3.1.[eiser] vordert - samengevat - om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
a. het achterstallige salaris, tot aan dagvaarding begroot op € 2.360,14;
b. de wettelijke verhoging daarover van € 1.180,07;
c. het salaris over februari 2022 van € 1.180,07;
d. de wettelijke rente over de onder a. en b. gevorderde bedragen vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan het moment van betalen;
e. de kosten van deze procedure.
Ter onderbouwing voert [eiser] het volgende aan.
De vordering is ingediend door [eiser] in persoon, en niet door zijn bewindvoerder. De bewindvoerder is wel op de hoogte en stemt in met de procedure. Ter onderbouwing daarvan heeft [eiser] ter zitting een verklaring van zijn bewindvoerder met die strekking in het geding gebracht.
In november 2021 heeft de planning aan [eiser] gevraagd om een route te rijden in het stadscentrum, waarvan een gedeelte binnen het stadserf, een voetgangerszone waar na 11.00 uur ’s-ochtends uur geen auto’s meer mogen rijden. [eiser] had begrepen dat de auto waarmee hij die route moest rijden een ontheffing had zodat daarmee ook na 11.00 uur op het stadserf gereden mocht worden. Op 7 december 2021 vernam [eiser] dat in november drie bekeuringen waren opgelegd wegens het rijden op het stadserf met de door hem bestuurde auto. [gedaagde] wilde deze bekeuringen van in totaal € 477,00 verrekenen met het salaris van [eiser] . [eiser] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Hem was verteld dat er een ontheffing was voor de bewuste auto, hij mocht ervan uitgaan dat dit klopte. Dat dit niet bleek te kloppen kan [eiser] niet worden verweten en de kosten dienen daarom voor rekening van [gedaagde] te blijven. Bovendien is bij [gedaagde] bekend dat [eiser] in het WSNP- traject zit; door de inhouding zou te weinig salaris overblijven om de vaste lasten te voldoen en [eiser] kan het zich niet veroorloven om nieuwe achterstanden te laten ontstaan, hij riskeert dan om uit het traject te worden gezet. [gedaagde] heeft bij de inhouding geen rekening gehouden met de wettelijk voorgeschreven beslagvrije voet. Omdat [gedaagde] er - ondanks de bezwaren van [eiser] - bij bleef dat de bekeuringen werden ingehouden raakte [eiser] in paniek en had hij zoveel stress, dat hij zich per 10 december 2021 in overleg met zijn huisarts ziek heeft gemeld. Op 15 december 2021 heeft [eiser] per brief bezwaar gemaakt tegen de inhouding van het geld van de bekeuringen op zijn loon.
Op 18 januari 2022 heeft de gemachtigde een formele ingebrekestelling gestuurd en erop gewezen dat [eiser] zich op 10 december 2021 heeft ziekgemeld. Daarnaast is [gedaagde] gemaand om de inhouding op het salaris van november terug te draaien en vanaf december het salaris door te betalen, uitgaande van het gemiddelde salaris in de drie maanden voor december (toepassing van artikel 7: 610b BW). In ieder geval dienden de in december gewerkte uren te worden betaald.
In reactie op het verweer dat er geen ontheffing was, wijst [eiser] erop dat hij de route in het centrum en over het stadserf ook in augustus een paar weken heeft gereden. Hij heeft toen herhaaldelijk na 11.00 uur ’s-ochtends pakketten bezorgd of opgehaald in het centrum en nooit een bekeuring gekregen. Hij wist dus niet beter dan dat dit was toegestaan. [gedaagde] heeft nooit andere instructies gegeven.
De ziekmelding is gedaan aan de planner; dat deze het binnen de organisatie niet goed heeft doorgegeven komt voor rekening en risico van [gedaagde] .
[eiser] zou zijn baan nooit zelf opzeggen, hij heeft het salaris immers nodig. Hij staat onder bewind, dus hij mag niet zonder toestemming zijn werk opzeggen, hij moet inkomen blijven genereren om het WSNP-traject eind 2022 te kunnen afsluiten. Inmiddels heeft hij noodgedwongen bijstand moeten aanvragen en twee keer een bedrag aan bijstand ontvangen.
In de maanden september, oktober en november heeft [eiser] gemiddeld 120,17 uur per maand gewerkt en het maandsalaris is daarom op grond van 7:610b BW € 1.180,07 bruto.
In december waren tot aan de ziekmelding 37 uren gewerkt; op advies van het juridisch loket heeft hij die uren niet ingediend omdat hij sinds december ziek was en dan moet worden betaald op basis van de drie voorgaande maanden.