ECLI:NL:RBOVE:2022:1014

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
08.952833-18, 08.141657-19 (gevoegd), 08.103506-18 (gevoegd), 08.253709-17 (gevoegd) en 08.253829-18 (gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor verboden wapenbezit, uitkeringsfraude en diefstallen

Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 39-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden voor meerdere strafbare feiten, waaronder verboden wapenbezit, uitkeringsfraude en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in de periode van 23 juni 2018 tot en met 1 juli 2018 betrokken was bij oplichting via Marktplaats, waarbij hij kopers van Lego en L.O.L. Surprise!-poppetjes heeft opgelicht. Daarnaast had hij op 15 januari 2019 een pistool en munitie in zijn bezit, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De man heeft ook gedurende een lange periode nagelaten om zijn samenwoning met een andere persoon te melden aan de sociale dienst, wat heeft geleid tot uitkeringsfraude. Verder heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische veegmachine en een compressor, en een poging tot diefstal van een scooter. De rechtbank heeft de man vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder oplichting en verduistering, vanwege onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.952833-18, 08.141657-19 (gevoegd), 08.103506-18 (gevoegd), 08.253709-17 (gevoegd) en 08.253829-18 (gevoegd) (P)
Datum vonnis: 15 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 maart 2022 en 4 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op 7 maart 2022 gevoegd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer 08.952833-18 als feit 1, feit 2 en feit 3, het feit van de zaak met parketnummer 08.141657-19 als feit 4, het feit van de zaak met parketnummer 08.103506-18 als feit 5, het feit van de zaak met parketnummer 08.253709-17 als feit 6 en het feit van de zaak met parketnummer 08.253829-18 als feit 7.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen of alleen, kopers van Lego en een L.O.L. Surprise!-poppetje heeft opgelicht via Marktplaats;
feit 2:een wapen (een pistool) en munitie (acht scherpe patronen) van categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 3:uitkeringsfraude heeft gepleegd;
feit 4:samen met anderen of alleen, een elektrische veegmachine en een compressor van [aangever 1] heeft gestolen door middel van braak;
feit 5:samen met anderen of alleen, geprobeerd heeft om door middel van verbreking een scooter van [aangever 2] te stelen;
feit 6:samen met anderen of alleen, eet- en drinkwaren van [restaurant] heeft verduisterd (
primair), dan wel eet- en drinkwaren heeft gestolen (
subsidiair);
feit 7: samen met anderen of alleen, een wiellader en een shovel van [bedrijf] heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2018 tot en met 1 juli 2018 te Deventer en/of te Utrecht en/of te Haarlem en/of te Capelle aan den Ijssel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de navolgende geldbedragen:
- (in of omstreeks de periode van 23 juni 2018 tot en met 25 juni 2018 te Deventer en/of te Haarlem) [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van 52,50 euro en/of
- (in of omstreeks de periode van 26 juni 2018 tot en met 1 juli te Deventer en/of te Utrecht) [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van 30 euro en/of
- (op of omstreeks 28 juli 2018 te Deventer en/of te Capelle aan den Ijssel) [aangever 5] heeft bewogen tot de afgifte van 55 euro,

door

- een of meer advertenties op de website www.marktplaats.nl te plaatsen waarin een LOL Suprise poppetje en/of Lego werd aangeboden en/of

-(vervolgens) met bovengenoemde personen een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van bovengenoemde goederen en/of

- daarbij toe te zeggen dat bovengenoemde goederen na ontvangst van betaling zouden worden toegezonden en/of geleverd en/of
- daarbij een bankrekening, te weten [rekeningnummer 1] op/door te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en/of gestort en/of over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbare verkoper van voornoemde goederen en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte, de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden/leveren;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Deventer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Beretta, model 70, kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
en/of
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Deventer munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 (scherpe) patronen, van het kaliber 7.65, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 maart 2017 tot en met 15 januari 2019 te Deventer, althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn, verdachtes, recht op een uitkering krachtens de Participatiewet (oud: Wet werk en bijstand), dan wel voor de hoogte of de duur van die van die verstrekking of tegemoetkoming, door (telkens) opzettelijk
- een of meer geldelijke storting(en) op zijn, verdachtes, rekeningnummer ( [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 1] ) niet te vermelden / niet door te geven en/of
- de samenwoning met [aangever 6] , althans de feitelijke woonsituatie van verdachte, niet te vermelden / niet door te geven / te verzwijgen;
4.
