ECLI:NL:RBOVE:2021:883

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
08-994569-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van werkgevers bij arbeidsongeval door onvoldoende verkeersmaatregelen

Op 12 mei 2016 vond er een ernstig arbeidsongeval plaats op de kruising van de Doesburgseweg in Zevenaar, waarbij een medewerker van [verdacht bedrijf] B.V. om het leven kwam en een andere medewerker ernstig gewond raakte. De rechtbank Overijssel oordeelde dat [verdacht bedrijf] B.V. en [medeverdacht bedrijf] B.V. als werkgevers verantwoordelijk waren voor de veiligheid van hun werknemers en dat zij onvoldoende maatregelen hadden getroffen om de risico's van de werkzaamheden aan een verkeersregelinstallatie te beheersen. De rechtbank stelde vast dat de verkeersmaatregelen die waren genomen niet adequaat waren en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de verkeerssituatie ter plaatse. De rechtbank veroordeelde [verdacht bedrijf] B.V. tot een geldboete van € 40.000,00 voor het schenden van de Arbeidsomstandighedenwet, waarbij werd vastgesteld dat de werkgever opzettelijk had nagelaten de veiligheid van de werknemers te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat de nalatigheid van [verdacht bedrijf] B.V. en [medeverdacht bedrijf] B.V. had geleid tot levensgevaar en ernstige gezondheidsschade voor de betrokken werknemers. De rechtbank benadrukte dat werkgevers een zorgplicht hebben om de veiligheid en gezondheid van hun werknemers te waarborgen en dat het niet naleven van deze plicht ernstige gevolgen kan hebben.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-994569-16 (P)
Datum vonnis: 1 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdacht bedrijf] B.V.
(voorheen genaamd [verdacht bedrijf] B.V.)
gevestigd te [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juni 2018, 15 juli 2019, 8 februari 2021 en 15 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H.E. Groeneboer en van hetgeen namens verdachte door [naam 1] en [naam 2] en de raadsvrouw mr. A. van den Berg, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte primair als werkgever (samen met een ander) in de periode van 3 februari 2016 tot en met 12 mei 2016 handelingen heeft verricht of nagelaten in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet, waardoor levensgevaar of ernstige gezondheidsschade voor één of meer werknemers ontstond of was te verwachten. Subsidiair wordt verdachte verweten dat zij hieraan medeplichtig is geweest door onvoldoende te hebben geadviseerd ten aanzien van het voorbereiden en uitvoeren van de werkzaamheden.
Voluit luidt de tenlastelegging dat:
Primair
verdachte, voorheen statutair genaamd [verdacht bedrijf] B.V., op of
omstreeks 12 mei 2016, althans (een of meermalen) in de periode van 3 februari
2016 tot en met 12 mei 2016, in de gemeente Zevenaar en/of elders in
Nederland, als werkgever, tezamen en in vereniging met [medeverdacht bedrijf] B.V. en/of een of
meer anderen, al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht en/of
nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop rustende
bepalingen, aangezien verdachte en/of verdachtes mededader op 12 mei 2016 één
of meer werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V., te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
arbeid heeft/hebben laten verrichten op een arbeidsplaats, te weten de
Doesburgseweg, althans ter hoogte van de kruising gevormd door de
Doesburgseweg, de Ringbaan-Noord, de Ringbaan-Oost en het Noordeinde,
bestaande die arbeid (onder meer) uit het met een hoogwerker - zakelijk
weergegeven - uitvoeren van onderhoud aan een verkeersregelinstallatie boven
de Doesburgseweg, terwijl niet was voldaan aan het gestelde in art. 3.2 lid 1
en/of lid 2 en/of lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), voorafgaand aan bedoelde onderhoudswerkzaamheden, teneinde gevaar voor de veiligheid en/of de
gezondheid van genoemde werknemer(s) van [medeverdacht bedrijf] B.V. zoveel mogelijk te
voorkomen, nagelaten inzichtelijk te maken volgens welke maatvoering die
arbeidsplaats, in casu het werkvak op de rijbaan van de Doesburgseweg (ten
behoeve van het werken met een hoogwerker) moest worden ingedeeld en welke
gevolgen dit had voor het wegverkeer en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), voorafgaand aan
bedoelde onderhoudswerkzaamheden, teneinde gevaar voor de veiligheid en/of de
gezondheid van genoemde werknemer(s) van [medeverdacht bedrijf] B.V. zoveel mogelijk te
voorkomen, nagelaten, een beoordeling uit voeren of te laten uitvoeren,
waarbij die werkzaamheden op die arbeidsplaats werden beoordeeld naar de
beschikbare ruimte op die weg en/of boven die weg en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), teneinde gevaar voor
de veiligheid en/of de gezondheid van genoemde werknemer(s) van [medeverdacht bedrijf] B.V.
zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten zich er bij de voorbereiding en/of de
uitvoering van bedoelde werkzaamheden (voldoende) van te vergewissen dat het
verkeer komende van de Ringbaan-Oost en rechtsafslaande op de Doesburgseweg
gebruik moest maken van een bochtverbreding op of langs het kruisingsvlak en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), teneinde gevaar voor
de veiligheid en/of de gezondheid van genoemde werknemer(s) van [medeverdacht bedrijf] B.V.
zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten bij de voorbereiding en/of de
uitvoering van bedoelde werkzaamheden de in het handboek wegafzettingen 96b
CROW voorgestelde / geadviseerde maatregelen te nemen, althans werd door
verdachte en/of verdachtes mededader(s) onvoldoende rekening gehouden met /
gebruik gemaakt van de door / in het handboek wegafzettingen 96b CROW
voorgestelde / geadviseerde maatregelen en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), teneinde gevaar voor
de veiligheid en/of de gezondheid van genoemde werknemer(s) van [medeverdacht bedrijf] B.V.
zoveel mogelijk te voorkomen, op 12 mei 2016 nagelaten één of meer
verkeersregelaars toe te (laten) voegen aan de beschikbare en ter plekke
aanwezige verkeersregelaar, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten weten, dat daardoor levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van genoemde werknemer(s), althans van één of meer werknemer(s) van [medeverdacht bedrijf] B.V. ontstond en/of te verwachten was;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdacht bedrijf] B.V. op of omstreeks 12 mei 2016, althans (een of meermalen) in de
periode van 3 februari 2016 tot en met 12 mei 2016, in de gemeente Zevenaar
en/of elders in Nederland, als werkgever, opzettelijk handelingen heeft
verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de
daarop rustende bepalingen, aangezien [medeverdacht bedrijf] B.V. op 12 mei 2016 één of meer
werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V. , te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] arbeid heeft
laten verrichten op een arbeidsplaats, te weten de Doesburgseweg, althans ter
hoogte van de kruising gevórmd door de Doesburgseweg, de Rmgbaan-Ncord, de
Ringbaan-Oost en het Koordeinde, bestaande die arbeid (onder meer) uit het met
een hoogwerker - zakeiijk weergegeven - uitvoeren van onderhoud aan een
verkeersregelinstaliatie boven de Doesburgseweg, terwijl niet v/as voldaan aan
het gestelde in art. 3.2 lid 1 en/of lid 2 en/of lid 3 van het
Arbeidsomstandighedenbesluit, immers
- heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. voorafgaand aan bedoelde onderhoudswerkzaamheden, teneinde gevaar voor de veiligheid en/of de gezondheid van genoemde werknemer(s) zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten inzichtelijk te maken volgens welke
maatvoering die arbeidsplaats, in casu het werkvak op de rijbaan van de
Doesburgseweg (ten behoeve van het werken met een hoogwerker) moest worden
ingedeeld en welke gevolgen dit had voor het wegverkeer en/of
- heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. voorafgaand aan bedoelde onderhoudswerkzaamheden, teneinde
gevaar voor de veiligheid en/of de gezondheid van genoemde werknemer(s) zoveel
mogelijk te voorkomen, nagelaten, een beoordeling uit voeren of te laten
uitvoeren, waarbij die werkzaamheden op die arbeidsplaats werden beoordeeld
naar de beschikbare ruimte op die weg en/of boven die weg en/of
- heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. teneinde gevaar voor de veiligheid en/of de gezondheid van
genoemde werknemer(s) zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten zich er bij de
voorbereiding en/of de uitvoering van bedoelde werkzaamheden (voldoende) van
te vergewissen dat het verkeer komende van de Ringbaan-Oost en rechtsafslaande
op de Doesburgseweg gebruik moest maken van een bochtverbreding op of langs
het kruisingsvlak en/of -heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. teneinde gevaar voor de veiligheid en/of de gezondheid van genoemde werknemer(s) zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten bij de
voorbereiding en/of de uitvoering van bedoelde werkzaamheden de in het
handboek wegafzettingen 96b CROW voorgestelde / geadviseerde maatregelen te
nemen, althans werd door [medeverdacht bedrijf] B.V. onvoldoende rekening gehouden met /
gebruik gemaakt van de door / in het handboek wegafzettingen 96b CROW
voorgestelde / geadviseerde maatregelen en/of
- heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. teneinde gevaar voor de veiligheid en/of de gezondheid van
genoemde werknemer(s) zoveel mogelijk te voorkomen, op 12 mei 2016 nagelaten
één of meer verkeersregelaars toe te voegen aan de beschikbare en ter plekke
aanwezige verkeersregelaar,
terwijl [medeverdacht bedrijf] B.V. wist of redelijkerwijs had moeten weten, dat daardoor levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van genoemde werknemer(s), althans van één of meer werknemer(s) van [medeverdacht bedrijf] B.V. ontstond en/of te verwachten was,
