ECLI:NL:RBOVE:2021:806

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
08-760086-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag na gebrek aan bewijs in geweldsincident te Haaksbergen

Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd verdacht van poging tot doodslag en openlijk geweld tegen een slachtoffer. Het incident vond plaats op 9 december 2017 in Haaksbergen, waar het slachtoffer snijwonden in zijn gezicht opliep door een fles en vier keer in zijn rug werd gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen getuigen waren die konden bevestigen wie de daden had gepleegd, en dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen onvoldoende bewijs boden voor een veroordeling. De officier van justitie had primair gevorderd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd en sprak hem vrij. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank wees het verzoek om getuigen te horen af, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht voor de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-760086-18 (P)
Datum vonnis: 23 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
nu verblijvende in P.I. Middelburg te Middelburg.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink-van Dijk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel dat hij samen met een ander heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij openlijk geweld tegen hem heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 9 december 2017 te Haaksbergen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een puntig voorwerp, in de rug gestoken en/of een (glazen) fles op/tegen het hoofd van die [slachtoffer]
kapot geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2017 te Haaksbergen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een viertal (diepe) steekwonden, althans (een) steekwond(en) in de rug en/of (een) snijwond(en) naast het oog toe te brengen, met dat opzet hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een puntig voorwerp, in de rug van die [slachtoffer] gestoken en/of een (glazen) fles op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] kapot geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2017 te Haaksbergen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een puntig voorwerp, in de rug van die [slachtoffer] te steken en/of een (glazen) fles op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] kapot te slaan terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een viertal (diepe) steekwonden, althans (een) steekwond(en) in de rug en/of (een) snijwond(en) naast het oog, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht – voor zover de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan – de zaak aan te houden teneinde getuige [getuige] te horen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde kan komen, vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het primair, subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde komt, heeft de raadsman met het oog op de volledigheid van het onderzoek verzocht om aanhouding van de zaak teneinde getuige [getuige] en verbalisant [verbalisant] als getuigen te horen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 9 december 2017 heeft er een incident plaatsgevonden in Haaksbergen, waarbij aangever snijwonden in zijn gezicht heeft opgelopen als gevolg van het slaan met een fles. Daarnaast is aangever vier keer gestoken in zijn rug. Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 december 2017 door medeverdachte [medeverdachte] met een fles op zijn hoofd is geslagen. Ook heeft hij verklaard dat hij van achteren is gestoken in zijn rug en dat hij denkt dat verdachte dat heeft gedaan, maar dat hij dat niet heeft gezien.
Op 9 december 2017 waren meerdere getuigen aanwezig in en rondom de woning van aangever. Behalve aangever heeft geen van de getuigen gezien wie aangever op het hoofd heeft geslagen met een fles. Daarnaast heeft geen van de getuigen gezien wie aangever met een mes in de rug heeft gestoken. Enkel getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat verdachte tegenover hem heeft verklaard dat hij aangever in zijn rug heeft gestoken (de auditu-verklaring). Getuige [getuige] heeft echter ook verklaard dat verdachte enkele dagen later tegenover hem ontkende dat hij aangever zou hebben gestoken. Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij het ten laste gelegde. Nog daargelaten of de verklaring van getuige [getuige] betrouwbaar is, is de enkele verklaring van getuige [getuige] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het primair, subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde te kunnen komen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van hetgeen hem ten laste is gelegd.
De rechtbank ziet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen noodzaak om [getuige] als getuige te horen. De rechtbank wijst daarom het daartoe gedane verzoek van de officier van justitie af.

5.De schade van de benadeelde

[slachtoffer] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van verdachte tot betaling van in totaal € 1.530,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
aanhoudingsverzoek
- wijst het aanhoudingsverzoek af;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.