ECLI:NL:RBOVE:2022:1001

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
9536081 \ CV EXPL 21-4496
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichtingen uit zorgverzekeringsovereenkomst en gevolgen van niet-nakoming

In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. (hierna: Menzis) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet nakomen van een betalingsregeling die was overeengekomen in het kader van een zorgverzekeringsovereenkomst. De procedure is gestart met een dagvaarding op 26 oktober 2021, waarna verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder een conclusie van antwoord en repliek. De gedaagde heeft een betalingsachterstand laten ontstaan voor de maanden februari, maart en april 2021, en heeft de overeengekomen betalingsregeling niet nageleefd. Menzis heeft de betalingsregeling schriftelijk bevestigd op 30 augustus 2021, maar [gedaagde] heeft de eerste termijn van € 50,00 niet tijdig betaald. Menzis heeft vervolgens [gedaagde] in rechte betrokken, waarna de kantonrechter de zaak heeft beoordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de betalingsachterstand erkent, maar als verweer heeft aangevoerd dat hij de eerste termijn is vergeten te betalen vanwege persoonlijke omstandigheden. Menzis heeft echter aangetoond dat de betalingsregeling duidelijk was en dat [gedaagde] op de hoogte was van zijn verplichtingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] niet kunnen leiden tot een ander oordeel over de betalingsverplichting. Menzis heeft recht op de gevorderde bedragen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, en [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 29 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 9536081 \ CV EXPL 21-4496
Vonnis van 29 maart 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij, hierna te noemen Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 oktober 2021,
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] , aangemerkt als conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek, tevens houdende vermindering van eis,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Menzis en [gedaagde] zijn een zorgverzekeringsovereenkomst aangegaan. Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde] maandelijks premies verschuldigd voor een basisverzekering en een aanvullende verzekering.
2.2.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan in de verschuldigde premies over de maanden februari 2021, maart 2021 en april 2021. Menzis en [gedaagde] zijn een betalingsregeling overeengekomen om deze betalingsachterstand in te lopen.
2.3.
Menzis heeft de betalingsregeling bij brief van 30 augustus 2021 schriftelijk bevestigd. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)U betaalt maandelijks € 50,00.
De eerste betaling ontvangen wij uiterlijk op 27 september 2021 van u. Hierna ontvangen we maandelijks uw betaling uiterlijk de zevenentwintigste van de maand.In de betalingsregeling rekenen wij incassokosten. Die betaalt u omdat u niet (alles) voor de uiterlijke datum uit de laatste herinneringsbrief (14 dagenbrief) heeft betaald. (…)
(…)Betaal nieuwe rekeningen op tijd aan Menzis Zorgverzekeraar N.V.Als u dat niet doet komt de regeling te vervallen.
Let op!
Komt u de betalingsregeling niet na? Dan stopt deze. U moet het totale bedrag dan direct betalen. Naast dat u direct moet betalen kunt u gedagvaard worden. De wettelijke kosten daarvan betaalt u. (…)”
2.4.
[gedaagde] heeft nagelaten om de eerste termijn van € 50,00 conform de betalingsregeling tijdig aan Menzis te voldoen. De gemachtigde van Menzis heeft [gedaagde] bij brief van 4 oktober 2021 het volgende bericht:
“(…) Voor uw betalingsachterstand bijMenzis Zorgverzekeraar N.V.heeft u een regeling met ons afgesproken. U bent de regeling niet (volledig) nagekomen. Daarom sturen wij u deze herinnering.
Betaal voor 11 oktober 2021 de openstaande termijn van € 50,00Zo voorkomt u dat wij de regeling stoppen en u uw achterstand van € 589,60 van het dossier [1] direct in één keer moet betalen. (…)
(…)Kunt u niet betalen?
Neem dan zo snel mogelijk contact met ons op. Samen zoeken we dan naar een oplossing. (…)”
2.5.
Menzis heeft [gedaagde] op 26 oktober 2021 in rechte betrokken.
2.6.
[gedaagde] heeft op 27 oktober 2021 een bedrag van € 50,00 aan de gemachtigde van Menzis betaald.