hij op of omstreeks 6 juni 2019 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, uit een schuur bij de woning [adres 3] aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische veegmachine en/of een compressor, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij op of omstreeks 20 april 2018 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een scooter (Sym Mio, voorzien van kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door de kap van de scooter te verbreken en/of de scooter te verplaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

6.

hij op of omstreeks 20 april 2017 te Lettele, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk eet- en/of drinkwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich had(den), te weten door zich voor te doen als (een) bonafide en tot betaling bereid zijnde klant(en) en/of gast(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 april 2017 te Lettele, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen eet- en/of drinkwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;

7.

hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2017 tot en met 11 oktober 2017 te Deventer en/of Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een wiellader en/of shovel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleidende opmerkingen voor feit 1
Het Openbaar Ministerie is op 24 augustus 2018 het onderzoek Tempra gestart naar aanleiding van een aangifte van identiteitsfraude. In het onderzoek is een dadergroep naar voren gekomen die zich schuldig heeft gemaakt aan internetoplichting, waarbij in veel zaken sprake was van een vergelijkbare modus operandi. Die werkwijze was als volgt. Op Marktplaats/Facebook wordt een advertentie aangemaakt, waarin de indruk wordt gewekt dat er een goed te koop of te ruil wordt aangeboden. Vervolgens wordt met de persoon die belangstelling heeft in het aangeboden goed contact onderhouden, bijvoorbeeld over de levering en de betaling van het goed. De daders gebruiken evenwel valse namen. Ze doen voorkomen dat ze woonachtig zijn in de omgeving van Deventer, en gebruiken daarbij verschillende rekeningnummers, telefoonnummers en IP-adressen. Door een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen, worden de personen die belangstelling hebben in het goed bewogen tot het (aan)betalen van de koopsom dan wel het leveren van het ruilmiddel. Vervolgens wordt er niet geleverd en is de verkoper/verkoopster niet meer of moeilijk bereikbaar en traceerbaar.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde oplichting, met uitzondering van de deelnemingsvorm medeplegen, en het onder 2, 3, 4, 5, 6 primair en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig een overgelegde pleitnotitie – bepleit dat verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs van het onder 1, 5, 6 primair, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hoewel er geen wettig en overtuigend bewijs is voor ‘de samenwoning met [aangever 6] ’, kan het onder 3 ten laste gelegde volgens de raadsvrouw voor het overige wettig en overtuigend worden bewezen, evenals het onder 2 en 4 ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 en 7 ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte van het onder 1 en 7 ten laste gelegde vrijspreken. Zij overweegt daartoe het volgende.
Feit 1: Medeplegen van oplichting - vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting op 4 april 2022 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte jegens de aangevers gebruik heeft gemaakt van een valse naam, een valse hoedanigheid of een ander oplichtingsmiddel. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 7: Medeplegen van verduistering - vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting op 4 april 2022 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 11 oktober 2017 in Deventer en/of Roosendaal, al dan niet samen met een ander, een wiellader en/of een shovel van [bedrijf] heeft verduisterd. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 7 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde
De rechtbank komt op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde.
