ECLI:NL:RBOVE:2021:809

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
AK_20 _ 604
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek en misbruik van recht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Zwolle, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, dat haar verzoek om openbaarmaking van gespecificeerde facturen van advocatenkantoor Nysingh op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) had afgewezen. Eiseres had in totaal elf Wob-verzoeken ingediend sinds 2018, maar het college concludeerde dat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank Overijssel heeft op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank overweegt dat de Wob een ieder in staat stelt om informatie over bestuurlijke aangelegenheden op te vragen, zonder dat de verzoeker een belang hoeft te stellen. De rechtbank stelt vast dat de enkele omstandigheid dat eiseres meerdere Wob-verzoeken heeft ingediend, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van misbruik van recht. De rechtbank wijst erop dat het aantal verzoeken op zich geen misbruik oplevert, tenzij er bijkomende omstandigheden zijn die dat ondersteunen.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college en oordeelt dat er geen grond is voor de conclusie dat eiseres haar bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek evident heeft aangewend zonder redelijk doel. De rechtbank draagt het college op om het bezwaar van eiseres opnieuw te beoordelen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het door eiseres betaalde griffierecht vergoed. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/604

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder, gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen.

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een door eiseres op 4 juli 2019 ingediend verzoek om onder meer alle gespecificeerde facturen van advocatenkantoor Nysingh (vanaf januari 2016 tot en met juni 2019), inclusief de aanbiedingsbrieven en aanbiedingsemails, openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verleend
.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2020. Ter zitting is deze beroepszaak gelijktijdig met beroepszaak AWB 20/635 behandeld. Eiseres is aldaar, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Brouwer, bijgestaan door haar gemachtigde.
In beide beroepszaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Artikel 3, eerste lid, van de Wob bepaalt dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Het derde lid bepaalt dat de verzoeker bij zijn verzoek geen belang hoeft te stellen. Het vijfde lid van dit artikel bepaalt dat een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob bepaalt dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan
degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
Ingevolge het tweede lid kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te
oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor
zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het
belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet
tot die uitoefening had kunnen komen.
Ingevolge artikel 15 van Boek 3 van het BW vindt artikel 13 buiten het vermogensrecht
toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Wob-verzoek en besluitvorming hierover
2. Bij e-mail van 4 juli 2019 heeft eiseres, onder verwijzing naar de Wob, verweerder verzocht om toezending van:
“1) Digitale kleurenkopieën van alle gespecificeerde facturen van Nysingh Advocaten-Notarissen die vanaf januari 2016 tot en met juni 2019 in rekening zijn gebracht bij de gemeente Zwolle. Inclusief alle aanbiedingsbrieven en alle aanbiedingsemails. Inclusief openbaarmaking van contactpersonen, kosten, tijdsduur en toelichting op werkzaamheden op de facturen. Mocht dit in andere documenten zijn opgenomen, ontvang ik ook graag die documenten.
2) Alle overzichtsdocument(en) met daarin dossiernummers, zaken, afdelingen, contactpersonen, budgethouders, routingcodes betreffende de inhuur van Nysingh Advocaten-Notarissen vanaf januari 2016 tot en met juni 2019.
Ook verzoek ik u om de exacte hoeveelheid documenten weer te geven, die u beoordeelt op grond van dit verzoek. Evenals de aard van de documenten. Er vanuit gaande dat u dit vastlegt tijdens de behandeling van het Wob-verzoek, ontvang ik graag het document waarin u deze gegevens heeft geregistreerd.”
Besluitvorming
3. In het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Daarbij is, kort weergegeven, aangegeven dat reeds eerder facturen van Nysingh Advocaten-Notarissen Team Digitale Regie (gedeeltelijk) aan eiseres zijn geopenbaard en dat haar verzoek is opgevat als een verzoek om openbaarmaking van de overige facturen van Nysingh Advocaten-Notarissen. Verweerder heeft dat verzoek, onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob afgewezen.
Verweerder heeft het door eiseres ingediende bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat uit eerdere Wob-procedures (11 Wob-verzoeken, 6 Wob bezwaren en 1 Wob beroep) is gebleken dat eiseres de Wob voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het bedoeld is, omdat zij stukken probeert te verkrijgen om te bezien of er sprake is geweest van mogelijke integriteitskwesties en/of belangenverstrengeling en om daarmee een andere procedure te kunnen voeren. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er sprake is van misbruik van recht.
