ECLI:NL:RBOVE:2021:935

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
08.306329-20, 08.044561-20 (tul), 08.082797-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot ISD-maatregel voor bedreiging van een beveiliger in Zwolle

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging van een beveiliger bij een daklozenopvang in Zwolle. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident op 3 december 2020, waarbij de verdachte de beveiliger bedreigde met de woorden: 'Are you here tomorrow, I am and I will kill you', terwijl hij schietgebaren maakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. N. Gerlsma, heeft de bedreiging als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van de beveiliger en een getuige als bewijs gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte de bedreiging daadwerkelijk heeft geuit. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging niet alleen kwetsend was voor de beveiliger, maar ook een inbreuk op het maatschappelijke veiligheidsgevoel vormde. Gezien de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, heeft de rechtbank de ISD-maatregel opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.306329-20, 08.044561-20 (tul), 08.082797-20 (tul) (P)
Datum vonnis: 4 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende aan [adres] ,
nu gedetineerd in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Gerlsma en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook is gehoord de heer G.L.A. Florentinus, werkzaam bij Reclassering Nederland en belast met het reclasseringstoezicht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van de heer [aangever] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 3 december 2020 te Zwolle [aangever] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met zijn, verdachtes, hand(en) een schietgebaar naar die [aangever] te maken
en/of (daarbij) die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Are you here
tomorrow, I am and I will kill you", althans gebaren en/of woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedreiging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde vrijspraak betoogd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 3 december 2020 was aangever [aangever] werkzaam als beveiliger bij de daklozenopvang [daklozenopvang] in Zwolle, waar verdachte op dat moment verbleef. [aangever] heeft daarover het volgende verklaard. Naar aanleiding van een incident over een gegooide aansteker, heeft [aangever] tegen verdachte heeft gezegd dat hij [daklozenopvang] moest verlaten. Daarop zei verdachte tegen hem “
Are you here tommorow, I am and ik will kill you”.[aangever] zag dat verdachte tijdens die bedreiging met zijn beide handen schietgebaren maakte en dat hij zijn bedreiging 4 a 5 keer herhaalde. [aangever] heeft tot slot verklaard zich door de gedragingen van verdachte bedreigd te voelen.
De verklaring van [aangever] vindt bevestiging in de verklaring van getuige [getuige] , die die avond ook werkzaam was bij [daklozenopvang] . [getuige] heeft verklaard op
3 december 2020 te hebben gezien dat verdachte boos werd, met zijn handen schietbewegingen naar [aangever] en [getuige] maakte en [getuige] heeft gehoord dat verdachte daarbij zei:
“tommorow, tommorow i shoot you”.
De verklaringen van [aangever] en [getuige] komen in hoofdlijnen overeen. Het enkele feit dat [aangever] en [getuige] niet exact hetzelfde verklaren over de door verdachte gebruikte bewoordingen van de bedreiging maakt dat niet anders. Uit beide verklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte bedreigende woorden met een gelijksoortige strekking heeft geuit. Ook blijkt uit beide verklaringen dat verdachte met zijn handen schietgebaren heeft gemaakt. De rechtbank bezigt de verklaringen van [aangever] en [getuige] daarom tot het bewijs.
Gelet op de geuite woorden en gedragingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij [aangever] de vrees op het teweegbrengen van het bedoelde is ontstaan en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2020 te Zwolle [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met zijn, verdachtes, handen een schietgebaar naar die [aangever] te maken en daarbij die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Are you here tomorrow, I am and I will kill you", althans woorden van gelijke dreigende strekking;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank niet komt tot vrijspraak van verdachte, heeft de raadsman verzocht niet over te gaan tot oplegging van de ISD-maatregel, nu dit, vanwege de onduidelijkheid over de verblijfsstatus van verdachte en dientengevolge de onzekerheid over de vraag of verdachte naar de VRIS-ISD – de speciale ISD-instelling/afdeling voor vreemdelingen in de strafrechtketen – zou kunnen niet opportuun is. Indien en voor zover de rechtbank daar anders over denkt, heeft de raadsman de rechtbank verzocht een eventuele op te leggen ISD-maatregel te beperken tot de duur van één jaar dan wel in voorwaardelijke zin op te leggen of, meest subsidiair (bij oplegging van de duur van twee jaren), te bepalen dat er een tussentijdse toetsing plaats dient te vinden. Indien en voor zover de rechtbank tot het oordeel komt dat er een andere straf dient te worden opgelegd, heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging gericht tegen het leven van [aangever] . Die bedreiging rekent de rechtbank verdachte aan. De bedreiging is kwetsend en angstaanjagend geweest voor [aangever] zelf. Daarnaast maakt een dergelijke bedreiging ook in het algemeen inbreuk op het maatschappelijke veiligheidsgevoel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door mevrouw P. Sogut van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) opgestelde adviesrapport van 15 februari 2021. Zij heeft gerapporteerd dat verdachte disfunctioneert op alle leefgebieden. Zo heeft verdachte geen huisvesting, zijn er schulden, is er geen beschermend sociaal netwerk waar verdachte op kan terugvallen en weigert verdachte iedere vorm van werk/dagbesteding. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van alcoholmisbruik en is verdachte bij de reclassering bekend als een stelselmatige dader. De Immigratie en naturalisatie dienst (IND) zou volgens de reclassering voornemens zijn om de tijdelijke verblijfsstatus van verdachte in te trekken. De reclassering ziet vanwege de uitzichtloze situatie van verdachte, de ongemotiveerde houding van verdachte en het feit dat er sprake is van een zeer hoog recidiverisico, geen andere optie dan de ISD-maatregel te adviseren. Gelet op de huidige weigerachtige houding van verdachte zal de ISD-maatregel met name een beveiligingseffect voor de samenleving hebben, aldus de reclassering. Als verdachte toch gaat meewerken, kan met de maatregel mogelijk ook een gerichter toekomstperspectief voor hem worden bereikt.
De heer Florentinus van de reclassering heeft voornoemd advies ter zitting bevestigd. Ter aanvulling op het advies heeft de heer Florentinus verklaard dat verdachte graag terug wil keren naar Eritrea, zijn land van herkomst en dat binnen de ISD-(VRIS)maatregel daar mogelijkheden voor bestaan. Dit onder de voorwaarde dat het land van herkomst voldoende stabiel is. Momenteel is de situatie in Eritrea dusdanig onstabiel dat terugkeer op de korte termijn niet mogelijk is, aldus de heer Florentinus.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 21 januari 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 3 december 2020 (de pleegdatum van het thans bewezenverklaarde feit) meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en/of taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het hiervoor genoemde reclasseringsrapport, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens voornoemd uittreksel Justitiële Documentatie is verdachte een zeer actieve veelpleger. De veiligheid van personen en goederen eisen naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane feiten.
Voor het al dan niet opleggen van de ISD-maatregel acht de rechtbank niet relevant of verdachte naar een ISD-VRIS-instelling of naar een reguliere ISD-instelling gaat. Het opleggen van de ISD-maatregel is in de eerste plaats noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive. Daarnaast geldt dat in beide type instellingen kan worden gewerkt aan een plan van aanpak voor (uiteindelijke) terugkeer naar Eritrea. Ook kunnen de mogelijkheden van behandeling van eventuele alcoholproblematiek en trauma worden onderzocht en kan eventueel een start daarmee worden gemaakt. Aan het standpunt van de raadsman dat het opleggen van de ISD-maatregel niet opportuun zou zijn, gaat de rechtbank daarom voorbij.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren zal opleggen. De rechtbank is, gelet op de huidige houding van verdachte, van oordeel dat een duur van twee jaren noodzakelijk zal zijn. Om die reden zal de rechtbank niet bepalen dat er een tussentijdse toetsing dient plaats te vinden. Desgewenst kan verdachte gedurende de ISD-maatregel zelf om een tussentijdse toetsing verzoeken. De tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.

