ECLI:NL:RBOVE:2021:934

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
08/227453-19 en 08/267060-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis in verband met niet-uitvoeren taakstraffen

Op 3 maart 2021 heeft de politierechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van een veroordeelde die niet in staat was zijn taakstraffen uit te voeren. De veroordeelde had een taakstraf van in totaal 62 uren opgelegd gekregen, verdeeld over twee zaken met parketnummers 08/227453-19 en 08/267060-19. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraffen niet binnen de gestelde termijn had verricht. Het bezwaarschrift was ingediend op 24 december 2020, maar werd pas op 1 februari 2021 ter griffie van de rechtbank in Almelo ontvangen. De politierechter oordeelde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat er omstandigheden waren die niet aan de veroordeelde te wijten waren, waardoor het bezwaarschrift te laat was ontvangen.

De politierechter heeft de standpunten van de veroordeelde en zijn raadsman gehoord, die aanvoerden dat de vervangende hechtenis niet toegepast moest worden vanwege de coronamaatregelen en de moeilijke omstandigheden waarin de veroordeelde zich bevond. De officier van justitie stelde daarentegen dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De politierechter heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde door omstandigheden buiten zijn schuld niet in staat was om de taakstraffen uit te voeren en heeft besloten om de termijn voor het uitvoeren van de taakstraffen te verlengen tot 1 januari 2022. Het bezwaarschrift werd gegrond verklaard, waardoor de veroordeelde alsnog de kans kreeg om zijn taakstraffen te voltooien.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/227453-19 en 08/267060-19
Bezwaarschriftnummers: RK 21/1226 en RK 21/1227
Uitspraak van de politierechter op het bezwaarschrift op grond van artikel 6:6:23 juncto artikel 6:3:3, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in de PI Achterhoek te Zutphen,
verder te noemen: veroordeelde,
bijgestaan door mr. J. Ruarus, advocaat te Almelo.

1.Het verloop van de procedure

Op 25 november 2020 heeft de officier van justitie zowel de tenuitvoerlegging van 16 dagen vervangende hechtenis in de zaak met parketnummer 08/227453-19 als de tenuitvoerlegging van 15 dagen vervangende hechtenis in de zaak met parketnummer 08/267060-19 bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraffen niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft verricht.
Het bezwaarschrift tegen de genoemde bevelen is gedateerd 24 december 2020 en is op 28 januari 2021 ter griffie van de rechtbank in Zwolle ontvangen en vervolgens op 1 februari 2021 ter griffie van de rechtbank in Almelo ontvangen. Het bezwaarschrift is ingediend door veroordeelde.
Het bezwaarschrift is behandeld op de openbare terechtzitting van 3 maart 2021, waarbij de officier van justitie mr. G.J. Jansen, de veroordeelde (via een videoverbinding) en de raadsman zijn gehoord.
De politierechter heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken met betrekking tot de strafzaken waarin de taakstraffen zijn opgelegd of ten uitvoer zijn gelegd en de stukken die betrekking hebben op de omzettingen van de taakstraffen in vervangende hechtenis waartegen het bezwaarschrift is gericht, waaronder het reclasseringsrapport van 5 november 2020.

