Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
- dreigend en intimiderend met een groep van 4 mannen, gezamenlijk naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
32 maanden;
.Ik hoorde dat iemand riep: ‘waar is [beoogd slachtoffer] ?’ Ik heb gezegd dat [beoogd slachtoffer] er niet is. Ik moest [beoogd slachtoffer] toen opbellen. Ik heb [beoogd slachtoffer] aan de lijn gehad. Ik hoorde dat hij zei dat hij in Almere stad was. Ik moest hem toen een paar keer nog bellen en toen kreeg ik de voicemail van [beoogd slachtoffer] . Ik werd in mijn slaapkamer gedrukt. Ik werd hier bij mijn keel gepakt. Ik werd in mijn slaapkamer gedrukt. Ik werd hier bij mijn keel gepakt. Ik werd door [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) stevig bij mijn adamsappel gepakt
.Dit werd gedaan door stevig en met kracht mijn adamsappel dicht te drukken. Later heeft [medeverdachte 1] mijn adamsappel naar achteren gedrukt. Dit deed mij pijn. Ik kreeg nog wel lucht. [medeverdachte 1] had een grote bek. [verdachte] ( [verdachte] ) werd later veel agressiever. Ze kwamen echt voor [beoogd slachtoffer] . Ik zou meer moeten weten. Ik zou moeten weten waar [beoogd slachtoffer] zou wonen. Ik werd constant bedreigd en het werd steeds agressiever. Er is mij gezegd dat ik mee moest gaan om een gat te graven zodat ik daar in kon gaan liggen. Als ik niet de goede antwoorden zou geven zou er een wapen komen. Er werd gezegd: ‘Kom we gaan naar het bos. Je moet meelopen. We gaan een kuil graven en jij moet er in liggen.’ Ik ben toen meegelopen naar de auto. Ik ben rustig meegelopen. Er waren vier jongens namelijk. Op dat moment was ik bang. Die [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) zal voorin hebben gezeten en er zat nog iemand voorin, waarvan ik de naam niet weet. Dit weet ik omdat [verdachte] ( [verdachte] ) en [medeverdachte 1] bij mij achterin zaten. [verdachte] zat naast mij en [medeverdachte 1] in de andere hoek. In de auto werd tegen mij gezegd dat als het om meer geld zou gaan ze de trekker zouden overhalen. Er werd me gezegd dat het om 280 of 270 euro gaat. Als het om meer geld zou gaan, zou de trekker worden overgehaald. Dit is door [medeverdachte 1] gezegd.
Uiteindelijk zijn we aan het einde van de straat linksaf de Pastoor Ossestraat ingereden. We zijn hier het zandpad ingereden. Aan het einde van de weg is een bos. Bij de kruising, na de bocht, hebben ze de auto stil gezet. We zijn uitgestapt. Ik ben vervolgens tegen een boom aangedrukt. Ik werd bij mijn keel gegrepen door [verdachte] . Ditmaal ging het harder dan thuis. Het deed me pijn. Ik kreeg geen lucht. Ik was echt bang. Ze riepen de hele tijd: ‘Bel [beoogd slachtoffer] . Laat hem komen. Zeg me waar hij is.’ [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben mij beiden bedreigd met de dood en [verdachte] kneep mij de keel dicht. De telefoon stond op de voicemail van [beoogd slachtoffer] . Er werd door [medeverdachte 1] geschreeuwd in de telefoon: ‘Hoor dan hoe je kameraad voor zijn leven staat te schreeuwen.’ Aan het einde hebben ze nog gezegd: ‘Morgen komen wij terug en dan weet jij waar [beoogd slachtoffer] zit.’ Ik draaide me om en heb een halve poging gedaan om mijn telefoon terug te vragen. Toen werd me toegeschreeuwd: Wat moet jij dan? Moeten we nu al?’ Ik wist op dat moment voldoende. Ik heb me weer omgedraaid en ben richting de boerderij gelopen.
A: Ze hebben mij gedreigd en gedwongen om mee te gaan. Ik heb zelf gelopen, maar wat doe je als er drie vier man om je heen lopen die je net bij de keel hebben gegrepen. Ze hebben me eerst vanaf de badkamer geduwd naar de voordeur en toen we naar de auto liepen liep er één achter mij. Het was echt niet vrijwillig, ik werd gedreigd en gedwongen.
Eenmaal binnen zag ik dat het mis ging omdat niet [beoogd slachtoffer] maar een voor mij vreemde man ( [slachtoffer] ) verbaal werd aangevallen. Binnen in de woning waren [medeverdachte 1] en [verdachte] . Zij stonden met [slachtoffer] in de slaapkamer. Ik hoorde een stikkend geluid. Ik hoorde verbaal geschreeuw dat hij [beoogd slachtoffer] moest bellen.
Op dat moment ben ik naar buiten gegaan omdat ik overrompeld was dat iemand die er niets mee te maken had, in het verhaal betrokken werd. Ik werd daarop gevolgd door
.Ik denk dat het ongeveer 10 minuten duurde. Wie wat gedaan heeft is mij ook niet duidelijk omdat ik min of meer in een roes zat omdat ik al aanvoelde komen welke gevolgen dit zou hebben. Voor mijn gevoel waren ze niet voor rede vatbaar. Daarna zijn wij zonder [slachtoffer] naar de persoon ( [getuige 1] ) gereden waar [beoogd slachtoffer] geld van geleend had.
.Ik hoorde hem ook nog letterlijk zeggen: ‘we kunnen ook wel naar Almere toe gaan.’ Ik had de indruk dat deze man aan het praten was tegen een jongen welke min of meer tussen de andere mannen in liep. Dit betrof een wat slungelige jongen met een normaal postuur. Deze slungelige jongen keek alleen maar op. Deze jongen had ook een telefoon in zijn hand. Ik kreeg de indruk dat deze jongen aan het bellen was.
NNM9091 zegt dat [verdachte] ‘hem’ vier of vijf keer de strot heeft dichtgeknepen.
NNM0680 zegt dat ‘hij’ natuurlijk verwurgingsplekken aan zijn nek heeft.
NNM9091 zegt dat [verdachte] een complete adamsappel in de hand had.
‘Hee vriend. Die had ik in de kofferbak gedaan. Had. Neem hem even
‘Aah, dus dat gaan we ook doen. Wij gaan straks even bij [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) kijken. Twee achter in de gang en twee voor de deur. En dan kan hij geen kant op. Dan vliegen we er even van allebei de kanten naar binnen heen. Dat komt helemaal goed.’