In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een verdachte die is veroordeeld voor oplichting. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1991, veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 4.089,83, dat is vastgesteld als wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de verdachte zou zijn verkregen uit verschillende oplichtingshandelingen via platforms zoals Facebook en Marktplaats. Tijdens de openbare terechtzitting op 4 april 2022 was de verdachte niet aanwezig, maar haar raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, heeft de verdediging gevoerd. De officier van justitie, mr. M. Hoekstra, heeft de vordering gehandhaafd. De raadsvrouw heeft betoogd dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden of dat deze moest worden afgewezen, en heeft subsidiair gepleit voor een lagere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de verdachte mogelijk een katvanger was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van 149 transacties, die vermoedelijk voortkwamen uit oplichting, een bedrag van € 4.387,73 heeft verkregen. Na de vrijspraak van een deel van de tenlastelegging heeft de rechtbank het bedrag van € 297,90 in mindering gebracht op de vordering. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verplichting opgelegd tot betaling van € 4.089,83 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 82 dagen, indien de betaling niet wordt voldaan.