4.4Het oordeel van de rechtbank
Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet verbiedt de werkgever, handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.
Artikel 1, eerste lid, onder a, sub 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder werkgever wordt verstaan degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid en degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid.
Artikel 1, tweede lid, onder a, sub 1 van de Arbeidsomstandighedenwet bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder werkgever mede wordt verstaan degene die zonder werkgever in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten.
Artikel 3.2, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt, voor zover hier van belang, dat arbeidsplaatsen veilig toegankelijk zijn en veilig kunnen worden verlaten. Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Artikel 3.2, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneren.
Artikel 3.2, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of de gezondheid kunnen beïnvloeden, zo snel mogelijk worden hersteld.
Door [verdacht bedrijf] werden, in (aanvullende) opdracht van de gemeente Zevenaar, onderdelen van de VRI vervangen op de kruising in Zevenaar. [verdacht bedrijf] heeft [bedrijf] VOF ingeschakeld voor het ter beschikking stellen van twee voertuigen/arbeidsmiddelen (een autolaadkraan en een hoogwerker) met chauffeur/machinist. [slachtoffer 1] was als ZZP-er verbonden aan [bedrijf] en door [bedrijf] ter beschikking gesteld aan [verdacht bedrijf] .[slachtoffer 2] was op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam in dienst van [verdacht bedrijf] .
[medeverdacht bedrijf] heeft in opdracht van [verdacht bedrijf] tijdens de werkzaamheden gezorgd voor verkeersmaatregelen door het plaatsen van een aktiekar, bebording, verkeerskegels en het inschakelen van een verkeersregelaar.De verkeersregelaar, genaamd [verkeersregelaar] , was op basis van een overeenkomst tot het verrichten van enige diensten namens [medeverdacht bedrijf] ter plaatse werkzaam.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdacht bedrijf] de opdracht van de gemeente Zevenaar heeft aanvaard en dat zij als hoofdaannemer, samen met [medeverdacht bedrijf] als onderaannemer het werk heeft uitgevoerd. [verdacht bedrijf] is als werkgever aan te merken van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, sub 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet.
[slachtoffer 1] werd immers door [bedrijf] uitgeleend aan [verdacht bedrijf] om arbeid te verrichten en tussen [verdacht bedrijf] en [slachtoffer 2] was sprake van een arbeidsovereenkomst. [medeverdacht bedrijf] is als werkgever aan te merken omdat [verkeersregelaar] onder haar gezag arbeid heeft verricht bestaande uit het ter plaatse uitvoeren van de door [medeverdacht bedrijf] in opdracht van [verdacht bedrijf] te nemen verkeersmaatregelen.
De rechtbank concludeert dat [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] voor wat betreft de verantwoordelijkheden neergelegd in de arbeidsomstandighedenwet beide als werkgever kunnen worden aangemerkt. Als zodanig zijn zij ook beide verantwoordelijk voor de veiligheid op de arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Maatvoering arbeidsplaats en beoordeling uitvoeren naar de beschikbare ruimte op en boven de weg
Voor de werkzaamheden aan de VRI’s in opdracht van de gemeente Zevenaar heeft [verdacht bedrijf] op 3 februari 2016 per e-mail een offerte bij [medeverdacht bedrijf] opgevraagd voor de tijdens het werk te treffen verkeersmaatregelen.Hierin stond de volgende vraag vermeld: “om dit op een veilige wijze te doen denk ik dat wij dit kunnen doen middels verkeersmaatregelen die bestaan uit: Inzet van 1 actie/pijl-wagen, wat pionnen en l verkeersregelaar. Is dit een juiste aanname of stel jij wat anders voor.”
Bij de offerteaanvraag werd onder andere een werktekening verstrekt van de kruising bij de Doesburgseweg. [medeverdacht bedrijf] reageerde met een prijscalculatie op 5 februari 2016.Op 15 april 2016 bevestigde [verdacht bedrijf] de opdracht aan [medeverdacht bedrijf] .[medeverdacht bedrijf] heeft voor het opmaken van de offerte de situatie ter plaatse beoordeeld door middel van (lucht)foto’s op internet.
De rechtbank stelt vast dat de verstrekte werktekeningen, gevoegd bij de e-mail van [verdacht bedrijf] van 3 februari 2016, ondermaats waren nu deze tekeningen onvoldoende informatie boden over de indeling van de weg, de maatvoering en de wegmarkeringen ter plaatse. Ook blijkt uit die werktekeningen niet of er sprake was van een middenberm dan wel bossages naast de weg, hetgeen van belang was omdat een deel van de montage- en installatiewerkzaamheden zoveel mogelijk in de berm naast de rijbaan werd uitgevoerd. Er zijn nadien geen duidelijkere werktekeningen door [verdacht bedrijf] vertrekt, noch door [medeverdacht bedrijf] opgevraagd. Hiermee heeft [medeverdacht bedrijf] werktekeningen geaccepteerd die te weinig informatie bevatten om een goed en veilig plan te maken voor de te nemen verkeersmaatregelen. [medeverdacht bedrijf] heeft aangevoerd dat bij de beoordeling van de aanvraag gebruik is gemaakt van actuele gegevens door middel van het raadplegen van een app genaamd Globe Spotter, maar dit heeft er klaarblijkelijk niet voor gezorgd dat de risico’s van het kruispunt (voldoende) adequaat in kaart zijn gebracht.
