ECLI:NL:RBOVE:2021:882

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
8680703 \ CV EXPL 20-3190
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van aanzegvergoeding en achterstallig loon in arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert [X], eisende partij, van InAxtion Groep B.V. een aanzegvergoeding van € 3.650,00 en een bedrag van € 1.550,26 aan achterstallig loon. De arbeidsovereenkomst van [X] bij InAxtion is op 1 mei 2019 ingegaan en is verlengd tot 1 april 2020. InAxtion heeft in een brief van 30 maart 2020 medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, maar heeft ook aangegeven dat er nog drie weken salaris zou worden doorbetaald vanwege het niet in acht nemen van de aanzegtermijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat InAxtion geen aanzegplicht had, omdat de laatste arbeidsovereenkomst korter dan zes maanden was. Hierdoor kan [X] geen aanspraak maken op de gevorderde aanzegvergoeding. Wat betreft het achterstallig loon, heeft de kantonrechter geoordeeld dat InAxtion ten onrechte een bedrag van € 1.720,54 heeft ingehouden op de eindafrekening van [X]. De kantonrechter heeft bepaald dat [X] recht heeft op een netto bedrag van € 1.369,35, te vermeerderen met wettelijke rente en verhoging. De vordering van InAxtion in reconventie is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8680703 \ CV EXPL 20-3190
Vonnis van 23 februari 2021
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: mr. D.K. Kalma,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INAXTION GROEP B.V.,
gevestigd te Dordrecht en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen InAxtion,
gemachtigde: mr. T.I. Sipkema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2020;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de aanvullende producties 16 en 17 van de zijde van InAxtion;
- de mondelinge behandeling van 18 januari 2021, die via Skype heeft plaatsgehad;
- de pleitnota van de zijde van [X] .
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[X] is op 1 mei 2019 in dienst getreden bij InAxtion op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden.
2.2.
Met ingang van 1 december 2019 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen verlengd voor de duur van vier maanden.
2.3.
Per brief van 30 maart 2020 heeft InAxtion aan [X] medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd en dus met ingang van 1 april 2020 zou worden beëindigd. In die brief staat vermeld dat InAxtion vanwege het niet volledig in acht nemen van de aanzegtermijn nog drie weken salaris zal doorbetalen.
2.4.
Het salaris van [X] bedroeg € 3.650,00 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.5.
InAxtion heeft ten behoeve van haar werknemers woonruimte bestaande uit verschillende kamers gehuurd. De in dit kader aan InAxtion verstuurde facturen staan op briefpapier van ARG Installatietechniek Almelo (hierna te noemen: ARG), een eenmanszaak die op naam van de echtgenoot van [X] staat.
2.6.
Op 31 maart 2020 heeft InAxtion een aan ARG gerichte factuur opgesteld voor een bedrag van € 1.558,00 met als omschrijving ‘Dbl accommodatie volgens bijgevoegde specificatie’.
2.7.
[X] heeft voor een werknemer van InAxtion een vliegticket voorgeschoten voor een bedrag van € 162,54. De betreffende werknemer heeft dat bedrag terugbetaald gekregen van InAxtion en doorgestort aan [X] , maar [X] heeft uit de kas van InAxtion ook een bedrag van € 162,54 betaald gekregen.
2.8.
InAxtion heeft op 31 maart 2020 een eindafrekening opgemaakt die uitkomt op een door [X] aan haar te betalen bedrag van € 162,53. Op die eindafrekening staat een inhouding van € 1.720,54 vermeld voor voornoemde factuur en voornoemd vliegticket.
2.9.
InAxtion heeft op 1 april 2020 een salarisspecificatie opgemaakt die ziet op de betaling van een aanzegvergoeding en de transitievergoeding. Die specificatie komt uit op een netto aan [X] te betalen bedrag van € 1.983,90. Vanwege een derdenbeslag op het loon van [X] , heeft InAxtion dat bedrag overgemaakt aan de deurwaarder.
2.10.
Aangezien de vordering waarvoor loonbeslag gelegd was € 735,10 bedroeg, heeft de deurwaarder het te veel betaalde bedrag aan InAxtion teruggestort.
2.11.
InAxtion heeft de salarisspecificatie van 1 april 2020 gecorrigeerd. Daarbij is zij uitgekomen op een door [X] te betalen bedrag van € 193,04.
2.12.
InAxtion heeft een verklaring van haar assistent-controller overgelegd die als volgt luidt:
Inzake de inhuur van woningen van het bedrijf ARG in dit dossier heb ikzelf uitsluitend contact gehad met [X] en [A] , haar direct leidinggevende bij InAxtion. Met de echtgenoot van [X] heb ik nooit contact gehad.
2.13.