bij/tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte, voorheen statutair genaamd [verdacht bedrijf] B.V., op of omstreeks 12 mei 2016, althans (op een of meer tijdstippen) in de periode van 3 februari 2016 tot en met 12 mei 2016, in de gemeente Zevenaar en/of in de gemeente Rijssen-Holten, althans in Nederland, door als deskundig bedrijf op het gebied van het treffen van verkeersmaatregelen (ingeschakeld door [medeverdacht bedrijf] B.V.) ten behoeve van de veiligheid van medewerkers van [medeverdacht bedrijf] B.V., bij het voorbereiden en/of het uitvoeren van bedoelde werkzaamheden, [medeverdacht bedrijf] B.V. in onvoldoende mate heeft geadviseerd, althans te kort is geschoten in de advisering, bij de beoordeling van de te nemen voorzorgsmaatregelen en/of veiligheidsmaatregelen ter plaatse van die werkzaamheden, althans op enigerlei (andere) wijze, opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of gelegenheid én/of {een) middel en/of (een)
inlichting(en), heeft verschaft.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding [1]
Op 12 mei 2016 heeft zich een arbeidsongeval voorgedaan op de kruising Doesburgseweg, Ringbaan Oost, Ringbaan Noord en Noordeinde (hierna ook te noemen: “de kruising”) in de gemeente Zevenaar. Door twee personen werden, vanuit een hoogwerker met werkbak, onderhoudswerkzaamheden aan een verkeersregelinstallatie (VRI) uitgevoerd, toen een passerende vrachtwagen, komende vanuit de Ringbaan Oost en rechts afslaande naar de Doesburgse weg in de bocht de werkbak raakte en beide personen hieruit zijn gevallen (vanaf een hoogte van circa 3,8 meter).
Ten gevolge daarvan is een medewerker, [slachtoffer 1] , ter plaatse overleden aan inwendig letsel en hersenletsel. [2] Medewerker [slachtoffer 2] is met meervoudig letsel in het ziekenhuis opgenomen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. [medeverdacht bedrijf] B.V. ( [medeverdacht bedrijf] ) moet als werkgever worden aangemerkt en zij heeft aan haar zorgplicht voldaan door [verdacht bedrijf] B.V. ( [verdacht bedrijf] ) in te schakelen, als specialist voorn verkeersveiligheid. Van een bochtverbreding hoefde geen gebruik te worden gemaakt en de stopstreep voor rechtsafslaand verkeer is teruggebracht in verband met het zicht op de stoplichten. Het ten laste gelegde onder de overige gedachtestreepjes valt binnen de invloedssfeer van [verdacht bedrijf] . [medeverdacht bedrijf] , de werkgever, dient te worden vrijgesproken en derhalve [verdacht bedrijf] ook, omdat [verdacht bedrijf] geen werkgever is van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bovendien is geen sprake van medeplegen tussen [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] , omdat [medeverdacht bedrijf] de advisering en uitvoering van de veiligheid van de arbeidsplaats expliciet heeft uitbesteed aan [verdacht bedrijf] . Daarnaast heeft [medeverdacht bedrijf] werknemers beschikbaar gesteld, maar dit is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [medeverdacht bedrijf] geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het handelen in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en dat zij [verdacht bedrijf] voldoende informatie heeft verstrekt over de situatie ter plaatse.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet verbiedt de werkgever, handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.
Artikel 1, eerste lid, onder a, sub 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder werkgever wordt verstaan degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid en degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid.
Artikel 1, tweede lid, onder a, sub 1 van de Arbeidsomstandighedenwet bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder werkgever mede wordt verstaan degene die zonder werkgever in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten.
Artikel 3.2, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt, voor zover hier van belang, dat arbeidsplaatsen veilig toegankelijk zijn en veilig kunnen worden verlaten. Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Artikel 3.2, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneren.
Artikel 3.2, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of de gezondheid kunnen beïnvloeden, zo snel mogelijk worden hersteld.
Werkgeverschap
Door [medeverdacht bedrijf] werden, in (aanvullende) opdracht van de gemeente Zevenaar, onderdelen van de VRI vervangen op de kruising in Zevenaar. [medeverdacht bedrijf] heeft [bedrijf] VOF ingeschakeld voor het ter beschikking stellen van twee voertuigen/arbeidsmiddelen (een autolaadkraan en een hoogwerker) met chauffeur/machinist. [slachtoffer 1] was als ZZP-er verbonden aan [bedrijf] en door [bedrijf] ter beschikking gesteld aan [medeverdacht bedrijf] . [3] [slachtoffer 2] was op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam in dienst van [medeverdacht bedrijf] . [4]
[verdacht bedrijf] heeft in opdracht van [medeverdacht bedrijf] tijdens de werkzaamheden gezorgd voor verkeersmaatregelen door het plaatsen van een aktiekar, bebording, verkeerskegels en het inschakelen van een verkeersregelaar. [5] De verkeersregelaar, genaamd [verkeersregelaar] , was op basis van een overeenkomst tot het verrichten van enige diensten namens [verdacht bedrijf] ter plaatse werkzaam.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdacht bedrijf] de opdracht van de gemeente Zevenaar heeft aanvaard en dat zij als hoofdaannemer, samen met [verdacht bedrijf] als onderaannemer het werk heeft uitgevoerd. [medeverdacht bedrijf] is als werkgever aan te merken van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, sub 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet.