[medeverdacht bedrijf] heeft op 5 februari 2016 een offerte uitgebracht, zonder dat daarbij werd ingegaan op de vraag van [verdacht bedrijf] of de door haar voorgestelde verkeersmaatregelen voldoende waren. Vervolgens is de offerte, zonder dat haar vraag was beantwoord, geaccepteerd door [verdacht bedrijf] .
Niet is gebleken dat de uitvoerder en/of werkvoorbereider van [verdacht bedrijf] dan wel [medeverdacht bedrijf] voorafgaand aan of tijdens de werkzaamheden ter plaatse zijn gegaan om de (actuele) verkeerssituatie te beoordelen en een afweging hebben gemaakt welke noodzakelijke verkeersmaatregelen op de kruising hadden moeten worden getroffen om de werkzaamheden veilig te laten verlopen. Indien [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] wel ter plaatse waren gegaan, hadden zij kunnen zien dat de wegindeling en de bossages zodanig waren dat de werknemers waarschijnlijk boven de rijbaan voor linksafslaand verkeer zouden moeten werken bij het uitvoeren van de werkzaamheden aan de VRI boven de Doesburgseweg. Ook hadden zij dan een betere inschatting kunnen maken van de maatvoering van de weg en de noodzaak om bepaalde rijbanen of wegvakken af te zetten tijdens de werkzaamheden.
De rechtbank constateert dat bij het opmaken van de offerte, maar ook nadien, geen rekening is gehouden met de specifieke maatvoering en de omstandigheden van het het kruispunt aan de Doesburgseweg. Hadden zij, of één van hen, dat wel gedaan dan hadden zij vooraf kunnen zien dat er botsingsgevaar zou zijn bij werkzaamheden boven de rijbaan, indien deze niet ruimer zou zijn afgezet als op de dag van het ongeval het geval was. Het ongeval zelf toont al aan dat de arbeidsplaats niet zodanig is ontworpen dat gevaar voor veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Met de juiste maatregelen had het ongeval niet kunnen gebeuren.
Voorzienbaar gebruik van de bochtverbreding door verkeer komend vanaf de Ringbaan Oost.
De rijbaan van de Doesburgseweg had een breedte van ongeveer 10,55 meter en was ter hoogte van de plaats van het ongeval verdeeld in 3 rijstroken; een gecombineerde rijstrook voor rechtsafslaand en rechtdoorgaand verkeer, een rijstrook voor linksafslaand verkeer en een rijstrook voor tegemoetkomend verkeer.Voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan de kruising van het ongeval, was ter geleiding van het aanrijdende verkeer over de Doesburgseweg naar deze kruising één rijstrook afgezet door een voertuig met aanhangwagen, voorzien van bebording.
De vrachtwagen die de werkbak heeft geraakt, maakte gezien zijn afmeting, gebruik van de ruimte op de weg bestemd voor de zogenoemde bochtverbreding.Hierdoor kwam hij in de bocht deels binnen de ruimte die gebruikt werd als het werkgebied en arbeidsplaats van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bij het onderzoek van de dienst Verkeers Ongevallen Analyse is geconstateerd dat de vrachtwagen de bocht niet scherper had kunnen nemen. Tijdens het indraaien in de bocht werd de werkbak door de linkervoorzijde van de oplegger geraakt. Als gevolg van deze aanrijding zijn de werknemers uit de werkbak op het wegdek gevallen.
Zoals hiervoor al opgemerkt hebben [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] nagelaten de situatie ter plekke goed en volledig in kaart te brengen. Evenmin hebben zij de verkeerssituatie ter plaatse beoordeeld. Als zij dat wel hadden gedaan dan hadden zij kunnen en moeten voorzien dat vrachtwagens bestaande uit een trekker met oplegger, komend vanaf de Ringbaan Oost de Doesburgseweg indraaiend, in het (niet afgezette) wegvak zou kunnen komen, terwijl daar werkzaamheden werden uitgevoerd. Zij hadden dan maatregelen kunnen en moeten treffen om het collussiegevaar te voorkomen.