In een door InAxtion overgelegde verklaring van haar commercieel directeur staat onder meer vermeld:
Mij is bekend dat InAxtion BV huisvesting heeft ingehuurd via mijn toenmalige medewerkster [X] . Die huisvesting zou via het bedrijf van haar echtgenoot worden ingehuurd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[X] vordert veroordeling van InAxtion, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, tot betaling van een aanzegvergoeding van € 3.650,00, althans een door de kantonrechter te bepalen aanzegvergoeding, en betaling van een bedrag van € 1.550,26 aan achterstallig loon, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en het achterstallig loon ook te vermeerderen met de wettelijke verhoging, alsmede veroordeling van InAxtion in de kosten van deze procedure.
3.2.
InAxtion voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
InAxtion vordert veroordeling van [X] , bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, tot betaling van een bedrag van € 193,04, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[X] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze gezamenlijk worden besproken.
aanzegvergoeding
4.2.
In conventie ligt ten eerste de vraag voor of [X] aanspraak kan maken op een aanzegvergoeding van € 3.650,00. [X] betoogt dat dit het geval is, aangezien sprake is geweest van een verlengd dienstverband van in totaal elf maanden. Zij wijst er bovendien op dat InAxtion in haar brief van 30 maart 2020 heeft toegezegd dat een aanzegvergoeding betaald zou worden en dat aan die toezegging uitvoering is gegeven. Volgens [X] mag InAxtion zonder haar instemming niet op die toezegging terugkomen en is dit in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.3.
InAxtion stelt zich op het standpunt dat [X] op grond van de wet geen aanspraak kan maken op een aanzegvergoeding, nu de tweede arbeidsovereenkomst voor een periode korter dan zes maanden is aangegaan en op InAxtion daarom geen aanzegplicht rustte. Volgens InAxtion stond in haar brief van 30 maart 2020 per abuis vermeld dat een aanzegvergoeding verschuldigd was en is wat dit betreft sprake van een kenbare vergissing. InAxtion stelt zich ook op het standpunt dat [X] haar vordering tot betaling van de aanzegvergoeding gelet op de in artikel 7:686a lid 4 sub b BW genoemde vervaltermijn te laat heeft ingediend.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 7:668 lid 1 BW dient een werkgever een werknemer uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en bij voortzetting, over de voorwaarden waaronder hij die arbeidsovereenkomst wil voortzetten. In lid 2 van dat artikel is bepaald dat lid 1 niet van toepassing is indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een periode korter dan zes maanden. Dit laatste is in het onderhavige geval aan de orde. Partijen zijn met de verlenging van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2019 namelijk een nieuwe arbeidsovereenkomst voor een periode korter dan zes maanden aangegaan. Weliswaar was in de periode daarvoor ook al sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar dit betekent niet dat voor de vraag of sprake is van een aanzegplicht de duur van die arbeidsovereenkomst bij de duur van de nieuwe arbeidsovereenkomst opgeteld dient te worden. De wet biedt daartoe geen aanknopingspunt. Nu op InAxtion geen aanzegplicht rustte, kan [X] geen aanspraak maken op een aanzegvergoeding.
4.5.
[X] doet nog een beroep op de in de brief van InAxtion van 30 maart 2020 gedane toezegging, waarop InAxtion volgens haar niet mag terugkomen. Bij gebreke van een nadere toelichting op dit standpunt ziet de kantonrechter in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een rechtens afdwingbare toezegging en/of dat het beroep van [X] op de redelijkheid en billijkheid zou moeten slagen. De door [X] gevorderde aanzegvergoeding zal dus worden afgewezen.
achterstallig loon
4.6.
[X] vordert in conventie ook betaling van een bedrag van € 1.550,26 aan achterstallig loon. Zij legt aan die vordering ten grondslag dat InAxtion op de eindafrekening van 31 maart 2020 ten onrechte een bedrag van € 1.720,54 heeft ingehouden voor de hiervoor onder r.o. 2.6 genoemde factuur van € 1.558,00 plus het onder r.o. 2.7 bedoelde vliegticket. Volgens [X] mocht InAxtion slechts het bedrag voor het vliegticket inhouden en kan verrekening van de betreffende factuur niet aan de orde zijn, omdat zij niets met het bedrijf van haar echtgenoot van doen heeft en die factuur bovendien niet opeisbaar is.
4.7.
InAxtion betwist dat zij nog loon aan [X] verschuldigd is en meent vanwege te verrekenen bedragen juist nog een bedrag van € 193,04 van [X] tegoed te hebben, waarvan zij in reconventie betaling vordert. Subsidiair, namelijk voor zover zij niet mocht overgaan tot verrekening van de factuur van € 1.558,00, stelt InAxtion zich op het standpunt nog slechts € 818,51 aan [X] verschuldigd te zijn.
4.8.