[slachtoffer 1] werd immers door [bedrijf] uitgeleend aan [medeverdacht bedrijf] om arbeid te verrichten en tussen [medeverdacht bedrijf] en [slachtoffer 2] was sprake van een arbeidsovereenkomst. [verdacht bedrijf] is als werkgever aan te merken omdat [verkeersregelaar] onder haar gezag arbeid heeft verricht bestaande uit het ter plaatse uitvoeren van de door [verdacht bedrijf] in opdracht van [medeverdacht bedrijf] te nemen verkeersmaatregelen.
De rechtbank concludeert dat [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] voor wat betreft de verantwoordelijkheden neergelegd in de arbeidsomstandighedenwet beide als werkgever kunnen worden aangemerkt. Als zodanig zijn zij ook beide verantwoordelijk voor de veiligheid op de arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Maatvoering arbeidsplaats en beoordeling uitvoeren naar de beschikbare ruimte op en boven de weg
Voor de werkzaamheden aan de VRI’s in opdracht van de gemeente Zevenaar heeft [medeverdacht bedrijf] op 3 februari 2016 per e-mail een offerte bij [verdacht bedrijf] opgevraagd voor de tijdens het werk te treffen verkeersmaatregelen. [6] Hierin stond de volgende vraag vermeld: “om dit op een veilige wijze te doen denk ik dat wij dit kunnen doen middels verkeersmaatregelen die bestaan uit: Inzet van 1 actie/pijl-wagen, wat pionnen en l verkeersregelaar. Is dit een juiste aanname of stel jij wat anders voor.”
Bij de offerteaanvraag werd onder andere een werktekening verstrekt van de kruising bij de Doesburgseweg. [verdacht bedrijf] reageerde met een prijscalculatie op 5 februari 2016. [7] Op 15 april 2016 bevestigde [medeverdacht bedrijf] de opdracht aan [verdacht bedrijf] . [8] [verdacht bedrijf] heeft voor het opmaken van de offerte de situatie ter plaatse beoordeeld door middel van (lucht)foto’s op internet.
De rechtbank stelt vast dat de verstrekte werktekeningen, gevoegd bij de mail van [medeverdacht bedrijf] van 3 februari 2016, ondermaats waren nu deze tekeningen onvoldoende informatie boden over de indeling van de weg, de maatvoering en de wegmarkeringen ter plaatse. Ook blijkt uit die werktekeningen niet of er sprake was van een middenberm dan wel bossages naast de weg, hetgeen van belang was omdat een deel van de montage- en installatiewerkzaamheden zoveel mogelijk in de berm naast de rijbaan werd uitgevoerd. Er zijn nadien geen duidelijkere werktekeningen door [medeverdacht bedrijf] vertrekt, noch door [verdacht bedrijf] opgevraagd. Hiermee heeft [verdacht bedrijf] werktekeningen geaccepteerd die te weinig informatie bevatten om een goed en veilig plan te maken voor de te nemen verkeersmaatregelen. [verdacht bedrijf] heeft aangevoerd dat bij de beoordeling van de aanvraag gebruik is gemaakt van actuele gegevens door middel van het raadplegen van een app genaamd Globe Spotter, maar dit heeft er klaarblijkelijk niet voor gezorgd dat de risico’s van het kruispunt (voldoende) adequaat in kaart zijn gebracht.
[verdacht bedrijf] heeft op 5 februari 2016 een offerte uitgebracht, zonder dat daarbij werd ingegaan op de vraag van [medeverdacht bedrijf] of de door haar voorgestelde verkeersmaatregelen voldoende waren. Vervolgens is de offerte, zonder dat haar vraag was beantwoord, geaccepteerd door [medeverdacht bedrijf] .
Niet is gebleken dat de uitvoerder en/of werkvoorbereider van [medeverdacht bedrijf] dan wel [verdacht bedrijf] voorafgaand aan of tijdens de werkzaamheden ter plaatse zijn gegaan om de (actuele) verkeerssituatie te beoordelen en een afweging hebben gemaakt welke noodzakelijke verkeersmaatregelen op de kruising hadden moeten worden getroffen om de werkzaamheden veilig te laten verlopen. Indien [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] wel ter plaatse waren gegaan, hadden zij kunnen zien dat de wegindeling en de bossages zodanig waren dat de werknemers waarschijnlijk boven de rijbaan voor linksafslaand verkeer zouden moeten werken bij het uitvoeren van de werkzaamheden aan de VRI boven de Doesburgseweg. Ook hadden zij dan een betere inschatting kunnen maken van de maatvoering van de weg en de noodzaak om bepaalde rijbanen of wegvakken af te zetten tijdens de werkzaamheden.
