ECLI:NL:RBOVE:2021:937

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
08.092215-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens darttoernooi in Hasselt

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een darttoernooi in Hasselt op 30 augustus 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een vechtpartij waarbij meerdere mensen gewelddadig op een slachtoffer in hebben geslagen en geschopt. De verdachte heeft verklaard aanwezig te zijn geweest, maar ontkende geweld te hebben gepleegd. De rechtbank heeft echter op basis van getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen geconcludeerd dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die aanzienlijke medische kosten heeft gemaakt als gevolg van de mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar heeft de vordering voor toekomstige tandheelkundige behandelingen afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.092215-19 (P)
Datum vonnis: 4 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 augustus 2018 in Hasselt:
feit 1:openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ; en
feit 2:[slachtoffer 2] zwaar heeft mishandeld, waardoor één of twee van zijn voortanden zijn afgebroken, dan wel [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 augustus 2018 te Hasselt openlijk, te weten aan Buiten de Enkpoort en/of Grintwal, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door:
- meerdere malen, in elk geval éénmaal, in/op/tegen het gezicht te schoppen en/of te trappen en/of
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
2
Primair
hij op of omstreeks 30 augustus 2018 te Hasselt aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of twee afgebroken (voor)tand(en), heeft toegebracht door;
- meerdere malen, in elk geval éénmaal, (met gebalde vuist) in het gezicht te slaan en/of te stompen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 augustus 2018 te Hasselt [slachtoffer 2] heeft mishandeld door;
- meerdere malen, in elk geval éénmaal, (met gebalde vuist) in het gezicht te slaan en/of te stompen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1 Inleiding
Op donderdag 30 augustus 2018 vond tijdens het [feest] in Hasselt in de feesttent een darttoernooi plaats. Tijdens dit feest hebben verschillende vechtpartijen plaatsgevonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond aanwezig was op dit darttoernooi. Hij droeg die avond een blauwe spijkerbroek en een zwart shirt.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging en aan de onder 2 primair ten laste gelegde zware mishandeling. De verklaring van verdachte dat hij niemand heeft geslagen past niet bij de andere bewijsmiddelen in het dossier, waarin diverse getuigen een signalement beschrijven dat precies bij verdachte past.
4.3 Het standpunt van de verdediging
Voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de gewelddadigheden in de feesttent in Hasselt op de bewuste avond. De getuigenverklaringen zijn onvoldoende specifiek en duidelijk om te kunnen bewijzen dat verdachte degene is die zich aan de ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 augustus 2018 heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij op 30 augustus 2018 door een jongen tegen zijn adamsappel/hals is getrapt. Toen [slachtoffer 1] even later op de grond terecht kwam, werd hij door meerdere mensen aangevallen. [slachtoffer 2] zag dat terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag, een aantal mensen op hem insloegen en hem schopten en is tussenbeide gekomen. [slachtoffer 2] heeft één van de mannen van [slachtoffer 1] afgetrokken en werd vrijwel direct daarna door deze persoon met een vuist in het gezicht geslagen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat deze persoon een blauwe spijkerbroek en een donker t-shirt droeg. Aangever [aangever] heeft verklaard te hebben gezien dat [slachtoffer 2] tussen [slachtoffer 1] en zijn belagers probeerde te komen en dat [slachtoffer 2] daarbij door één van de jongens in zijn gezicht werd geslagen. [aangever] heeft verklaard dat de betreffende jongen lang en kaal was, een baardje had en een zwart t-shirt droeg, en bij het groepje van vier jongens hoorde dat niet uit Hasselt kwam.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte past in het signalement dat [slachtoffer 2] en [aangever] hebben gegeven van degene die betrokken was bij de aanval op [slachtoffer 1] en degene die [slachtoffer 2] met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank stelt, op basis van de signalementen en de foto’s van de vier jongens die behoorden tot het groepje waar verdachte die avond deel van uitmaakte, vast dat verdachte de enige was met een zwart (polo-)shirt. Daar komt bij dat verdachte blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 31 augustus 2018 op aanwijzing van [aangever] en enkele slachtoffers van het geweld werd aangewezen als betrokkene bij de vechtpartij.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 augustus 2018 in Hasselt [slachtoffer 2] heeft geslagen toen deze ertussen kwam in een groepsgevecht tegen [slachtoffer 1] . Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] . Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door hem met gebalde vuist in het gezicht te slaan.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of het letsel van [slachtoffer 2] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Van zwaar lichamelijk letsel is sprake wanneer het letsel voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Gebitsschade kan niet zonder meer worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarvoor zijn nadere specifieke vaststellingen met betrekking tot in het bijzonder de noodzaak en de aard van het medische (tandheelkundige) ingrijpen, noodzakelijk. Bij
[slachtoffer 2] is sprake van een blijvend uitgebroken tand, die met een prothese of plaatje met een prothese kan worden hersteld. Dit is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de heersende rechtspraak niet voldoende om te concluderen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat het aan [slachtoffer 2] toegebrachte letsel is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, zodat zij verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde zal vrijspreken. De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde (eenvoudige) mishandeling wel bewezen.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
Primair
hij op 30 augustus 2018 te Hasselt openlijk, te weten aan [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door:
- in elk geval éénmaal tegen het gezicht te trappen en
- meerdere malen tegen het gezicht te slaan en
- meerdere malen tegen het lichaam te schoppen of te trappen.
2
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 augustus 2018 te Hasselt [slachtoffer 2] heeft mishandeld door éénmaal met gebalde vuist in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
mishandeling
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. In strafverzwarende zin heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder een werkstraf opgelegd heeft gekregen voor een geweldsdelict, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Vanwege die veroordeling is het taakstrafverbod van toepassing. In strafverminderende zin heeft de officier van justitie rekening gehouden met de termijnoverschrijding.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een darttoernooi in Hasselt. Verdachte heeft deelgenomen aan een geweldsexplosie, waarbij alcohol in het spel was en buitensporig geweld niet werd geschuwd. Het geweld van verdachte en zijn medestanders was in overwegende mate gericht op de hoofden van de slachtoffers. Hieruit leidt de rechtbank af dat het geweld van verdachte en zijn medestanders was gericht op het toebrengen van zoveel mogelijk letsel. De slachtoffers hebben ook daadwerkelijk letsel opgelopen. Het aan [slachtoffer 2] toegebrachte letsel voldoet weliswaar juridisch gezien (net) niet aan de in de rechtspraak ontwikkelde vereisten voor zwaar lichamelijk letsel, maar er is wel sprake van aanzienlijk lichamelijk letsel. De gevolgen van de mishandeling voor het slachtoffer zijn erg groot geweest. Het slachtoffer heeft reeds veelvuldig medische behandelingen moeten ondergaan en ook in de toekomst zullen er nog meerdere behandelingen moeten plaatsvinden, om het gebit van het slachtoffer volledig te kunnen laten herstellen.