8.De vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

8.1
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 4 maart 2020 van de politierechter van deze rechtbank is verdachte veroordeeld, voor zover hier van belang, tot twintig dagen gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Die proeftijd is ingegaan op 19 maart 2020. Daarnaast is verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van 17 juli 2020 van de politierechter van deze rechtbank veroordeeld, voor zover hier van belang, tot vijf maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Die proeftijd is ingegaan op 31 juli 2020.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Bij de stukken bevinden zich vorderingen van de officier van justitie strekkende tot de tenuitvoerlegging van voornoemde vonnissen. Dit omdat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht, indien de rechtbank overgaat tot het opleggen van de ISD-maatregel, voornoemde vorderingen af te wijzen. Indien en voor zover de rechtbank overgaat tot het opleggen van een andere straf dan de ISD-maatregel, heeft de officier van justitie verzocht de vorderingen toe te wijzen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de vorderingen tenuitvoerlegging aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, waarbij hij de suggestie heeft gedaan om de proeftijd van de beide voorwaardelijke veroordelingen te verlengen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich vóór het einde van de proeftijd bepaald in beide hiervoor genoemde vonnissen aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals bewezenverklaard bij dit vonnis. Gelet op de op te leggen ISD-maatregel acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijk opgelegde strafdelen evenwel niet opportuun. De rechtbank zal de vorderingen daarom afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 38n Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
maatregel
- legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de
duur van
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- wijst de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 4 maart 2020 met parketnummer 08/044561-20 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twintig dagen af;
- wijst de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 17 juli 2020 met parketnummer 08/082797-20 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, met naam onderzoek: ‘Bedreiging’, aangemaakt op
3 december 2020, 15:11 uur. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 3 december 2020, doorgenummerde pagina’s 9 en 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op donderdag 3 december 2020, was ik, (…) te Zwolle. (…) Ik zag dat [verdachte] mij aankeek en hoorde dat hij tegen mij zei: "Are you here tomorrow, I am and ik will kill you." Ik zag dat [verdachte] tijdens zijn bedreigingen met zijn beide handen schiet gebaren maakte. Ik hoorde dat hij zijn bedreiging 4 a 5 keer herhaalde. (…) Ik voel me bedreigd en denk dat hij in staat is om morgen terug te komen om mij wat aan te doen.

2.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 3 december 2020, doorgenummerde pagina 11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik ben werkzaam (…) te Zwolle. (…) Op donderdag 3 december 2020 was ik werkzaam als beveiliger bij [daklozenopvang] . (…) Ik zag dat [getuige] terug liep en ik zag en hoorde dat hij [verdachte] aan sprak (…) Ik zat toen dat [verdachte] boos werd. (…). Ik zag dat hij met zijn handen schiet bewegingen naar ons maakte. Toen hij dat deed hoorde ik dat hij zei: ?tomorrow, tomorrow i shoot you.? (…).