De rechtbank constateert dat bij het opmaken van de offerte, maar ook nadien, geen rekening is gehouden met de specifieke maatvoering en de omstandigheden van het het kruispunt aan de Doesburgseweg. Hadden zij, of één van hen, dat wel gedaan dan hadden zij vooraf kunnen zien dat er botsingsgevaar zou zijn bij werkzaamheden boven de rijbaan, indien deze niet ruimer zou zijn afgezet als op de dag van het ongeval het geval was. Het ongeval zelf toont al aan dat de arbeidsplaats niet zodanig is ontworpen dat gevaar voor veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Met de juiste maatregelen had het ongeval niet kunnen gebeuren.
Voorzienbaar gebruik van de bochtverbreding door verkeer komend vanaf de Ringbaan Oost.
De rijbaan van de Doesburgseweg had een breedte van ongeveer 10,55 meter en was ter hoogte van de plaats van het ongeval verdeeld in 3 rijstroken; een gecombineerde rijstrook voor rechtsafslaand en rechtdoorgaand verkeer, een rijstrook voor linksafslaand verkeer en een rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. [9] Voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan de kruising van het ongeval, was ter geleiding van het aanrijdende verkeer over de Doesburgseweg naar deze kruising één rijstrook afgezet door een voertuig met aanhangwagen, voorzien van bebording.
De vrachtwagen die de werkbak heeft geraakt, maakte gezien zijn afmeting, gebruik van de ruimte op de weg bestemd voor de zogenoemde bochtverbreding. [10] Hierdoor kwam hij in de bocht deels binnen de ruimte die gebruikt werd als het werkgebied en arbeidsplaats van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bij het onderzoek van de dienst Verkeers Ongevallen Analyse is geconstateerd dat de vrachtwagen de bocht niet scherper had kunnen nemen. Tijdens het indraaien in de bocht werd de werkbak door de linkervoorzijde van de oplegger geraakt. Als gevolg van deze aanrijding zijn de werknemers uit de werkbak op het wegdek gevallen. [11]
Zoals hiervoor al opgemerkt hebben [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] nagelaten de situatie ter plekke goed en volledig in kaart te brengen. Evenmin hebben zij de verkeerssituatie ter plaatse beoordeeld. Als zij dat wel hadden gedaan dan hadden zij kunnen en moeten voorzien dat vrachtwagens bestaande uit een trekker met oplegger, komend vanaf de Ringbaan Oost de Doesburgseweg indraaiend, in het (niet afgezette) wegvak zou kunnen komen, terwijl daar werkzaamheden werden uitgevoerd. Zij hadden dan maatregelen kunnen en moeten treffen om het collussiegevaar te voorkomen.
De rechtbank overweegt hierbij dat voor een ieder zichtbaar is dat de bocht voor rechtsafslaand verkeer vanaf de Ringbaan-Oost voor een trekker met oplegger te krap was en dat deze voertuigen gebruik moeten maken van de ter plaatse aanwezige bochtverbreding. Dit wordt gestaafd door de omschrijving en de bijbehorende schermafbeelding die door verbalisanten (naar aanleiding van een zoekslag op internet naar de plek van het ongeval) in het proces-verbaal van Arbeidsomstandigheden is opgenomen. [12] De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschrijven dat zij op de afbeelding een soortgelijke vrachtwagen zien die onder normale verkeersomstandigheden, vanwege de afmeting, bij de indraaiende beweging, gebruik maakte van de ruimte bestemd voor de bochtverbreding. De vrachtauto overschreed daarbij gedeeltelijk de wegmarkering als scheiding van de rijstroken. De stopstreep op de Doesburgseweg voor linkafslaand verkeer is (ten opzichte van de VRI) verder terug gelegd om dergelijke vrachtwagens de ruimte te geven om de bocht te kunnen maken en niet - zoals de verdediging heeft gesteld- (alleen) om het verkeerslicht zichtbaar te doen zijn voor het links afslaand verkeer vanaf de Doesburgseweg.
96b CROW maatregelen
[medeverdacht bedrijf] heeft voor het werk in kwestie, waaronder de werkzaamheden op de kruising van het ongeval, een aanvullend Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuplan (VG&M-plan) opgesteld. [13] In het oorspronkelijke- en het aanvullende VG&M-plan staan algemene beschrijvingen van de werkzaamheden met de daarbij voorkomende risico’s. In het aanvullende VG&M-plan staat onderdeel A9 aangekruist, waarbij verkeersongevallen worden benoemd als risico bij werken langs de weg. [14] Als oorzaken worden onder meer genoemd: niet binnen de afzetting werken, onjuiste of onvoldoende afzetting, niet voldoende vrije ruimte. Als te treffen maatregelen wordt onder meer genoemd: hanteer richtlijnen CROW (…) 96b (niet autosnelwegen), controleer afzettingen regelmatig en herstel indien nodig. Ook is in het aanvullende VG&M-plan onderdeel A24 aangekruist, waarin een botsing met een hoogwerkbak wordt benoemd. [15] Als maatregel wordt onder meer benoemd dat de juiste en voldoende verkeersmaatregelen moeten worden genomen. Daarnaast is onderdeel OV4 aangekruist, waarin als activiteit het werken boven rijkstroken wordt benoemd met letsel en schade als risico. [16] Als maatregel wordt voorgeschreven: het afzetten van het weggedeelte waarboven gewerkt wordt, vangnet, vanggordel.