De rechtbank overweegt hierbij dat voor een ieder zichtbaar is dat de bocht voor rechtsafslaand verkeer vanaf de Ringbaan-Oost voor een trekker met oplegger te krap was en dat deze voertuigen gebruik moeten maken van de ter plaatse aanwezige bochtverbreding. Dit wordt gestaafd door de omschrijving en de bijbehorende schermafbeelding die door verbalisanten (naar aanleiding van een zoekslag op internet naar de plek van het ongeval) in het proces-verbaal van Arbeidsomstandigheden is opgenomen.De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschrijven dat zij op de afbeelding een soortgelijke vrachtwagen zien die onder normale verkeersomstandigheden, vanwege de afmeting, bij de indraaiende beweging, gebruik maakte van de ruimte bestemd voor de bochtverbreding. De vrachtauto overschreed daarbij gedeeltelijk de wegmarkering als scheiding van de rijstroken. De stopstreep op de Doesburgseweg voor linkafslaand verkeer is (ten opzichte van de VRI) verder terug gelegd om dergelijke vrachtwagens de ruimte te geven om de bocht te kunnen maken en niet - zoals de verdediging heeft gesteld- (alleen) om het verkeerslicht zichtbaar te doen zijn voor het links afslaand verkeer vanaf de Doesburgseweg.
[verdacht bedrijf] heeft voor het werk in kwestie, waaronder de werkzaamheden op de kruising van het ongeval, een aanvullend Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuplan (VG&M-plan) opgesteld.In het oorspronkelijke- en het aanvullende VG&M-plan staan algemene beschrijvingen van de werkzaamheden met de daarbij voorkomende risico’s. In het aanvullende VG&M-plan staat onderdeel A9 aangekruist, waarbij verkeersongevallen worden benoemd als risico bij werken langs de weg.Als oorzaken worden onder meer genoemd: niet binnen de afzetting werken, onjuiste of onvoldoende afzetting, niet voldoende vrije ruimte. Als te treffen maatregelen wordt onder meer genoemd: hanteer richtlijnen CROW (…) 96b (niet autosnelwegen), controleer afzettingen regelmatig en herstel indien nodig. Ook is in het aanvullende VG&M-plan onderdeel A24 aangekruist, waarin een botsing met een hoogwerkbak wordt benoemd.Als maatregel wordt onder meer benoemd dat de juiste en voldoende verkeersmaatregelen moeten worden genomen. Daarnaast is onderdeel OV4 aangekruist, waarin als activiteit het werken boven rijkstroken wordt benoemd met letsel en schade als risico.Als maatregel wordt voorgeschreven: het afzetten van het weggedeelte waarboven gewerkt wordt, vangnet, vanggordel.
De rechtbank stelt vast dat in het aanvullende VG&M-plan de CROW-richtlijnen worden benoemd, waardoor als uitgangspunt gold dat de daarin benoemde maatregelen op de kruising van het ongeval hadden moeten worden toegepast. De voornoemde risico’s zijn door [verdacht bedrijf] op papier voorzien, maar verzuimd is om de richtlijnen onverkort te hanteren. Feitelijk is wegafzettingsfiguur 1323 van 96b CROW toegepast met aanvullend één verkeersregelaar.De langsafzetting met verkeerskegels was echter geplaatst op de dubbele streep tussen de rijbaan voor rechtdoor/rechtsaf en de rijbaan voor linksaf.De werkbak bevond zich daardoor buiten het veilige werkvak. Om de werkbak binnen het veilige werkvak te krijgen, had de buitenkant van verkeerskegels geplaatst moeten worden op 1.10 meter van de dubbele streep links van de rijbaan voor linksaf.
Indien de richtlijnen wel waren gevolgd, had het ongeval kunnen worden voorkomen. Op zichzelf kan onder omstandigheden van deze richtlijnen worden afgeweken en kan voor een andersoortige, mits even veilige, verkeersmaatregel gekozen worden. In casu is evenwel niet gebleken dat tussen [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] overleg heeft plaatsgevonden dat en zo ja op welke wijze, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid, van 96b CROW afgeweken had mogen worden, terwijl dit wel van hun mocht worden verlangd. De rechtbank is van oordeel dat [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] op dit punt beide verwijtbaar nalatig zijn geweest. Het ongeval zelf toont immers aan dat de door [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] gekozen, van de CROW-richtlijnen afwijkende, verkeersmaatregelen niet afdoende waren om een veilige werkplek te garanderen.
