Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
- de aanvullende stukken van [eiser] ten behoeve van de mondelinge behandeling;
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vordert eiser, die in een affectieve relatie met gedaagde heeft gestaan, een bedrag van € 15.000,- aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Eiser stelt dat hij dit bedrag aan gedaagde heeft verstrekt in de vorm van een geldlening voor haar eenmanszaak, die tijdens hun relatie is opgericht. Gedaagde betwist echter dat er sprake is van een geldleningsovereenkomst en stelt dat de betalingen die eiser heeft gedaan, bedoeld waren als ondersteuning voor de bouw van een auto, en niet als terugbetalingsverplichting. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 7 december 2021 geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering, aangezien de overgelegde bankafschriften niet leesbaar waren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiser nagelaten om leesbare bankafschriften te overleggen, waardoor de hoogte van zijn vordering niet voldoende is onderbouwd. De kantonrechter concludeert dat er geen overeenkomst van geldlening is aangetoond, omdat er geen schriftelijke vastlegging van de overeenkomst is en er bij de beëindiging van de relatie geen concrete afspraken zijn gemaakt over terugbetaling. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en de kosten worden door beide partijen gedragen.