De factuur van € 1.558,00 ziet volgens InAxtion op te veel aan ARG betaalde huur en op borg die ARG niet heeft terugbetaald. InAxtion is van mening die factuur met het loon van [X] te kunnen verrekenen, aangezien [X] de feitelijke beleidsbepaler van ARG is, althans telkens namens ARG heeft gehandeld en heeft opgetreden als ware zij bestuurder van die eenmanszaak. Volgens InAxtion heeft zij nooit direct contact gehad met de echtgenoot van [X] en verstuurde [X] de facturen en gaf zij daarover uitleg aan InAxtion. InAxtion wijst er ook op dat [X] in gemeenschap van goederen getrouwd is, zodat zij haar ook om die reden aansprakelijk kan houden voor de schulden van ARG. Ter zitting heeft InAxtion hier nog aan toegevoegd dat de overeenkomsten voor de kamerverhuur werden gesloten met [X] zelf.
4.9.
InAxtion heeft zich bij conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat ARG kamers aan haar verhuurde. Dit standpunt sluit aan bij de in r.o. 2.12 en 2.13 genoemde verklaringen, waarin ook wordt uitgegaan van ARG als contractpartij van InAxtion en bij het feit dat InAxtion haar factuur ter zake de te veel betaalde huur en de terug te betalen borg aan ARG heeft gericht. Gelet hierop, acht de kantonrechter de enkele blote gewijzigde stelling van InAxtion ter zitting dat [X] de contractpartij is voor wat betreft de kamerverhuur, onvoldoende om InAxtion toe te laten tot bewijs van die stelling. Dit betekent dat aan die stelling voorbij wordt gegaan en dat ervan wordt uitgegaan dat ARG voor wat betreft de kamerverhuur de contractpartij is van InAxtion.
4.10.
ARG is een eenmanszaak die op naam van de echtgenoot van [X] staat. InAxtion heeft dus (mogelijk) een vordering op de echtgenoot van [X] in persoon en niet op [X] . Het feit dat [X] namens ARG heeft opgetreden en de facturen verstuurde maakt niet dat zij aansprakelijk is te houden voor de betreffende vordering. Daarvoor dient InAxtion haar echtgenoot aan te spreken, die immers de contractpartij is.
4.11.
Dit zou mogelijk anders kunnen zijn indien [X] en haar echtgenoot in gemeenschap van goederen getrouwd zijn. Uit de door [X] overgelegde akte van huwelijkse voorwaarden blijkt echter dat daarvan geen sprake is. Dit betekent dat de vordering van [X] op InAxtion en de vordering van InAxtion op ARG in van elkaar gescheiden vermogens vallen, zodat op grond van artikel 6:127 lid 3 BW geen bevoegdheid bestaat tot verrekening van die vorderingen. InAxtion is dus ten onrechte overgegaan tot verrekening van de factuur van € 1.558,00.
4.12.
De kantonrechter komt hiermee tot de volgende slotsom. [X] heeft, zo kan uit de eindafrekening van 31 maart 2020 worden afgeleid, recht op betaling van het volgende nettobedrag:
negatief saldo vakantie-uren - 170,51
vakantiegeld 2.928,00
loonheffing - 1.351,72
inhouding vliegticket - 162,54
dagvergoeding maart
152,24 +
1.395,47
Hierbij moet nog de transitievergoeding van € 1.244,26 bruto worden opgeteld. Rekening houdend met het bijzondere belastingtarief over die vergoeding van 43,02%, dat vermeld staat in de eerste salarisspecificatie van 1 april 2020, moet hierover € 535,28 belasting betaald worden. Netto bedraagt de transitievergoeding dus € 708,98 (1.244,26 – 535,28).
In totaal heeft [X] daarmee recht op betaling van een bedrag van € 2.104,45 (1.395,47 + 708,98). InAxtion heeft hiervan aan [X] via de deurwaarder reeds een bedrag betaald. Gelet op productie 14 van InAxtion, gaat de kantonrechter ervan uit dat dit een bedrag van € 735,10 betreft en dus niet het door InAxtion (tevens) genoemde bedrag van
€ 739,49. [X] heeft daarmee nog recht op betaling van een bedrag van € 1.369,35 netto (2.104,45 – 735,10). Dit deel van haar vordering in conventie zal dus worden toegewezen.
4.13.
De door [X] gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhoging zijn in verband met de vertraging in de betaling eveneens toewijsbaar over het toe te wijzen bedrag van € 1.369,35, met dien verstande dat de kantonrechter in de gegeven omstandigheden aanleiding ziet de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
4.14.
De vordering van InAxtion in reconventie moet gelet op het voorgaande worden afgewezen.
proceskosten4.15. Aangezien beide partijen in conventie deels in het ongelijk worden gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten in conventie te compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
4.16.
De proceskosten in reconventie dienen voor rekening van InAxtion te komen, nu zij in reconventie in het ongelijk wordt gesteld. Deze kosten worden aan de zijde van [X] begroot op een bedrag van € 37,00 aan salaris gemachtigde. Omdat de vordering in reconventie voortvloeide uit het verweer in conventie, is daarbij voor de twee verrichte proceshandelingen (antwoord in reconventie en mondelinge behandeling) een half salarispunt gerekend.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt InAxtion om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te voldoen een bedrag van € 1.369,35, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 5 juni 2020 tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW van 10%;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt InAxtion in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 37,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.