De mishandeling en openlijke geweldpleging zijn in dit specifieke geval niet alleen ernstig van aard, maar ook nog eens tijdens een sportevenement op één en dezelfde avond gepleegd. Mensen komen daar voor hun plezier en sportevenementen worden verpest door dit soort gevechten en ongeregeldheden. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden én dragen openlijk geweld en mishandeling in zijn algemeenheid bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Op grond van de oriëntatiepunten geldt bij openlijke geweldpleging door een first offender, met lichamelijk letsel tot gevolg, een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren als uitgangspunt. In het geval van verdachte betrof het niet enkel een openlijke geweldpleging, maar ook een mishandeling.
Daarnaast was verdachte een gewaarschuwd man. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2021 blijkt dat verdachte in 2015 reeds onherroepelijk is veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, als gevolg waarvan het taakstrafverbod aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met de ernst van het toegebrachte letsel, het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict en een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van deze vrijheidsbeneming houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de termijnoverschrijding.
De rechtbank acht alles overwegende een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het voorwaardelijke strafdeel moet verdachte ervan weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.
8. De schade van benadeelden
8.1 De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens immateriële schade tot een totaalbedrag van € 450,00 (vierhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 11.929,10 (elfduizend negenhonderdnegenentwintig euro en tien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten Infomedics € 24,16;
- medische kosten Dental Clinics € 556,96;
- medische kosten apotheek € 17,90;
- kosten toekomstige tandheelkundige behandelingen € 9.560,00;
- mobiliteitsschade € 20,08.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.750,00 gevorderd.
8.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de openlijke geweldpleging jegens [benadeelde] niet op de tenlastelegging staat. Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] voldoende is onderbouwd en in deze strafzaak geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verder heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] in het geval van een bewezenverklaring kan worden toegewezen voor zover het de immateriële schade en de daadwerkelijk geleden materiële schade betreft. Wat de toekomstige kosten betreft heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze kosten met teveel onzekerheden zijn omgeven en daarom niet kunnen worden meegenomen in de strafrechtelijke procedure.
8.4 Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten van de reeds gemaakte medische kosten, de mobiliteitsschade en de immateriële schade zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 2.369,10, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de post toekomstige tandheelkundige behandelingen opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Dit omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en door verdachte gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van verdachte en de benadeelde partij om hun standpunten ten aanzien van deze schadepost nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
mishandeling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en onder 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2): van een bedrag van
€ 2.369,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 30 augustus 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.369,10,te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 30 augustus 2018 tot aan de dag van volledige betaling ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 33 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2): voor het deel van € 9.560,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2018396353. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 februari 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 30 augustus 2018 zijn wij met een groepje Zwollenaren in één auto naar een darttoernooi in de feesttent in Hasselt gegaan. Ik droeg op de avond van 30 augustus 2018 een zwart shirt. Ik ben 1.95m en heb een tribal tatoeage op mijn linker bovenarm.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 september 2018, pagina 44-46
Ik was met 3 maten van mij. Ik donker haar gemillimeterd haar, do kleurige baard, stevig postuur.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 31 augustus 2018, met bijlagen pagina 123-124
Op donderdag 30 augustus 2018, omstreeks 23:30 uur, was ik bij de feesttent in Hasselt. Plotseling voelde ik een intens harde trap tegen mijn adamsappel/hals. Ik weet dat dit een trap moet zijn geweest doordat ik een schoen voelde. Ik stond direct op om mij af te kunnen weren. Ik zag dat de jongen, die voor mij stond, de naam [medeverdachte] op zijn shirt had staan. Hij kwam steeds weer naar mij toegelopen met agressieve blik. Op een gegeven moment zag ik dat hij mij wilde slaan. Dit zag ik doordat hij zijn vuist had gebald, zijn arm naar achter bewoog en deze met een slingerende beweging in de richting van mijn gezicht bracht. Ik kon zijn arm opvangen en hem over mijn schouder naar de grond gooien. Op dat moment lagen wij samen op de grond. Vanaf dat moment werd ik door meerdere mensen aangevallen. Toen ik op de grond lag, voelde ik dat ik overal op mijn lichaam werd geraakt maar voornamelijk op mijn hoofd/gezicht.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 30 augustus 2018, pagina 132
Toen ik buiten kwam zag ik dat mijn vriend [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag ook dat een aantal andere mensen op hem aan het inslaan en schoppen waren. Ik heb daarop één van deze mannen van mijn vriend af getrokken, omdat ik mijn vriend wilde helpen. Deze man had het volgende signalement:
- groot van postuur,
- gespierd
- een kaal hoofd
- een baardje
- donker t-shirt
- tatoeage op zijn arm
- blauwe spijkerbroek
Op het moment dat ik deze man van mijn vriend af trek werd ik zo hard weggeduwd door een man met een groene polo en een spijkerbroek aan, dat ik kom te vallen. Op hetzelfde moment zie ik dezelfde grote man op mij af komen, die ik kort daarvoor van mijn vriend had afgetrokken. Ik zie dat deze man direct met zijn vuist in mijn gezicht slaat. Ik voel een hevige pijn en als gevolg van deze vuistslag zie ik dat er twee voortanden uit mijn gebit zijn geslagen.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 1 september 2018, pagina 139-140
Ik ben mede-eigenaar van de feesttent aan [adres 2] in Hasselt.
Ik kreeg van omstanders te horen, dat vier personen op die man waren gaan inschoppen en slaan. De vier personen waar het om ging waren niet afkomstig uit Hasselt. Ik ben op die groep toezicht blijven houden. Omstreeks 23:00 uur zag ik een van die vier jongens boksende bewegingen maken naar een van de jongelui uit Hasselt. Ik zag de andere drie jongens bij die jongen komen. Ik zag dat die jongen geraakt werd op de benen en de romp. Dit waren trappen. Ook zag ik slaande bewegingen welke hem in het gezicht raakten. Degene die begon met uitdagen had een blauw shirt aan, zijn naam stond achterop zijn shirt “ [medeverdachte] ”. Ik heb gezien dat hij die jongen raakte in het gezicht met zijn vuisten en dat hij hem ook schopte op zijn benen. Ik zag ook nog dat een jongen daarna door de anderen in het gezicht werd getrapt. Het slachtoffer herkende ik als [slachtoffer 1] .
Ik zag dat [slachtoffer 2] ertussen probeerde te komen. Ik zag toen dat [slachtoffer 2] ook door een van de jongens in het gezicht werd geslagen. Dit was door een andere jongen, welke kaal was ook een baardje, zwart T shirt en wat langer was. Hoorde bij dit groepje.