2.De standpunten van de veroordeelde, diens raadsman en de officier van justitie

Standpunten veroordeelde en diens raadsman
De veroordeelde heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Veroordeelde en zijn raadsman hebben het bezwaarschrift in raadkamer -zakelijk weergegeven- als volgt nader toegelicht.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben allereerst gesteld dat het bezwaarschrift ontvankelijk moet worden verklaard, omdat veroordeelde, nadat de kennisgevingen in de zaken met parketnummers 08/227453-19 en 08/267060-19 aan hem op 18 december 2020 zijn betekend, het bezwaarschrift op 24 december 2020 heeft geschreven en deze diezelfde dag nog in de PI per post heeft doen laten verzenden. Veroordeelde zou zijn raadsman daarover hebben geïnformeerd. Volgens de raadsman is veroordeelde altijd trouw in het onderlinge contact dat zij hebben. Bovendien heeft de raadsman tweemaal naar zowel de locatie Zwolle als Almelo gebeld om na te gaan of het bezwaarschrift aldaar was ontvangen. Waar het mis is gegaan, weet de raadsman niet. Hij had veroordeelde immers ook om een kopie van het bezwaarschrift gevraagd, maar de raadsman heeft deze, hoewel volgens veroordeelde ook deze kopie door hem ter verzending per post binnen de PI is op de daarvoor bestemde plaats is aangeboden, evenmin ontvangen. Volgens de raadsman kan wel met zekerheid worden gezegd dat veroordeelde het bezwaarschrift tijdig heeft verzonden, temeer nu de raadsman in 2020 al op de hoogte was van de inhoud van het bezwaarschrift. De raadsman heeft namens de veroordeelde verzocht om rekening te houden met de situatie zoals die voor gedetineerden ook voor het instellen van hoger beroep geldt, namelijk dat de PI een doorzendplicht heeft om te zorgen dat een door een veroordeelde opgesteld bezwaarschrift op de juiste plek terechtkomt.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben voorts gesteld dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard en dat veroordeelde de kans moet krijgen de taakstraffen alsnog uit te voeren. In de visie van veroordeelde en zijn raadsman is het uitvoeren van de taakstraf niet gelukt, omdat het voor veroordeelde vanwege de corona-maatregelen een raar jaar was en omdat veroordeelde het erg moeilijk had om de afspraken na te komen. Zo is veroordeelde zijn huis kwijtgeraakt en is hij op straat terechtgekomen. Zijn leven was doordrenkt van het leven op straat, stelen, hosselen en drugs. Volgens de raadsman was veroordeelde overeenkomstig hetgeen hij in het bezwaarschrift heeft geschreven moeilijk bereikbaar. Indien de raadsman veroordeelde wilde bereiken, moest hij contact opnemen met de receptie van de nachtopvang. Veroordeelde heeft het geluk dat zijn ex-partner hem nog steeds steunt. Volgens veroordeelde heeft hij thans alles weer voor elkaar. Hij wil de taakstraf graag alsnog uitvoeren. Indien veroordeelde zijn taakstraffen alsnog kan uitvoeren, zou dit voor hem een stap zijn om toe te werken naar re-integratie en het verkrijgen van een baan. Voorts wil hij graag meewerken aan het initiatief Huis van Herstel, wat inhoudt dat veroordeelde na zijn detentie begeleiding krijgt. Verzocht wordt daarom om veroordeelde toch nog een tweede kans te geven. Hij heeft bovendien geleerd van zijn detentieperiode. Veroordeelde wil niet nogmaals gedetineerd raken. Het verblijven in de PI gedurende de feestdagen en de jaarwisseling was zwaar voor veroordeelde. Ook is het contact met zijn kinderen de afgelopen periode zeer minimaal geweest. In het licht van het voorgaande heeft de raadsman benadrukt dat uit de gedragsrapportage van de PI blijkt dat veroordeelde zich desondanks tot op heden goed heeft gedragen. Van belang is dat recidive wordt voorkómen en dat veroordeelde toewerkt naar rust, reinheid en regelmaat.
Standpunten officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe -zakelijk weergegeven- naar voren gebracht dat het bezwaarschrift niet binnen de harde termijn van veertien dagen nádat de kennisgevingen aan veroordeelde zijn betekend ter griffie van de rechtbank is ontvangen en dat daarom geconcludeerd moet worden dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is.
De officier van justitie heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe -zakelijk weergegeven- het navolgende naar voren gebracht. Volgens de officier van justitie hebben zich geen uitzonderlijke omstandigheden voorgedaan die maken dat de vervangende hechtenis niet zou moeten worden toegepast. Veroordeelde heeft in zijn bezwaarschrift aangevoerd dat hij voor de reclassering onbereikbaar is geweest. Uit het rapport van de reclassering van 5 november 2020 blijkt volgens de officier van justitie echter dat veroordeelde niet zozeer onbereikbaar was, maar dat hij met name de met de reclassering gemaakte afspraken niet is nagekomen. Volgens de officier van justitie heeft veroordeelde dan ook meerdere kansen gehad om zijn taakstraf te kunnen uitvoeren en dient hij thans de vervangende hechtenis uit te zitten.

