In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 april 2022 een vonnis uitgesproken in een ontnemingsprocedure. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het terugbetalen van € 30.000 aan de Staat, als wederrechtelijk verkregen voordeel uit de exploitatie van een hennepkwekerij. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarin de verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geregeld. De verdachte, geboren in 1956, had zijn bedrijfspand ter beschikking gesteld voor de teelt van hennepplanten en ontving hiervoor vermoedelijk aanzienlijke huurpenningen die van misdrijf afkomstig waren.
De procedure begon met een openbare terechtzitting op 4 april 2022, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Tanoglu. De officier van justitie, mr. G.C. Pol, wijzigde zijn vordering tijdens de zitting en stelde dat de verdachte gedurende de exploitatie van de hennepkwekerij een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten. De verdediging betwistte de hoogte van het bedrag en stelde dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
De rechtbank heeft de bewijsstukken en verklaringen van de verdachte in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad wederrechtelijk voordeel had genoten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de verdachte en een rapport waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel was berekend. Uiteindelijk werd vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 30.000 bedroeg, en de rechtbank legde de verdachte de verplichting op dit bedrag aan de Staat te betalen.