6.Het proces-verbaal van bevindingen van 31 augustus 2018, pagina 89-90

Proces-verbaalnummer: PL0600-2018392501-7.
Wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen omstreeks 23.35 uur aan bij de feesttent. Ik hoorde dat de organisator van het feest zei dat er een groep mannen uit Zwolle al de hele avond vervelend waren en dat er al meerdere vechtpartijen met deze groep waren geweest. Ik hoorde dat hij zei dat de groep naar de parkeerplaats gelopen was. Hierop zijn wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar de parkeerplaats gelopen. Wij troffen hier een groep van drie personen aan in een voertuig. Hierop zijn wij met de slachtoffers naar de parkeerplaats gelopen. Ik hoorde dat de slachtoffers zeiden dat een man, welke ons nog niet was opgevallen, geslagen had. De verdachte welke werd aangewezen door de slachtoffers maar nog niet bij ons bekend was stond gebogen over een bus. Wij zagen wij dat de man een gescheurd zwart T-shirt aan had.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1987 te [geboorteplaats 2] .

7.Het proces-verbaal van aanhouding van 31 augustus 2018, pagina 31

Op vrijdag 31 augustus 2018 omstreeks 00:01 uur, hielden wij op de locatie [adres 3] , binnen de gemeente Zwartewaterland, als verdachte aan [verdachte] .
Zie Pv van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] 2018392501-7.