De rechtbank stelt vast dat in het aanvullende VG&M-plan de CROW-richtlijnen worden benoemd, waardoor als uitgangspunt gold dat de daarin benoemde maatregelen op de kruising van het ongeval hadden moeten worden toegepast. De voornoemde risico’s zijn door [medeverdacht bedrijf] op papier voorzien, maar verzuimd is om de richtlijnen onverkort te hanteren. Feitelijk is wegafzettingsfiguur 1323 van 96b CROW toegepast met aanvullend één verkeersregelaar. [17] De langsafzetting met verkeerskegels was echter geplaatst op de dubbele streep tussen de rijbaan voor rechtdoor/rechtsaf en de rijbaan voor linksaf. [18] De werkbak bevond zich daardoor buiten het veilige werkvak. Om de werkbak binnen het veilige werkvak te krijgen, had de buitenkant van verkeerskegels geplaatst moeten worden op 1.10 meter van de dubbele streep links van de rijbaan voor linksaf. [19]
Indien de richtlijnen wel waren gevolgd, had het ongeval kunnen worden voorkomen. Op zichzelf kan onder omstandigheden van deze richtlijnen worden afgeweken en kan voor een andersoortige, mits even veilige, verkeersmaatregel gekozen worden. In casu is evenwel niet gebleken dat tussen [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] overleg heeft plaatsgevonden dat en zo ja op welke wijze, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid, van 96b CROW afgeweken had mogen worden, terwijl dit wel van hun mocht worden verlangd. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] op dit punt beide verwijtbaar nalatig zijn geweest. Het ongeval zelf toont immers aan dat de door [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] gekozen, van de CROW-richtlijnen afwijkende, verkeersmaatregelen niet afdoende waren om een veilige werkplek te garanderen.
Nalaten toevoegen verkeersregelaar
De rechtbank stelt vast dat voor het regelen van het verkeer ter plaatse is volstaan met de inzet van één verkeersregelaar naast de overige maatregelen bestaande uit de bebording en het plaatsen van kegels. Vlak voor het moment van het ongeval is het verkeer komend vanuit de Doesburgseweg stopgezet door de verkeersregelaar op een afstand van circa 40 meter vanaf het kruisingsvlak. De verkeersregelaar moest, zo begrijpt de rechtbank, op dat moment lopend naar het kruisingsvlak om ook het verkeer vanaf de Ringbaan Oost en/of de Ringbaan Noord stop te zetten. In combinatie met het niet afzetten van de bochtverbreding met kegels, is de rechtbank van oordeel dat niet had kunnen worden volstaan met één verkeersregelaar. Indien gebruik was gemaakt van een tweede verkeersregelaar, die het verkeer afkomstig van de Ringweg Oost en/of de Ringweg Noord tegelijkertijd had stopgezet was het ongeval niet gebeurd. [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] hebben de beoordeling van de veiligheid ter plaatse aan de medewerkers aldaar overgelaten, zonder dat zij daarvoor voldoende toegerust waren, hetgeen in de voorbereidingsfase al voorzienbaar was.
Toerekening aan verdachte en medeplegen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] in het kader van het feitelijke samenwerkingsverband als gezamenlijke werkgever voor alle betrokken werknemers ter plaatse moeten worden aangemerkt en dat binnen dit samenwerkingsverband gedragingen hebben plaatsgevonden die passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en dienstig zijn voor het uitgeoefende bedrijf van beide.
[verdacht bedrijf] is verwijtbaar nalatig geweest doordat zij, als verkeerskundig specialist, onvoldoende maatregelen heeft getroffen in zowel de voorbereidingsfase als de uitvoeringsfase en daarmee onvoldoende aan haar zorgplichten heeft voldaan. De rechtbank is van oordeel dat het ontstaan van het ongeval en de gevolgen daarvan (ook) aan [verdacht bedrijf] kunnen worden toegerekend.
De rechtbank stelt voorts vast dat [medeverdacht bedrijf] en [verdacht bedrijf] samen in het kader van dit project de verantwoordelijkheid hadden voor de te treffen verkeersmaatregelen en het houden van controle en toezicht hierop. Tussen hen was sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking in de aanloop naar de werkzaamheden toe en bij de uitvoering van die werkzaamheden, waarin zij beiden een substantieel en wezenlijk aandeel hebben gehad, dat sprake is van medeplegen.
Opzet
In het economisch strafrecht dient de term opzet te worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht behoeft te zijn op de verweten gedraging, in dit geval telkens een nalaten, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan. Voor een bewezenverklaring van opzettelijk handelen door [verdacht bedrijf] is dan ook niet vereist dat zij wist dat zij, haar werknemers of andere door haar ingeschakelde hulppersonen de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop gebaseerde regelgeving overtraden.
