ECLI:NL:RBOVE:2021:903

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
9001031 \ CV EXPL 21-399
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens structurele overlast door alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen R.K. Woningstichting Ons Huis en een gedaagde huurder. De eisende partij, Ons Huis, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens aanhoudende overlast die veroorzaakt werd door overmatig alcoholgebruik. De gedaagde huurt sinds 20 juni 2008 een woning van Ons Huis en heeft in de loop der jaren herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast, waaronder geschreeuw, harde muziek en agressief gedrag. Ondanks meerdere waarschuwingen en gesprekken met hulpverleners, bleef de overlast aanhouden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in staat is gebleken om haar gedrag te verbeteren, ondanks dat zij zelf ook erkent dat zij hulp nodig heeft en een andere woonplek zoekt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Ons Huis tot ontruiming van de woning gerechtvaardigd is, maar heeft de termijn voor ontruiming vastgesteld op drie maanden in plaats van de gevraagde vijf dagen. Dit om de gedaagde de kans te geven een alternatieve woonplek te vinden en om de noodzakelijke hulpverlening voort te zetten. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9001031 \ CV EXPL 21-399
Vonnis in kort geding van 26 februari 2021
in de zaak van
de stichting
R.K. WONINGSTICHTING ONS HUIS,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, hierna te noemen Ons Huis,
gemachtigde: mr. M. Douwenga,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D. IJpelaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van Ons Huis,
- de aantekeningen van de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Ons Huis met ingang van 20 juni 2008 voor onbepaalde tijd het gehuurde aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Ons Huis heeft klachten ontvangen over geluidsoverlast veroorzaakt door [gedaagde] . De klachten zien op geschreeuw in het gehuurde, slaan met deuren, muziek en televisie hard aan en in algemene zin agressief gedragen richting omwonenden. Dit gedurende zowel de dag, avond als de nacht. De politie heeft enkele keren ter plaatse moeten komen.
2.3.
Op 17 oktober 2019 heeft Ons Huis contact gezocht met de wijkagent.
De wijkagent heeft bevestigd dat [gedaagde] in dronken toestand schreeuwt en regelmatig te kennen geeft zichzelf iets aan te willen doen. Tactus Verslavingszorg en Mediant zijn volgens de wijkagent bezig met het zoeken naar een plek voor begeleid wonen voor [gedaagde] .
2.4.
Op 4 november 2019 heeft Ons Huis een e-mailbericht gestuurd aan de ketenpartners met het verzoek een MDO te organiseren (productie 9). Het doel van de MDO is om tot een gezamenlijk hulpverleningsplan te komen zodat [gedaagde] meer rust, stabiliteit ervaart en om de overlast te verminderen. Het gesprek met de ketenpartners heeft op
14 november 2019 plaats gevonden (productie 10).
2.5.
Na het MDO heeft Ons Huis enige tijd geen klachten ontvangen. In het voorjaar van 2020 is [gedaagde] enkele weken opgenomen geweest. Kort nadat zij wederom haar intrek in het gehuurde heeft genomen, heeft Ons Huis weer klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast. Ons Huis heeft de wijkagent daarvan op 28 mei 2020 in kennis gesteld.
2.6.
In verband met aanhoudende overlast is Ons Huis met [gedaagde] in gesprek gegaan. Ons Huis heeft hier met [gedaagde] strikte nadere afspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in de ‘allonge huurovereenkomst’ d.d. 8 juli 2020 in het kader van een laatste kans/gedragsaanwijzing.
2.7.
Op 28 september 2020 heeft een bewoner contact opgenomen met Ons Huis vanwege overlast. Ons Huis heeft naar aanleiding van aanhoudende klachten contact opgenomen met Tactus. Tactus heeft te kennen gegeven dat het soms enige tijd met [gedaagde] goed gaat, waarna het weer mis gaat. [gedaagde] staat op dat moment op een wachtlijst om behandeld te worden (productie 14).
2.8.