Nalaten toevoegen verkeersregelaar
De rechtbank stelt vast dat voor het regelen van het verkeer ter plaatse is volstaan met de inzet van één verkeersregelaar naast de overige maatregelen bestaande uit de bebording en het plaatsen van kegels. Vlak voor het moment van het ongeval is het verkeer komend vanuit de Doesburgseweg stopgezet door de verkeersregelaar op een afstand van circa 40 meter vanaf het kruisingsvlak. De verkeersregelaar moest, zo begrijpt de rechtbank, op dat moment lopend naar het kruisingsvlak om ook het verkeer vanaf de Ringbaan Oost en/of de Ringbaan Noord stop te zetten. In combinatie met het niet afzetten van de bochtverbreding met kegels, is de rechtbank van oordeel dat niet had kunnen worden volstaan met één verkeersregelaar. Indien gebruik was gemaakt van een tweede verkeersregelaar, die het verkeer afkomstig van de Ringweg Oost en/of de Ringweg Noord tegelijkertijd had stopgezet was het ongeval niet gebeurd. [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] hebben de beoordeling van de veiligheid ter plaatse aan de medewerkers aldaar overgelaten, zonder dat zij daarvoor voldoende toegerust waren, hetgeen in de voorbereidingsfase al voorzienbaar was.
Toerekening aan verdachte en medeplegen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] in het kader van het feitelijke samenwerkingsverband als gezamenlijke werkgever voor alle betrokken werknemers moeten worden aangemerkt en dat binnen dit samenwerkingsverband gedragingen hebben plaatsgevonden die passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en dienstig zijn voor het uitgeoefende bedrijf van beide.
[verdacht bedrijf] had zich ervan bewust moeten zijn en had ook kunnen weten dat zij zich niet kan onttrekken van de op haar rustende zorgverplichting voor de veiligheid van haar werknemers ter plaatse door de te nemen verkeersmaatregelen uit te besteden dan wel over te dragen op [medeverdacht bedrijf] . De hoofdaannemer blijft strafrechtelijk verantwoordelijk zolang haar gedragingen en die van de ingeschakelde hulpperso(o)n(en) in de sfeer van de rechtspersoon zijn uitgevoerd. Op [verdacht bedrijf] bleef een verplichting rusten om kritisch naar de getroffen maatregelen van [medeverdacht bedrijf] te kijken, deze te controleren en er toezicht op te houden. Dit heeft zij onvoldoende gedaan waardoor zij verwijtbaar nalatig is geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat het ontstaan van het ongeval en de gevolgen daarvan (ook) aan [verdacht bedrijf] kunnen worden toegerekend.
De rechtbank stelt voorts vast dat [verdacht bedrijf] en [medeverdacht bedrijf] samen in het kader van dit project de verantwoordelijkheid hadden voor de te treffen verkeersmaatregelen en het houden van controle en toezicht hierop. Tussen hen was sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking in de aanloop naar de werkzaamheden toe en bij de uitvoering van die werkzaamheden, waarin zij beiden een substantieel en wezenlijk aandeel hebben gehad, dat sprake is van medeplegen.
In het economisch strafrecht dient de term opzet te worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht behoeft te zijn op de verweten gedraging, in dit geval telkens een nalaten, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan. Voor een bewezenverklaring van opzettelijk handelen door [verdacht bedrijf] is dan ook niet vereist dat zij wist dat zij, haar werknemers of andere door haar ingeschakelde hulppersonen de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop gebaseerde regelgeving overtraden.
Uit hetgeen hiervoor in dit vonnis al is overwogen volgt dat [verdacht bedrijf] heeft nagelaten de op haar rustende zorgplichten na te leven. [verdacht bedrijf] is nalatig geweest in de voorbereidingsfase en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, zoals hiervoor bij de verweten nalatigheden afzonderlijk is overwogen, en waarbij door of namens haar er onvoldoende op is toegezien dat de getroffen verkeersmaatregelen afdoende waren om de veiligheid van de werknemers ter plaatse te waarborgen. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zulks in strijd moet worden geoordeeld met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen. Daarmee is tevens gegeven dat [verdacht bedrijf] opzettelijk heeft gehandeld c.q. nagelaten.
Levensgevaar / ernstige gezondheidsschade van haar werknemers
Het ontbreekt in het dossier aan bewijsmiddelen waaruit kan blijken dat [verdacht bedrijf] wist dat door haar nalatigheid levensgevaar of ernstige gezondheidsschade voor werknemers ontstond. De rechtbank is evenwel van oordeel dat [verdacht bedrijf] dat wel redelijkerwijs had moeten weten. Deze risico’s zijn ook onderkend in het VG&M-plan. De genomen verkeersmaatregelen hebben evenwel de mogelijkheid opengehouden dat er verkeer zou zijn op een wegvak waarboven medewerkers in de hoogwerker werkzaamheden verrichtten. Het is evident dat daarbij het risico op levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van deze werknemers te verwachten is.
Afwezigheid van alle schuld
Namens de verdediging is een beroep gedaan op de strafuitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld, omdat [verdacht bedrijf] , door het inschakelen van [medeverdacht bedrijf] , alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die van haar op dat moment mochten worden verlangd. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen onder het kopje ‘toerekening aan verdachte en medeplegen’ verwerpt de rechtbank dit verweer.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit als na te melden heeft begaan.