Feiten en omstandigheden
Feit 2: Het voorhanden hebben van een pistool en 8 scherpe patronen [1]
De rechtbank stelt vast dat tijdens de doorzoeking op 15 januari 2019 in de woning van verdachte aan de [adres 1] in een bodywarmer een pistool is aangetroffen. [2] Uit onderzoek is gebleken dat dit pistool een vuurwapen betreft van het merk Beretta, model 70, kaliber 7,65 mm. [3] De patroonhouder van het vuurwapen was gevuld met munitie. [4] Het ging om acht scherpe patronen van het kaliber 7,65. [5] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het genoemde pistool, met daarin de munitie, van hem was. [6] De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: De uitkeringsfraude
Een (bijstands)uitkering op grond van de Participatiewet is, kort gezegd, een voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan voor diegene die in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in die noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Er bestaat recht op bijstand indien het in aanmerking te nemen inkomen beneden de bijstandsnorm is en er geen in aanmerking te nemen vermogen is. Verder biedt de wet ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van personen.
Op grond van artikel 17 lid 1 van de Participatiewet was verdachte verplicht op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat deze van invloed konden zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand; kort gezegd: de inlichtingenplicht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte sinds 3 april 2012 een bijstandsuitkering van de gemeente Deventer naar de norm voor een alleenstaande heeft ontvangen. Hij staat sinds 15 februari 2012 ingeschreven op hat adres [adres 2] . Dit betreft een woonwagen. De uitkering van verdachte is op het bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] gestort. Op 23 augustus 2012 is de moeder van verdachte, [naam 1] , bij verdachte in komen wonen. Verdachte en zijn moeder zijn vervolgens sinds 23 augustus 2012 door de uitkeringsinstantie van de gemeente Deventer aangemerkt als kostendelers. [7] [aangever 6] staat ingeschreven op het adres [adres 1] . Zij heeft sinds 23 juli 2015 een bijstandsuitkering van de gemeente Deventer naar de norm voor een alleenstaande ouder ontvangen. Bij haar aanvraag voor het verkrijgen van die uitkering heeft zij expliciet verklaard dat zij niet met verdachte samenwoont, maar dat verdachte in haar woning komt om zijn twee kinderen te bezoeken. Er is nooit een wijziging in deze woon- en leefsituatie gemeld bij de uitkeringsinstelling van de gemeente Deventer. [8]
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte op 29 januari 2019 jegens de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij al veertien dagen vastzat en dat dit voor hem moeilijk is, omdat hij normaal gesproken dag en nacht bij zijn vrouw en kinderen is. [9] Een verklaring van gelijke strekking werd door verdachte ook ter zitting gegeven. Daarnaast is tijdens de doorzoeking op 15 januari 2019 aan de [adres 1] brief van T-Mobile aangetroffen. Deze brief was geadresseerd aan verdachte, [adres 1] . De brief dateert van 24 december 2018. [10]
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten om aan de sociale dienst van de gemeente Deventer de samenwoning met [aangever 6] te melden. Immers, uit het door verdachte ondertekende ‘aanvraagformulier bijstand’ volgt dat verdachte weet dat hij omstandigheden, zoals (een wijziging van) zijn feitelijke woonsituatie, die van invloed zijn op de uitkering direct aan de gemeente Deventer moet melden. [11] Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat, indien een persoon een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving geniet, die persoon is gehouden om gegevens die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling van het recht op die uitkering, aan de betrokken uitkeringsinstantie moet doorgeven. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4: De diefstal van een elektrische veegmachine en een compressor [12]
De rechtbank stelt vast dat [aangever 1] op 6 juni 2019 heeft verklaard dat diezelfde dag zowel een elektrische veegmachine als een compresstor uit een schuur bij zijn woning aan [adres 3] zijn weggenomen. Hoewel aangever [aangever 1] ’s ochtends de schuur had afgesloten, zag hij omstreeks 20:45 uur dat de toegangsdeur van zijn schuur was opengebroken. Omdat aangever [aangever 1] camerabewaking heeft, heeft hij de videobeelden daarvan bekeken. Op die beelden was te zien dat een witte bestelbus van het merk Opel, met kenteken [kenteken 2] , zijn erf kwam oprijden. Nadat twee mannen uit de bus waren gestapt, werden de veegmachine en de compressor van aangever [aangever 1] door de twee mannen in de bus geladen. De bus reed vervolgens weg. [13] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij één van de genoemde mannen was en dat hij zich aldus samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de veegmachine en de compressor. [14] De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5: De poging tot diefstal van een scooter [15]