Op 6 november 2020 wordt Ons Huis wederom gebeld in verband met overlast
op 5 november 2020. Op 5 november 2020 was er in de nacht zoveel overlast dat de politie is geweest.
2.9.
Op 13 november 2020 is Ons Huis bij [gedaagde] op huisbezoek geweest. Ook Tactus was daarbij aanwezig. Tijdens het gesprek is de ernst van de overlast besproken. Ook is [gedaagde] erop gewezen dat als er nieuwe overlastmeldingen komen, Ons Huis stappen gaat ondernemen om de huurovereenkomst te ontbinden (productie 18).
2.10.
Ondanks het huisbezoek houdt de overlast aan. Op 7 december 2020 en
22 december 2020 heeft een omwonende een logboek gestuurd naar Ons Huis met melding van overlast (productie 19 en 20).
2.11.
Bij brief van 12 januari 2021 van de gemachtigde van Ons Huis wordt [gedaagde] een laatste waarschuwing gegeven. Op 14 januari 2020 belt [gedaagde] vervolgens in dronken toestand bij haar buurvrouw aan, om haar te zeggen dat ze bij haar moet komen als ze klachten heeft, in plaats van deze te melden bij Ons Huis.
2.12.
Voor Ons Huis is dan de maat vol. Bij e-mailbericht van 22 januari 2021 heeft zij via haar gemachtigde [gedaagde] in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. [gedaagde] heeft te kennen gegeven daartoe niet te willen overgaan.

3.Het geschil

3.1.
Ons Huis vordert - samengevat - dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de
[adres] te [plaats] te ontruimen en in goede staat op te leveren onder afgifte van sleutels aan Ons Huis, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Ons Huis baseert haar vordering op bovenstaande feiten en voert daartoe aanvullend aan dat [gedaagde] ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Volgens Ons Huis staat met voldoende zekerheid vast dat een bodemprocedure zal uitmonden in een beëindiging van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Het klopt dat het niet goed is gegaan, maar volgens [gedaagde] gaat het nu een stuk beter en blijkt dat ook uit het dossier. De gemachtigde van [gedaagde] vraagt zich af of er dan een ontruiming op korte termijn moet komen, of dat de weg van de bodemprocedure had moeten worden gevolgd of dat het misschien beter was geweest om een alternatieve oplossing te zoeken. [gedaagde] is inmiddels zelf zo ver dat zij ook snapt dat zij een andere plek nodig heeft. Verzocht wordt de ontruiming af te wijzen. De ontwikkelingen zijn zo positief dat ontruiming binnen vijf dagen niet in het belang is van [gedaagde] of de maatschappij. Als tussenoplossing wordt voorgesteld [gedaagde] 3-6-9 maanden de tijd te geven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vordering is de spoedeisendheid een gegeven.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan reden is, als op grond van de nu gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn. Deze vordering zal in een bodemprocedure enkel in combinatie met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst kunnen worden toegewezen. Daarom zal de kantonrechter in het hiernavolgende beoordelen of een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ons Huis is verplicht aan haar huurders huurgenot te verschaffen. Dat maakt dat zij ook verplicht is op te treden tegen overlast gevende bewoners. [gedaagde] is verplicht er voor zorg te dragen dat zij zich ten aanzien van het gehuurde en ten aanzien van haar buurtbewoners als een goed huurder gedraagt.
Deze verplichting vloeit voort uit de huurovereenkomst en artikel 7:213 BW.
4.4.
Uit de overgelegde klachten en verklaringen van de buurtbewoners is voldoende aannemelijk geworden dat het gedrag van [gedaagde] overlast veroorzaakt en dat die overlast een structureel karakter heeft. De overlast bestaat uit geschreeuw, slaan met deuren, harde muziek/televisie en het op agressieve wijze benaderen van buren. Dat overlast heeft plaatsgevonden wordt ook niet betwist. Gesteld wordt dat het nu veel beter gaat, gezien de goedlopende hulpverlening en dat de toekomst er positiever uit ziet. Ons Huis betwist dat het nu veel beter gaat.
4.5.
