachte in de toekomst, met fysiek gevaar voor en daadwerkelijke agressie tegen personen. Integendeel. In het rapport van het PBC zijn deze door de officier van justitie benoemde feiten en omstandigheden meegewogen en wordt door de deskundigen vervolgens expliciet geconcludeerd dat er geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor een agressieve escalatie.
Nu escalatiegevaar niet kan worden vastgesteld, is niet voldaan aan het vereiste gevaarscriterium en ziet de rechtbank onvoldoende gevaar voor de samenleving, en daarom geen noodzaak voor de oplegging van de maatregel TBS .
Hoewel de kans op herhaling van soortgelijke delicten als de ten laste gelegde hoog is, en deze kans op herhaling verkleind kan worden door een klinische behandeling in een verslavingskliniek aangevuld met de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden ziet de rechtbank hiervoor, gelet op de reeds door verdachte doorgebrachte tijd in voorlopige hechtenis, geen ruimte meer in de strafmaat. De rechtbank zal verdachte daarom een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend zal aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, omdat niet aan het daarvoor vereiste criterium zoals in de wet genoemd in artikel 38z Sr wordt voldaan.

8.De schade van benadeelden

Parketnummer 08.119767.21 feit 1:
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij Politie Oost Nederland
A.C. Daudeij heeft zich namens de politie Oost Nederland als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 259,42 (tweehonderd negenenvijftig euro en tweeënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: spectralink 7622 telefoon.
Parketnummer 08.119767.21 feiten 1 en 2:
8.1.2
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
Mr. U.C.B. de Vaan heeft zich namens de benadeelde partij [verbalisant 3] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 571,-- (vijfhonderd eenenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: T-shirt ten bedrage van € 16,--. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 555,-- gevorderd.
Parketnummer 08.119767.21 feiten 1 en 2:
8.1.3
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4]
Mr. U.C.B. de Vaan heeft zich namens de benadeelde partij [verbalisant 4] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 645,-- (zeshonderd vijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: shirt ten bedrage van € 90,--. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 555,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel dienen te worden toegewezen, met wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade niet betwist.
Ten aanzien van de door de benadeelde partijen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] gevorderde kosten voor immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte dient te worden gematigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1.
De vordering van de benadeelde partij Politie Oost Nederland
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het in de zaak met parketnummer 08.119767.21 onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 259,42, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4.2.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de in de zaak met parketnummer 08.119767.21 onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat hij lijdt onder de psychische gevolgen van het gooien van de ontlasting en urine, zodat van een overige aantasting in de persoon sprake is. Daarmee is vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid te begroten op het gevorderde bedrag van
€ 555,--. Voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot matiging bestaat geen aanleiding.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een bedrag van
€ 571,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4.3.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de in de zaak met parketnummer 08.119767.21 onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat hij lijdt onder de psychische gevolgen van het gooien van de ontlasting en urine, zodat van een overige aantasting in de persoon sprake is. Daarmee is vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid te begroten op het gevorderde bedrag van € 555,--. Voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot matiging bestaat geen aanleiding.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een bedrag van
€ € 645,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte de vordering van politie Oost Nederland niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte de vordering van [verbalisant 3] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte de vordering van [verbalisant 4] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaken met parketnummers 08.056596.21 onder 1 en 2, 08.102662.21 onder 1 en 2, 08.119767.21 onder 1 en 2 primair en 08.119753.21 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08.056596.21:
feit 1: het misdrijf:
diefstal;
feit 2: het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Parketnummer 08.102662.21
feit 1: het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 08.119767.21
feit 1: het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 2 primair: het misdrijf:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Parketnummer 08.119753.21
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
296 dagen (tweehonderd zesennegentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij politie Oost Nederland
- wijst de vordering van de benadeelde partij politie Oost Nederland toe tot een bedrag van € 259,42 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij politie Oost Nederland (zaak met parketnummer 08.119767.21 feit 1): van een bedrag van € 259,42 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 259,42, (zegge: tweehonderd negenenvijftig euro en tweeënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3] toe tot een bedrag van € 571,-- (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] (zaak met parketnummer 08.119767.21 feiten 1 en 2): van een bedrag van € 571,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 571,--, (zegge: vijfhonderd eenenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4] toe tot een bedrag van € 645,-- (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 4] (zaak met parketnummer 08.119767.21 feiten 1 en 2): van een bedrag van € 645,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 645,--, (zegge: zeshonderd vijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. B.C. van Haren en C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.
Mr. C.H. Dijkstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021169984. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van parketnummer 08.119767.21 feit 2:
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 april 2022, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 16 april 2021 zat ik in mijn cel op het politiebureau in Zwolle. Ik heb ik een koffiebeker met water en ontlasting over een agent heen gegooid. Ik had het water uit de wc gehaald.