De rechtbank stelt vast dat aangever [aangever 2] op 20 april 2018 bij de politie heeft verklaard dat hij op 19 april 2018 omstreeks 21:30 uur zijn scooter van het merk Sym Mio (met het kenteken [kenteken 1] ) op slot heeft gezet door middel van een stuurslot. De scooter was intact en deze stond in de voortuin van de woning van aangever, voor de voorruit van de woonkamer. Omstreeks 00:50 uur, op 20 april 2018, stond de politie bij aangever voor de deur vanwege een mogelijke poging tot diefstal van zijn scooter. Aangever [aangever 2] zag toen dat zijn scooter ongeveer tien meter was verplaatst, namelijk van de voortuin voor het woonkamerraam naar het voetpad van de voortuin in de richting van de openbare weg (de Ceintuurbaan). Voor het voorwiel van de scooter lag een schroefje met een kruiskop. Dit schroefje was uit de voorkap van de scooter geschroefd. De voorkap van de scooter kon hierdoor omhoog, waarmee de bedrading van de scooter zichtbaar werd. [16]
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat er op 20 april 2018 omstreeks 00:40 uur twee blanke dikke mannen gebukt bij de voornoemde geparkeerde scooter zaten te rommelen. Hij heeft daarop de politie gebeld. Getuige [getuige 1] omschreef het signalement van de mannen als volgt. Man 1: manspersoon, 30 – 40 jaar, fors gedrongen postuur, 1.60 – 1.75 meter, kalend met aan de zijkant iets haar, beginnend baartje, wijde broek, sportieve donkere schoenen en een ronde kop. Man 2: manspersoon, 30 – 40 jaar, fors gedrongen postuur, 1.60 – 1.75 meter, kalend, wijde broek, sportieve donkere schoenen en een ronde kop. [17]
Toen de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] naar aanleiding van de melding van getuige [getuige 1] ter plaatse kwamen, zagen zij dat er twee mannen in hun richtling liepen. Zij herkenden de mannen als verdachte en [medeverdachte] . Zij kennen hen vanuit hun werkzaamheden. De verbalisanten zagen dat verdachte en [medeverdachte] aan de door de getuige [getuige 1] afgegeven signalementen voldeden. [18]
Toen verbalisant [verbalisant 5] op 26 april 2018 foto’s van verdachte en [medeverdachte] aan de getuige [getuige 1] toonde, gaf de getuige [getuige 1] te kennen dat hij de twee mannen herkende als de mannen die hij in de nacht van vrijdag 20 april 2018 zag rommelen aan de geparkeerde scooter op het erf van het perceel [adres 4] in Deventer. [19]
De rechtbank overweegt op basis van het voorgaande dat verdachte samen met [medeverdachte] aan de voornoemde scooter heeft gerommeld. De waargenomen gedragingen van verdachten, namelijk het losschroeven van de voorkap van de scooter en het verplaatsen van die scooter, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de toe-eigening van de scooter. Hoewel deze situatie schreeuwt om een verklaring, heeft verdachte géén ontzenuwende verklaring afgelegd. De mate van betrokkenheid van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende voor het oordeel dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6: De verduistering van eet- en drinkwaren [20]
De rechtbank stelt vast dat [aangever 7] namens [restaurant] in Lettele op 20 april 2017 heeft verklaard dat diezelfde dag drie mannen voor € 93,20 op het terras van het restaurant hadden gegeten en gedronken. Toen de mannen het eten op hadden, renden zij van de tafel weg. De mannen renden in de richting van hun geparkeerde witte bestelauto, voorzien van het kenteken [kenteken 3] . De bus reeds vervolgens weg. Omdat [aangever 7] al een vreemd gevoel had bij de mannen toen deze op het terras zaten, had zij foto’s van de mannen gemaakt. [21] Géén van de mannen heeft om de rekening gevraagd dan wel het genoemde bedrag betaald. [22] De drie mannen op de foto’s zijn door de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] herkend als verdachte, [medeverdachte] en [naam 2] . De verbalisanten kennen verdachten vanuit hun werkzaamheden. Zij herkenden verdachte, onafhankelijk van elkaar, aan de vorm van zijn hoofd en zijn nek, de baardgroei en zijn houding. [23]