Niet in geschil is dat het gedrag van [gedaagde] overlast veroorzaakt wanneer zij (te veel) alcohol heeft gedronken. Zij heeft zichzelf dan niet meer in de hand. Behandeling voor haar alcoholprobleem heeft gezien meerdere problematiek rondom [gedaagde] nog niet plaats kunnen vinden. Volgens de begeleider van [gedaagde] is aanpak van dat probleem pas zinvol als er sprake is van beschermd wonen. [gedaagde] wil graag behandeling. Zij is het er mee eens dat dat noodzakelijk is. Zij wil van haar alcoholprobleem af en wil geen overlast meer veroorzaken. Ook wil zij uit deze woning weg. Zij wil graag de tijd om een andere woonplek te vinden.
4.6.
Hoewel [gedaagde] qua vaardigheden heeft laten zien dat zij prima zelfstandig kan wonen, zij betaalt netjes haar huur en heeft geen schulden, is voor het zelfstandig kunnen wonen ook nodig dat men geen overlast aan omwonenden veroorzaakt. Dat laatste lukt [gedaagde] al geruime tijd niet. Er zijn diverse gesprekken geweest, laatste kans en allerlaatste kans afspraken, sommatie en nog een laatste waarschuwing. Ook zijn diverse instanties ingeschakeld, maar toch lukt het [gedaagde] niet om haar gedrag onder controle te houden en geen overlast te veroorzaken. Die overlast duurt nu al ruim een jaar structureel voort.
Ons Huis dient ook rekening te houden met de belangen van de andere omwonenden.
Voor buurtbewoners is de situatie inmiddels dermate belastend dat hun woongenot daaronder lijdt. Mede gelet hierop acht de kantonrechter het voorshands voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure de ontbinding en ontruiming van het gehuurde zal toewijzen. De kantonrechter zal daartoe dan ook overgaan.
4.7.
[gedaagde] heeft voldoende kansen gehad om te laten zien dat zij zelfstandig kan wonen zonder dat haar gedrag overlast veroorzaakt. Geconcludeerd dient te worden dat [gedaagde] daar niet in is geslaagd. Hoewel het soms een tijd achter elkaar wel goed gaat, gaat het daarna dan toch weer helemaal fout. Overlast heeft tot en met in ieder geval vorige maand, januari 2021, plaats gevonden. Dat het nu veel beter gaat, gezien de goed lopende hulpverlening, is natuurlijk positief te noemen, deze periode is echter te kort om tot een andersluidende uitspraak te komen. Te meer daar behandeling voor haar alcoholprobleem noodzakelijk lijkt en die behandeling nog niet heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter begrijpt dat behandeling pas zinvol is in een (vorm van) beschermd wonen traject. Dat lijkt dan nu ook de weg die ingeslagen moet worden en van daaruit kan [gedaagde] dan weer stappen maken. De kantonrechter hoopt dat ook [gedaagde] dit inziet, zij heeft er vertrouwen in dat [gedaagde] dit kan.
4.8.
Ons Huis vordert een termijn voor ontruiming van vijf dagen na betekening van het vonnis. [gedaagde] verzoekt ter zitting een langere termijn voor ontruiming te bepalen.
De kantonrechter ziet aanleiding om de termijn voor ontruiming op drie maanden te stellen. Hiervoor weegt mee dat de verwachting is dat binnen de termijn van drie maanden een maatschappelijke opvangplek voor [gedaagde] kan worden gevonden, daarvoor de benodigde stappen al zijn gezet, zonder huisvesting behandeling niet mogelijk is, toegezegd is dat de intensieve ambulante begeleiding die is gestart, blijft tot aan datum van ontruiming en het nu dankzij de goede hulpverlening al even goed gaat. De kantonrechter gaat er hierbij van uit dat [gedaagde] er alles aan zal doen om in de periode tot ontruiming geen overlast te veroorzaken.
4.9.
Nu Ons Huis niet volledig in het gelijk wordt gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de kosten van de procedure te compenseren inhoudende dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis de woonruimte, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van sleutels aan Ons Huis op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021.