3.Het geschil

3.1.
Menzis vordert - na vermindering van eis - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan Menzis te betalen een bedrag van € 540,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 496,35 van 26 oktober 2021 tot 27 oktober 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 446,35 vanaf 27 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Tevens vordert Menzis veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Menzis baseert haar vordering op de hiervoor opgenomen feiten waarbij zij nog het volgende heeft aangevoerd. Omdat van [gedaagde] geen betaling viel te verkrijgen van het nog openstaande bedrag aan premies, zag zij zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten daarvoor bedragen € 90,08 (inclusief € 15,63 btw) en komen voor rekening van [gedaagde] . Voorts vordert Menzis een bedrag van € 3,64 aan wettelijke rente, welke zij heeft berekend tot 26 oktober 2021. Sindsdien vordert Menzis de wettelijke rente over de hoofdsom tot aan de dag van algehele voldoening. In mindering op de vordering kan strekken de betaling van € 50,00 van [gedaagde] op 27 oktober 2021.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering van Menzis.
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is of [gedaagde] gehouden is het gevorderde bedrag aan premies, rente en kosten aan Menzis te betalen.
4.2.
[gedaagde] heeft als verweer tegen de vordering van Menzis aangevoerd dat hij de eerste termijn conform de betalingsregeling van 30 augustus 2021 is vergeten te betalen.
De betalingsachterstand is ontstaan vanwege persoonlijke problemen, onder meer omdat zijn zoontje in het ziekenhuis heeft gelegen. [gedaagde] heeft op 12 augustus 2021 een bedrag van € 1.048,35 aan de gemachtigde van Menzis betaald. Hij heeft de gemachtigde van Menzis hierna gevraagd of er nog andere vorderingen open stonden. Hierop heeft de gemachtigde van Menzis hem medegedeeld dat er geen vorderingen open stonden. [gedaagde] kan zich niet herinneren dat hij de brief van 4 oktober 2021 heeft ontvangen, maar heeft te kennen gegeven dat hij deze wellicht over het hoofd heeft gezien. [gedaagde] maakt bezwaar tegen de gevorderde veroordeling in de proceskosten.
4.3.
Menzis heeft als reactie op het verweer van [gedaagde] aangevoerd dat de betaling van 12 augustus 2021 betrekking had op een andere vordering, namelijk de premies voor de maanden juli 2020, september 2020, december 2020 en januari 2021. [gedaagde] heeft die vordering met zijn betaling van 12 augustus 2021 volledig voldaan. Op dat moment waren er, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, geen openstaande vorderingen meer. De vordering waar onderhavige procedure betrekking op heeft, is door Menzis eerst op 15 augustus 2021 aangeleverd bij haar gemachtigde. De veertiendagenbrief is op 18 augustus 2021 verstuurd. Daar geen reactie en/of betaling na de brief van 4 oktober 2021 werd ontvangen, is Menzis overgegaan tot dagvaarding.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] heeft de betalingsachterstand erkend. De betalingsregeling is afgesproken op 30 augustus 2021. Dit betekent dat [gedaagde] wist dat er na zijn betaling op 12 augustus 2021 nog een opeisbare vordering bij de gemachtigde van Menzis aanhangig was. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] , ook na de brief van 4 oktober 2021, niet is overgegaan tot (tijdige) betaling van de openstaande termijn. Het had op weg van [gedaagde] gelegen om betalingen conform de betalingsregeling tijdig en juist te voldoen, dan wel om na de brief van 4 oktober 2021 voor 11 oktober 2021 contact op te nemen met de gemachtigde van Menzis om deze procedure te voorkomen. Dit heeft [gedaagde] nagelaten. Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zich niet kan herinneren dat hij de brief van 4 oktober 2021 heeft ontvangen, zal de kantonrechter hieraan voorbij gaan, nu [gedaagde] heeft medegedeeld dat het mogelijk is dat hij deze brief over het hoofd heeft gezien.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Menzis [gedaagde] terecht in rechte heeft betrokken, waardoor [gedaagde] de bijkomende kosten verschuldigd is geworden. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] als gevolg waarvan de betalingsachterstand volgens hem is ontstaan kunnen, hoe vervelend ook, niet tot een ander oordeel leiden. De vordering van Menzis ligt daarmee voor toewijzing gereed.
4.6.
Menzis maakt aanspraak op een bedrag van € 90,08 (inclusief btw) aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Menzis heeft met haar brief van 18 augustus 2021 voldoende aangetoond dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vermelde tarief en is daarmee toewijsbaar.
4.7.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Menzis begroot op:
- kosten dagvaarding € 123,60
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde
€ 248,00(2 punten × tarief € 124,00)
Totaal € 878,60

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen een bedrag van € 540,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 496,35 van 26 oktober 2021 tot 27 oktober 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 446,35 vanaf 27 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Menzis begroot op € 878,60;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022. (TD)