In de medische verklaring heeft de onafhankelijk psychiater aangegeven dat er bij
betrokkene sprake is van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen (die hij als belangrijkste stoornis aanmerkt) en voorts neurocognitieve en persoonlijkheidsstoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de psychiater verklaard dat in het dossier van de vorige accommodatie geen persoonlijkheidsstoornis is beschreven en dat het haar te ver gaat een dergelijke stoornis erbij te betrekken. Naar een neurocognitieve stoornis moet nog onderzoek worden gedaan en een dergelijke stoornis staat nog niet vast. Op dit moment is de verslavingsstoornis (stoornis in het alcoholgebruik geheten en onder de Wvggz een zelfstandige psychische stoornis) dan ook als enige in aanmerking te nemen.
De Memorie van toelichting op de Wvggz, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2009–2010, 32 399, vermeldt onder 8, ‘Reikwijdte van het wetsvoorstel’, het volgende
:
“Psychische stoornis
Onder het bereik van het wetsvoorstel vallen personen met een psychische stoornis die aan het criterium voor verplichte zorg voldoen. Met de term «psychische stoornis» is aansluiting gezocht bij de classificatie van zogeheten Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV), het handboek dat onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association tot stand is gekomen. Dit handboek biedt een praktische leidraad voor hulpverleners die te maken hebben met psychische problematiek en wordt algemeen gezien als een standaardwerk. Uit de DSM-IV vloeit voort dat ook een verstandelijke beperking, een persoonlijkheidsstoornis, verslaving, dementie of een psychische stoornis bij kinderen en jeugdigen als «psychische stoornis» kunnen worden aangemerkt.
Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat de kwalificatie van een classificatie als «DSM IV» op zichzelf genomen niet zonder meer aanleiding kan geven voor toepassing van het wetsvoorstel. Als voorwaarde voor het verlenen van verplichte geestelijke gezondheidszorg geldt, dat de psychische stoornis dermate ernstige vormen aanneemt dat zij betrokkene zodanig in zijn greep heeft, dat er ernstige schade voor hem of zijn omgeving ontstaat of dreigt te ontstaan. Hoofdstuk 3 van het wetsvoorstel formuleert de criteria voor verplichte zorg aan personen met een psychische stoornis.
Aansluiting is ook gezocht bij de ontwikkeling in de tijd van het «stoornisbegrip» in de Wet bopz. «De stoornis moet de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheersen», aldus de wetgever in 1979 (Kamer- stukken II, 1979/80, 11 270). De gedachte van de wetgever was dat betrokkene als het ware willoos werktuig in handen van de stoornis zou moeten zijn, waarbij de toerekenbaarheid voor het gevaar is vervallen, wil er sprake kunnen zijn van een geestesstoornis (zie ook de uitgebreide toelichting op het stoornisbegrip in R.H. Zuijderhoudt, Stoornis en de Wet bopz, praktijkreeks Bopz, nr. 8). Deze gedachte bracht mee dat gevaar dat voortvloeide uit middelenafhankelijkheid (verslaving) of een persoonlijkheidsstoornis niet als een geestesstoornis kon worden gekwalificeerd, tenzij de stoornis «de gevaarvolle daden overwegend zou beheersen». Aangezien tegenwoordig verslaving als een ziekte wordt opgevat en ook meer geneeskundige verklaringen voor persoonlijkheidsstoornissen worden uitgeschreven, is het oorspronkelijke onderscheid dat de wetgever aanbracht tussen «echte» psychiatrische ziektebeelden zoals psychotische aandoeningen en andere stoornissen vervaagd. Dit hangt ook samen met het ruimere arsenaal aan interventies op het terrein van de zorg die op grond van het wetsvoorstel mogelijk zijn.”
De Rijksoverheid heeft in het verlengde hiervan bij de invoering van de Wvggz bekend gemaakt dat verslaving voortaan een psychische stoornis is.
De Hoge Raad heeft onder de Bopz bepaald dat verslaving aan middelen als alcohol en drugs op zichzelf niet tot toepassing van de Wet Bopz kan leiden, ook niet indien wordt aangenomen dat deze verslaving een psychiatrische ziekte is. Er moet om tot toepassing van de Wet Bopz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen.
Niet duidelijk is waarom naar huidige maatstaven voor een verslaving een dergelijk, ogenschijnlijk zwaarder en in elk geval extra criterium zou gelden ten opzichte van andere psychiatrische stoornissen. Om te beginnen is de psychiater bij uitstek de ‘medical expert’ om een psychiatrische stoornis vast te stellen en is de DSM-classificatie voor hen toonaangevend. Voorts komt middelengebruik slechts voor classificatie in aanmerking als het maatschappelijk functioneren hierdoor wordt belemmerd. Anders dan bij een persoonlijkheidsstoornis, is het behandelbaar (een opname zoals hier kan het alcoholmisbruik voorkomen). En verder geldt ingevolge de Wvggz voor verlening van verplichte zorg, waaronder opname op een gesloten afdeling, het vereiste dat er sprake moet zijn van ernstig nadeel. Al met al kan er van worden uitgegaan dat, indien een psychiater middelengebruik als een psychiatrische stoornis aanmerkt, deze classificatie op gelijke voet staat als de andere DSM-classificaties.
Anders dan betrokkene doet voorkomen, is hij al jaren bekend met een alcoholverslaving. Over het ernstige nadeel heeft de psychiater verklaard dat, als betrokkene nu naar huis gaat, het niet lang zal duren dat hij weer in een situatie terechtkomt als vóór de opname. Uit de 15 eerdere machtigingen die ten behoeve van betrokkene zijn afgegeven en uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank gebleken dat de stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, alsmede de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.