Op 3 maart 2021 heeft de politierechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van een veroordeelde die niet in staat was zijn taakstraffen uit te voeren. De veroordeelde had een taakstraf van in totaal 62 uren opgelegd gekregen, verdeeld over twee zaken met parketnummers 08/227453-19 en 08/267060-19. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraffen niet binnen de gestelde termijn had verricht. Het bezwaarschrift was ingediend op 24 december 2020, maar werd pas op 1 februari 2021 ter griffie van de rechtbank in Almelo ontvangen. De politierechter oordeelde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat er omstandigheden waren die niet aan de veroordeelde te wijten waren, waardoor het bezwaarschrift te laat was ontvangen.
De politierechter heeft de standpunten van de veroordeelde en zijn raadsman gehoord, die aanvoerden dat de vervangende hechtenis niet toegepast moest worden vanwege de coronamaatregelen en de moeilijke omstandigheden waarin de veroordeelde zich bevond. De officier van justitie stelde daarentegen dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De politierechter heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde door omstandigheden buiten zijn schuld niet in staat was om de taakstraffen uit te voeren en heeft besloten om de termijn voor het uitvoeren van de taakstraffen te verlengen tot 1 januari 2022. Het bezwaarschrift werd gegrond verklaard, waardoor de veroordeelde alsnog de kans kreeg om zijn taakstraffen te voltooien.