Uit hetgeen hiervoor in dit vonnis al is overwogen volgt dat [verdacht bedrijf] heeft nagelaten de op haar rustende zorgplichten na te leven. [verdacht bedrijf] is nalatig geweest in de voorbereidingsfase en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, zoals hiervoor bij de verweten nalatigheden afzonderlijk is overwogen, en waarbij door of namens haar er onvoldoende op is toegezien dat de getroffen verkeersmaatregelen afdoende waren om de veiligheid van de werknemers ter plaatse te waarborgen. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zulks in strijd moet worden geoordeeld met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen. Daarmee is tevens gegeven dat [verdacht bedrijf] opzettelijk heeft gehandeld c.q. nagelaten.
Levensgevaar / ernstige gezondheidsschade van haar werknemers
Het ontbreekt in het dossier aan bewijsmiddelen waaruit kan blijken dat [verdacht bedrijf] wist dat door haar nalatigheid levensgevaar of ernstige gezondheidsschade voor werknemers ontstond. De rechtbank is evenwel van oordeel dat [verdacht bedrijf] dat wel redelijkerwijs had moeten weten. Deze risico’s zijn ook onderkend in het VG&M-plan, die zich eveneens in de werkmap van [verdacht bedrijf] bevond. De genomen verkeersmaatregelen hebben evenwel de mogelijkheid opengehouden dat er verkeer zou zijn op een wegvak waarboven medewerkers in de hoogwerker werkzaamheden verrichtten. Het is evident dat daarbij het risico op levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van deze werknemers te verwachten is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit als na te melden heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte, voorheen statutair genaamd [verdacht bedrijf] B.V., in de periode van 3 februari 2016 tot en met 12 mei 2016, in de gemeente Zevenaar en elders in Nederland, als werkgever tezamen en in vereniging met [medeverdacht bedrijf] B.V. opzettelijk handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop rustende bepalingen, aangezien verdachte en verdachtes mededader op 12 mei 2016 werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V., te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] arbeid hebben laten verrichten op een arbeidsplaats, te weten de Doesburgseweg, bestaande die arbeid (onder meer) uit het met een hoogwerker - zakelijk
weergegeven - uitvoeren van onderhoud aan een verkeersregelinstallatie boven
de Doesburgseweg, terwijl niet was voldaan aan het gestelde in art. 3.2 lid 1
en lid 2 en lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers
  • hebben verdachte en verdachtes mededader, voorafgaand aan bedoelde onderhoudswerkzaamheden, teneinde gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van genoemde werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V. zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten inzichtelijk te maken volgens welke maatvoering die arbeidsplaats, in casu het werkvak op de rijbaan van de Doesburgseweg (ten behoeve van het werken met een hoogwerker) moest worden ingedeeld en welke gevolgen dit had voor het wegverkeer en
  • hebben verdachte en verdachtes mededader, voorafgaand aan bedoelde onderhoudswerkzaamheden, teneinde gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van genoemde werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V. zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten, een beoordeling uit voeren of te laten uitvoeren, waarbij die werkzaamheden op die arbeidsplaats werden beoordeeld naar de beschikbare ruimte op die weg en boven die weg en
  • hebben verdachte en verdachtes mededader, teneinde gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van genoemde werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V. zoveel mogelijk te voorkomen, nagelaten zich er bij de voorbereiding en de uitvoering van bedoelde werkzaamheden voldoende van te vergewissen dat het verkeer komende van de Ringbaan-Oost en rechtsafslaande op de Doesburgseweg gebruik moest maken van een bochtverbreding op of langs het kruisingsvlak en
  • hebben verdachte en verdachtes mededader, teneinde gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van genoemde werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V. zoveel mogelijk te voorkomen, onvoldoende rekening gehouden met de in het handboek wegafzettingen 96b CROW voorgestelde / geadviseerde maatregelen en
  • hebben verdachte en verdachtes mededader, teneinde gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van genoemde werknemers van [medeverdacht bedrijf] B.V. zoveel mogelijk te voorkomen, op 12 mei 2016 nagelaten één of meer verkeersregelaars toe te (laten) voegen aan de beschikbare en ter plekke aanwezige verkeersregelaar,
terwijl verdachte en verdachtes mededader redelijkerwijs hadden moeten weten, dat daardoor levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van genoemde werknemers ontstond of te verwachten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van een overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een geldboete van € 90.000,00 wordt opgelegd, waarvan € 20.000,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij dient de bijzondere voorwaarde te worden opgelegd dat onderhavig vonnis in een vakblad voor de (wegen-)bouw wordt gepubliceerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring gelet op vergelijkbare jurisprudentie, de boete naar beneden bij te stellen en niet over te gaan tot publicatie van het vonnis.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de bedrijfsomstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Op 12 mei 2016 is bij een ongeval op het kruispunt in Zevenaar [slachtoffer 1] , een (ingeleende) medewerker van verdachte, om het leven gekomen. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] ernstig letsel opgelopen waarvoor hij in het ziekenhuis is opgenomen geweest en behandeld. Naar het zich laat aanzien heeft hij daarbij blijvend letsel opgelopen, waardoor hij zijn werk niet meer volledig kan doen. Verdachte is voor deze ernstige gevolgen (mede) verantwoordelijk. Zij heeft medeplegend als werkgever bepalingen van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit overtreden en zich daarmee schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet.