3.De ontvankelijkheid

De politierechter stelt vast dat dat zowel de kennisgeving van de omzetting van de taakstraf in de zaak met parketnummer 08/227453-19 als de kennisgeving van de omzetting van de taakstraf in de zaak met parketnummer 08/267060-19 blijkens de akten van uitreiking op 18 december 2020 aan veroordeelde in persoon zijn uitgereikt. Het bezwaarschrift dat zich richt tegen de omzetting van beide taakstraffen is gedateerd 24 december 2020 en is op 28 januari 2021 ter griffie van de rechtbank in Zwolle ontvangen en vervolgens op 1 februari 2021 ter griffie van de rechtbank in Almelo ontvangen. Het bezwaarschrift is daarom niet binnen veertien dagen na de betekening van de kennisgevingen ter griffie van de rechtbank ontvangen. Gelet evenwel op het bezwaarschrift met als dagtekening 24 december 2020, de verklaring van verdachte dat hij diezelfde dag het bezwaarschrift in de PI per post heeft willen laten verzenden en het feit dat de raadsman van verdachte reeds in 2020 van het bestaan van het bezwaarschrift wist, kan niet worden uitgesloten dat het bezwaarschrift vanwege omstandigheden die niet aan veroordeelde te wijten zijn te laat ter griffie van de rechtbank is ontvangen. De politierechter verklaart veroordeelde daarom ontvankelijk in het bezwaarschrift, omdat aannemelijk is dat het bezwaarschrift door omstandigheden die niet voor rekening en risico van veroordeelde moeten komen, buiten de wettelijke termijn bij de rechtbank is ontvangen.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de politierechter het volgende vast.
Veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 11 december 2019, met parketnummer 08/227453-19, veroordeeld tot een taakstraf van 32 uren subsidiair 16 dagen hechtenis. Daarnaast is aan veroordeelde bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 27 januari 2020, met parketnummer 08/267060-19, een taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis opgelegd. Kortom, veroordeelde had in totaal een taakstraf van 62 uren moeten uitvoeren.
Een veroordeelde dient in beginsel bij het niet-uitvoeren van een taakstraf de vervangende hechtenis uit te zitten, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden hebben voorgedaan die maken dat de vervangende hechtenis niet zou moeten worden toegepast. Enerzijds is de politierechter het dan ook met de officier van justitie eens dat veroordeelde in beginsel de vervangende hechtenis zou moeten uitzitten. Anderzijds blijkt uit het rapport van de reclassering dat er sinds maart 2020 een halfjaar van de termijn voor het uitvoeren van de taakstraf verloren is gegaan, omdat het uitvoeren van een taakstraf vanwege de corona-maatregelen niet mogelijk was. Hoewel veroordeelde vóór maart 2020 de afspraken met de reclassering niet is nagekomen, blijkt uit het reclasseringsrapport dat de reclassering ná maart 2020 pas in oktober 2020 weer contact met de veroordeelde heeft opgenomen voor het maken van een nieuwe afspraak op 21 oktober 2020. Gebleken is dat veroordeelde de reclassering op de daarop volgende dag heeft laten weten dat hij niet op de afspraak is verschenen, omdat hij zich in de datum heeft vergist.
Veroordeelde heeft vervolgens gevraagd of hij een nieuwe afspraak mocht maken, waarop de reclassering -zakelijk weergegeven- het navolgende te kennen heeft gegeven: “Gezien het verloop van de afspraken tot nu toe, zowel bij ons als bij de toezichthouder, geven wij aan dat er geen ruimte meer is om een afspraak te maken. Wij hebben niet het vertrouwen dat veroordeelde afspraken nakomt. Gezien het bovenstaande zenden wij de taakstraffen als zijnde onuitvoerbaar retour.”
In het licht van het voorgaande is de politierechter van oordeel dat het niet zo mag zijn dat de tenuitvoerlegging - vanwege het zich niet houden aan de bijzondere voorwaarden - van de straf waarvoor veroordeelde thans van 21 maart 2021 tot 4 april 2021 in detentie verblijft, bij de behandeling van het onderhavige bezwaarschrift in het nadeel van veroordeelde in rekening wordt gebracht. Naar het oordeel van de politierechter is dat niet ‘fair’ omdat veroordeelde aldus tweemaal gestraft wordt voor het onvoldoende naleven van de bijzondere voorwaarden. Veroordeelde krijgt dan ook nog eenmaal de kans om de taakstraffen alsnog uit te voeren. De politierechter zal daarom de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen wijzigen, met dien verstande dat de termijn waarbinnen de taakstraffen moeten worden verricht wordt verlengd tot 1 januari 2022. Het bezwaarschrift wordt daarom gegrond verklaard.

5.De beslissing

De politierechter:
  • verklaart het bezwaarschrift
  • bepaalt dat veroordeelde in de zaak met
  • bepaalt dat veroordeelde in de zaak met
  • bepaalt dat veroordeelde genoemde taakstraffen
Deze beslissing is genomen door mr. B.W.M. Hendriks, politierechter, in tegenwoordigheid van N. Klunder, griffier, door de politierechter en de griffier ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.