2. Het proces-verbaal aangifte van 16 april 2021, pagina’s 6 en 7, inhoudende de door [verbalisant 3] , afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 16 april 2021 werd mij verzocht [verdachte] te horen in het arrestantencomplex in Zwolle. Bij het eerste contact gooide hij mij onder met urine en uitwerpselen. Ik doe aangifte van mishandeling als gevolg het mij ondergooien met urine en uitwerpselen, waardoor ik mij vies en misselijk voelde.

3.. Het proces-verbaal bevindingen van 16 april 2021, pagina’s 14 en 15, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] , zakelijk weergegeven:
Op 16 april 2021 ging ik, brigadier bij de eenheid Oost-Nederland, met mijn collega [verbalisant 4] naar het arrestantencomplex aan de Koggelaan 8 te Zwolle. Collega [verbalisant 4] stond direct achter mij. Ik zag dat [verdachte] de inhoud van een bekertje in mijn richting gooide. Ik zag en voelde dat de inhoud, zijnde vloeistof een vaste substantie op mijn shirt en op mijn mondkapje terecht kwam. Ik rook een sterke lucht van urine en ontlasting. Ik zag dat de vaste substantie een deel van een uitwerpsel betrof. Mijn t-shirt was doordrenkt met urine en resten van uitwerpselen. Ook mijn mondkapje werd geraakt met de vloeibare substantie, maar in mindere mate. Door de woorden in mijn richting en het ondergooien met urine en ontlasting voelde ik mij beledigd als persoon en als ambtenaar in functie.
Het had een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in en aan mijn lichaam als gevolg. Ik voelde mij misselijk en voelde mij vies. Ik veegde mijn t-shirt op een witte handdoek af en zag daarop bruine sporen, de resten van het uitwerpsel.
4. Het proces-verbaal aangifte van 16 april 2021, pagina’s 8 en 9, inhoudende de door [verbalisant 4] , afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Toen ik op 16 april 2021 samen met collega [verbalisant 3] bij de cel van verdachte in het arrestantencomplex in Zwolle kwam gooide hij met urine en ontlasting. Deze zaten in een beker. De beker kwam tegen de borst van [verbalisant 3] aan. De urine en ontlasting spatte uit de beker en kwam ook over mij heen. Dit kwam in mijn gezicht en over mijn kleding. Ik voelde mij misselijk worden. Ik voelde me echt heel naar.

5. Het proces-verbaal bevindingen van 16 april 2021, pagina’s 12 en 13, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] , zakelijk weergegeven:

Op 16 april 2021 was ik, aspirant bij de eenheid Oost-Nederland, samen met collega [verbalisant 3] bij het arrestantencomplex aan de Koggelaan 8 te Zwolle. Ik zag dat [verdachte] in onze richting liep. Ik zag dat hij de inhoud van zijn koffiebeker in onze richting gooide. Ik zag dat de inhoud tegen de borst van [verbalisant 3] aan kwam en dat de inhoud ook tegen mij aan kwam. Ik voelde dat mijn wang nat werd. Ik voelde dat mijn trui nat werd. Ik rook dat ik naar urine stonk. Ik voelde dat mijn haar nat was. Ik voelde dat mijn gezicht nat was. Ik voelde dat mijn trui nat was. Ik zag dat mijn trui nat was. Ik voelde mij erg vies en ontdaan. Ik voelde dat ik misselijk werd. Ik heb de trui direct weggegooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021092658. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021165773. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021169984. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021199814. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.