Bij werkzaamheden aan een VRI in Zevenaar zijn niet de verkeersmaatregelen getroffen die nodig waren, waardoor verdachte de zorgplicht ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van haar werknemers heeft geschonden.
Verdachte had de risico’s van de wijze waarop werd gewerkt beter moeten inschatten en eerder maatregelen ter voorkoming van ongevallen moeten nemen. Dat verdachte dat heeft nagelaten, met zeer ernstige gevolgen, rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 19 juni 2019 blijkt dat verdachte op 16 oktober 2018 strafbeschikking heeft gekregen voor een overtreding van de Wet wegvervoer goederen, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
Alles afwegende, mede gelet op in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen, zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een geldboete van € 40.000,00.
De rechtbank zal niet bepalen dat de uitspraak bij wijze van bijkomende straf gepubliceerd dient te worden in een vakblad. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval geen aanleiding. Te minder, omdat het vonnis, zoals te doen gebruikelijk, (in geanonimiseerde vorm) gepubliceerd zal worden op de website van de rechtspraak (www.rechtspraak.nl). Op die manier kunnen belanghebbenden en belangstellenden kennis nemen van de uitspraak en daaruit zo nodig lering trekken.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Nabestaanden van [slachtoffer 1] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 78.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde € 3.000,00 aan materiële schade bestaat uit vergoeding van tijd en psychologische bijstand. De post affectieschade bestaat uit een totaalbedrag van € 75.000,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd en de Wet Affectieschade na de datum van het ongeval in werking is getreden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan affectieschade overweegt de rechtbank dat deze post niet voor toewijzing vatbaar is omdat de Wet Affectieschade alleen op gevallen ziet waarbij het ongeval op of na 1 januari 2019 heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal de vordering in zoverre afwijzen.
Ten aanzien van de schadepost ‘psychologische bijstand van [benadeelde] ’ met een bedrag van € 2.200,00 overweegt de rechtbank dat deze post als shockschade kan worden aangemerkt.
Voor de toewijzing van deze speciale vorm van letselschade gelden echter strenge eisen. Zo moet er sprake zijn van een hevige schok, die veroorzaakt moet zijn door de waarneming van het ongeval, dan wel door een directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan en er uit de schok geestelijk letsel voortvloeit. Nu de vordering op deze punten niet is onderbouwd, zal de rechtbank de benadeelde partij om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De door de benadeelde partij gevorderde schade die betrekking heeft op de vergoeding van tijd dient niet als materiële kostenpost te worden aangemerkt, maar als proceskosten. Gelet op het feit dat de gevorderde affectieschade wordt afgewezen en de gevorderde shockschade niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan het gevorderde bedrag aan proceskosten niet worden toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde proceskosten dan ook afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten en de artikelen 23, 47 en 51 Sr en artikel 3.2, eerste, tweede en derde lid Arbeidsomstandighedenbesluit.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van een overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
veroordeelt verdachte tot een
geldboeteter hoogte van
€ 40.000,-- (zegge: veertigduizend euro);
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] : voor een deel van € 2.200,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partijen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2021.
Mrs. Melaard en Meijer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is evenmin in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 15 november 2016, met nummer 411600920. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van de Verkeers Ongevallen Analyse van 5 juli 2016 (pag. 1042).
3.Pag. 1070 en 1071.
4.Pag. 2001 e.v.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [verkeersregelaar] van 12 mei 2016 (pag. 2032) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdacht bedrijf] van 13 september 2016 (pag. 3052).
6.Pag. 1133.
7.Pag. 1143 en 1283.
8.Pag. 1281.
9.Een proces-verbaal van de Verkeers Ongevallen Analyse van 5 juli 2016 (pag. 1018 e.v.).
10.Proces-verbaal Arbeidsomstandigheden van 24 mei 2016 (pag. 0018).
11.Proces-verbaal van de Verkeers Ongevallen Analyse van 5 juli 2016 (pag. 1041).
12.Proces-verbaal Arbeidsomstandigheden van 24 mei 2016 (pag. 0018 en 1280).
13.Pag. 1216 e.v.
14.Pag. 1158 en 1220.
15.Pag. 1163 en 1225.
16.Pag. 1175 en 1237.
17.Proces-verbaal bevindingen wegafzetting en CROW van 14 november 2016 (pag. 1002-1 e.v.).
18.Proces-verbaal bevindingen wegafzetting en CROW van 14 november 2016 (pag. 1002-1 (situatie 1).
19.Proces-verbaal bevindingen wegafzetting en CROW van 14 november 2016 (pag. 1002-3 en 1002-4.