De rechtbank overweegt dat verdachte, [medeverdachte] en [naam 2] de eet- en drinkwaren hadden genuttigd en daarmee waren gehouden daartoe te betalen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat, indien een persoon op het terras van een restaurant eet- en drinkwaren nuttigt, die persoon is gehouden dit te betalen. Nu verdachten hebben nagelaten te betalen, hebben zij zich die eet- en drinkwaren toegeëigend. Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de intentie van verdachten tot toe-eigening van de eet- en drinkwaren eerst na het nuttigen daarvan is ontstaan en nog vóór het aanvaarden van de rekening (nu daartoe niet door verdachten is gevraagd en zij ervandoor zijn gerend). Dat maakt dat die toe-eigening wederrechtelijk is. De omstandigheid dat verdachte en [medeverdachte] en [naam 2] op hetzelfde moment zijn weggerend zonder te betalen, brengt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht het onder 6 primair ten laste gelegde medeplegen van verduistering daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 15 januari 2019 te Deventer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Beretta, model 70, kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad en hij op 15 januari 2019 te Deventer munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht scherpe patronen van het kaliber 7.65, voorhanden heeft gehad;
3
hij in de periode van 24 maart 2017 tot en met 15 januari 2019 te Deventer in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn, verdachtes, recht op een uitkering krachtens de Participatiewet (oud: Wet werk en bijstand), dan wel voor de hoogte of de duur van die van die verstrekking of tegemoetkoming, door opzettelijk telkens de samenwoning met [aangever 6] niet door te geven;
4
hij op 6 juni 2019 te Holten uit een schuur bij de woning [adres 3] aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, een elektrische veegmachine en een compressor, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
5
hij op 20 april 2018 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een scooter (Sym Mio, voorzien van kenteken [kenteken 1] ), die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door de kap van de scooter te verbreken en de scooter te verplaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6 primair
hij 20 april 2017 te Lettele, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk eet- en drinkwaren, geheel toebehorende aan [restaurant] en welk goederen verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten door zich voor te doen als bonafide en tot betaling bereid zijnde klanten of gasten, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 227b, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IIIen
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:
het misdrijf:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5:
het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 6 primair:
het misdrijf:
medeplegen van verduistering.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat moet worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Ook heeft de raadsvrouw bepleit dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft allereerst een verboden vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Hij had dit vuurwapen aanwezig in de woning waar hij op dat moment samen met zijn kinderen verbleef. Het is van belang dat de algemene veiligheid wordt beschermd tegen dreiging en gevaar dat uitgaat van ongecontroleerd bezit van wapens en munitie. Daadwerkelijk gebruik van wapens door de individuele burger, buitensporig geweld met het risico op ernstig lichamelijk letsel of het ontstaan van een dreigende, onveilige situatie, moet worden voorkomen. Verdachte heeft geen oog gehad voor de veiligheid van zijn gezin door het vuurwapen in de woning aanwezig te hebben, alwaar eenvoudig een onveilige en zelfs mogelijk fatale situatie had kunnen ontstaan.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude. Verdachte heeft opzettelijk op een eigen wijze invulling gegeven aan zijn inlichtingenplicht op grond van de Participatiewet, zonder acht te slaan op de wettelijke regels die maken dat verdachte (een wijziging van) zijn feitelijke woonsituatie, een omstandigheid die van invloed kan zijn op de uitkering, direct aan de gemeente had moeten melden. Het socialezekerheidsstelsel in Nederland is gebaseerd op onderlinge solidariteit, waarbij het uitgangspunt is dat slechts tegemoetkomingen worden verstrekt aan hen die hier daadwerkelijk recht op hebben. Bijstandsfraude vormt een ernstige ondermijning van het maatschappelijk draagvlak voor het sociale stelsel.
