Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende in [woonplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
De zaak in het kort
9 december 2020 tot en met 1 december 2021 vanaf haar bankrekening vrijwel maandelijks stallingskosten aan stal [A] betaald.
€ 517,75 en € 763,- incl. btw naar [eiser] gestuurd. Deze facturen zijn door [eiser] voldaan.
€ 2.500,- voldaan. Verder stelt [eiser] dat hij ook alle kosten ten behoeve van het paard heeft betaald. Veel van die betalingen, zoals de kosten van de hoefsmid en dierenarts, zijn volgens [eiser] contant voldaan. Als [gedaagde] een betaling deed werden de kosten terugbetaald, aldus nog steeds [eiser] . Ter onderbouwing van zijn stellingen wijst [eiser] onder andere op een door hem overgelegde getuigenverklaring die is ondertekend door [F] , [G] en [H] , de factuur van stal [A] van 29 oktober 2021, een proces-verbaal van aangifte van zijn vrouw van het incident op 19 november 2021, twee facturen van stal [B] voor het zadelmak maken van het paard, twee overboekingen naar [gedaagde] en verklaringen van [C] en [D] , zijn vrouw en [X] .
€ 1.200,- voor Noor-L heeft betaald. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] dit bedrag nooit aan haar terugbetaald. [eiser] heeft een bijdrage gedaan in het aankoopbedrag van Noor-L en hij heeft de kosten voor het zadelmak maken van het paard bij stal [B] voor zijn rekening genomen als compensatie voor het vele werk dat [gedaagde] onbetaald voor hem deed bij de Kampertegelgigant en voor het verzorgen van de ruinen, aldus [gedaagde] . Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij Klara bij de koop van Noor-L heeft ingeruild, dat Noor-L op haar naam staat en dat de kosten voor de verzorging van Noor-L niet door [eiser] maar door haar werden voldaan. [gedaagde] onderbouwt haar standpunt onder andere door schriftelijke getuigenverklaringen van [J] ), [K] en haar man [L] , e-mails van het KWPN en de KHNS en diverse rekeningafschriften.
“toen wij terug waren heeft [gedaagde] direct het bedrag per contant teruggekregen van [eiser] . Hiervan zijn de volgende personen getuige geweest.”,maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt hieraan, mede gelet op wat daarover door [gedaagde] is aangevoerd, onvoldoende gewicht toe. De betrouwbaarheid van deze verklaring is namelijk door [gedaagde] betwist. Volgens [gedaagde] waren genoemde personen niet bij de aankoop van Noor-L aanwezig en kunnen zij hier uit eigen wetenschap ook niets over verklaren. [eiser] heeft daar onvoldoende tegenin gebracht. Bovendien blijkt uit de verklaring niet waar en wanneer de terugbetaling precies zou hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat Klara is ingeruild en nergens blijkt uit dat [eiser] ook de inruilwaarde aan [gedaagde] zou hebben terugbetaald. Dit alles leidt ertoe dat de stelling van [eiser] dat hij de volledige aankoopsom heeft voldaan, als onvoldoende onderbouwd, zal worden gepasseerd.
€ 314,00 aan betaald griffierecht en € 1.016,00 salaris advocaat).