Beroepsgronden
4. Eiseres stelt dat de gevoerde procedure in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het motiveringsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het verbod van détournement de pouvoir en het fair-play-beginsel. Daarbij geeft zij aan dat het in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel om alleen op grond van het feit dat zij sinds 2018 in totaal elf Wob-verzoeken heeft ingediend en zonder te vragen naar haar bedoelingen, de conclusie te trekken dat er sprake zou zijn van misbruik van recht. Eiseres stelt dat haar verzoek wel degelijk is ingegeven door de behoefte van meerdere personen om de gevraagde informatie voor meerdere doeleinden te gebruiken, waaronder een (of meer) online publicatie(s). Verder wijst eiseres erop dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat het besluit niet strookt met eerdere besluiten waarbij wel facturen van Nysingh openbaar zijn gemaakt. Ook stelt eiseres dat het bezwaar in strijd met eerdere communicatie van de zijde van verweerder niet door de Adviescommissie Bezwaarschriften is behandeld en dat verweerder ten onrechte niet ingaat op de gronden van haar bezwaarschrift. Ten slotte stelt zij dat het bestreden besluit geen weigeringsgronden uit de Wob benoemt.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de bevoegdheid om een Wob-verzoek bij verweerder te doen, dan wel bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst. Ze bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
5.2
De rechtbank stelt vast dat verweerders conclusie dat sprake is van misbruik van recht met name is gebaseerd op een optelsom van eerdere Wob-verzoeken en verweerders zelf getrokken conclusie omtrent het doel van het Wob-verzoek.
5.3
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:157, blijkt dat een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten in het algemeen op zichzelf geen misbruik van recht oplevert. Elk beroep op die faciliteiten brengt immers kosten met zich voor de overheid en benadeelt de overheid in zoverre. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat misbruik van recht heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de enkele omstandigheid dat eiseres vanaf 2018 in totaal elf Wob-verzoeken heeft ingediend - nog daargelaten de vraag of deze elf verzoeken überhaupt als een overmatig beroep op overheidsfaciliteiten kunnen worden gekwalificeerd - niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een dermate overmatig beroep op de Wob, dat gesteld kan worden dat sprake is van misbruik van recht.
5.4
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1268) overweegt de rechtbank dat artikel 3, derde lid, van de Wob
- waarin staat dat bij een Wob-verzoek geen belang hoeft te worden gesteld - onverlet laat dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn voor de beoordeling of misbruik van recht heeft plaatsgevonden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een verzoek om informatie met het oog op een andere procedure echter misbruik van recht opleveren.
De rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat eiseres misbruik van recht heeft gemaakt door de bevoegdheid van artikel 3, eerste lid, van de Wob te gebruiken. Niet is gebleken dat eiseres het onderhavige verzoek enkel heeft ingediend met het oog op een andere procedure en/of dat zij geen openbaarmaking voor eenieder heeft beoogd. Evenmin is gebleken dat het verzoek zonder redelijk doel is gedaan. Zelfs als eiseres de informatie waarop haar Wob-verzoek ziet zou willen gebruiken in een andere procedure, waarin zij die informatie niet zonder meer kan verkrijgen, maakt dit nog niet dat sprake is van misbruik van recht. Uit verweerders besluitvorming blijkt immers niet van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat sprake is van misbruik van recht. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat eiseres haar bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek zodanig evident heeft aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe deze is gegeven, dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2636).
5.5
Gelet op het voorgaande komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Voor het in stand laten van de rechtsgevolgen ziet de rechtbank geen aanleiding. De toelichting op de besluitvorming die verweerder in het verweerschrift heeft gegeven is eveneens onvoldoende om misbruik van recht aan te nemen. Voor zover verweerder ter zitting van de rechtbank nieuwe argumenten naar voren heeft gebracht, overweegt de rechtbank dat zij het in strijd met een goede procesorde acht om dit pas ter zitting van de rechtbank - en overigens in afwezigheid van eiseres - naar voren te brengen. De rechtbank gaat hieraan dan ook voorbij. Verweerder zal de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit in zijn geheel opnieuw moeten bezien. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om toepassing te geven aan de bestuurlijke lus, als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van M.W. Hulsman, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
De griffier is verhinderd rechter
de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.