Ook heeft verdachte zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan een schuurinbraak waarbij een elektrische veegmachine en een compressor zijn buitgemaakt, evenals een poging tot diefstal van een scooter. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Diefstallen brengen niet alleen hinder en (financiële) schade met zich, maar veroorzaken ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Bovendien heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat een horecaondernemer in zijn klanten mag stellen, nu hij zich ook samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan verduistering. Verdachte en zijn mededaders hebben eet- en drinkwaren op het terras van een restaurant genuttigd, maar zij voelden zich kennelijk niet genoodzaakt om daartoe te betalen. Zij renden ervandoor. Dergelijk handelen maakt een inbreuk op het vertrouwen van partijen in het handelsverkeer. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 3 februari 2022 volgt dat hij in het verleden meermalen voor vermogensdelicten met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Daarnaast blijkt uit het strafblad van een veroordeling op een datum die ligt na de pleegperiode van de onderhavige bewezen feiten, zodat toepassing moet worden gegeven aan artikel 63 Sr. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 30 oktober 2019 en wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Verdachte is vader van twee kinderen en hij heeft momenteel geen (vrijwilligers)werk.
De strafoplegging
De straf
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de feiten, zoals hiervoor is omschreven, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft zich al eerder schuldig gemaakt aan vermogensdelicten en eerdere straffen voor soortgelijke feiten hebben verdachte er niet van weerhouden deze delicten opnieuw te plegen.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Verdachte is op 15 januari 2019 in verzekering gesteld. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis betreft 15 april 2022, wat een forse overschrijding van de redelijke termijn betekent. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat door de op te leggen gevangenisstraf te verminderen met 12,5%.
In beginsel acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden, maar de rechtbank zal, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn een strafvermindering van één maand toepassen en verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek van het voorarrest.
De tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend zoals bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 3] heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 52,50, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Ook is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dat de gevorderde schadevergoeding geheel toewijsbaar is.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat vordering van de benadeelde partij wegens de door haar bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3] heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij Lourenburg op de voet van artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder het onder 1 en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IIIen
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:
het misdrijf:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5:
het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 6 primair:
het misdrijf:
medeplegen van verduistering;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
- beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de
benadeelde partij [aangever 3]ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022.
Buiten staat
mr. R.P. van Campen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, genaamd Tempra (ON1R017144), met registratienummer PL0600-2018382206. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.Map 1, pagina’s 58 tot en met 60.
3.Map 1, pagina’s 62 tot en met 66.
4.Map 1, pagina 61.
5.Map 1, pagina’s 62 tot en met 66.
6.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 4 april 2022.
7.Map 6, pagina 478, onder ‘aanleiding onderzoek en ontstaan verdenking’, tweede alinea, eerste tot en met de vijfde zin, en pagina 485.
8.Map 6, pagina 479, vierde alinea.
9.Map 6, pagina 484, tweede alinea.
10.Map 6, pagina 481, laatste alinea, pagina 482, eerste alinea, en pagina 519.
11.Map 6, pagina’s 525 tot en met 530.
12.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2019248379. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
13.Pagina’s 79 tot en met 82.
14.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 4 april 2022.
15.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2018169079. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
16.Pagina’s 20 tot en met 25.
17.Pagina’s 26 en 27.
18.Pagina’s 14 en 15.
19.Pagina 28.
20.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2017179859. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
21.Pagina’s 23 tot en met 30.
22.Het proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 7] door de rechter-commissaris van 30 oktober 2019 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] door de rechter-commissaris van 30 oktober 2019.
23.Pagina’s 35 tot en met 40.