ECLI:NL:RBOVE:2021:804

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
08/910041-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen van harddrugs door twee broers in Zwolle

Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee broers, van 27 en 29 jaar oud, die zich schuldig hebben gemaakt aan het dealen van harddrugs in Zwolle. De rechtbank heeft vastgesteld dat de broers van september 2019 tot en met juni 2020 betrokken waren bij de verkoop van xtc, cocaïne en de legale drug 3-MMC. De 27-jarige broer, die ook in het bezit was van een vuurwapen, kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, terwijl zijn oudere broer een straf van 10 maanden kreeg. Tijdens de rechtszittingen op 29 september 2020, 24 november 2020 en 9 februari 2021 is het bewijs tegen hen gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen en telefoontaps die hun betrokkenheid bij de drugshandel aantoonden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging van het dealen van harddrugs en dat de broers samenwerkten in deze criminele activiteiten. De rechtbank heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving. De uitspraak benadrukt de gevolgen van de handel in harddrugs en de verantwoordelijkheid van de verdachten voor hun daden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/910041-20 (P)
Datum vonnis: 23 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1]
nu verblijvende in P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2020, 24 november 2020 en 9 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Veen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. V.A. van Biljouw, advocaat te Breukelen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen of alleen harddrugs heeft gedeald/aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2019 tot en met 30 juni 2020, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (te weten een hoeveelheid XTC-pillen), zijnde
cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Uit een ander onderzoek naar handel in drugs in Zwolle zijn verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) naar voren gekomen als mogelijke handelaren in verdovende middelen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar heeft bekend harddrugs te hebben gedeald, maar dat zich in het dossier geen bewijs bevindt voor de gehele ten laste gelegde periode waarin verdachte zou hebben gedeald. Er is geen enkel bewijs voor de periode voorafgaand aan november 2019, aldus de raadsman. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. Verdachte heeft bekend harddrugs te hebben gedeald vanaf november 2019 en heeft verklaard dat hij dat alleen heeft gedaan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Deallijn [naam 1]
Verdachte kan worden geïdentificeerd als gebruiker van het IMEI-nummer [nummer] , toebehorend aan een Blackberry B-Athena. [2] Uit de historische printgegevens blijkt dat dit IMEI-nummer vanaf oktober 2019 vijf verschillende telefoonnummers heeft gebruikt. [3] In combinatie met dat IMEI-nummer wordt ook het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt. [4]
Uit onderzoek naar de tapgesprekken in twee perioden blijkt dat het gaat om een drugslijn ‘ [naam 1] ’, waar 24/7 drugs kan worden besteld en waarvan verdachte de gebruiker c.q. beheerder is. In de data van de telefoon zijn drugsgerelateerde chatgesprekken en notities aangetroffen. [5] Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon met nummer [telefoonnummer] ook wordt gebruikt door medeverdachte [medeverdachte 1] . Verbalisant [verbalisant 1] herkent bij het beluisteren en uitwerken van de tapgesprekken de stem van [medeverdachte 1] als gebruiker van deze telefoon. [6] De dealtelefoons maken in beginsel gebruik van de steunzenders rondom [adres 1] in Zwolle, waar verdachte en zijn broer medeverdachte [medeverdachte 2] staan ingeschreven. [7]
Verklaringen afnemers
Uit de historische gegevens van het toestel met IMEI-nummer [nummer] zijn een aantal contacten geselecteerd die frequent contact hebben gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [8] Het blijkt te gaan om afnemers van drugs van de [naam 1] -lijn. Getuige [getuige 1] bestelt sinds november 2019 cocaïne bij [naam 1] en herkent verdachte als de man die hem de eerste keer drugs kwam brengen. Ook herkent hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als degenen die hem drugs hebben bezorgd. [9] Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft verklaard dat hij nu 3,5 jaar drugs gebruikt en deze altijd kocht bij [naam 2] . Toen [naam 2] werd aangehouden kocht hij de cocaïne en XTC bij [naam 1] via het telefoonnummer [telefoonnummer] . [getuige 2] herkent verdachte als de man die hem altijd de drugs bracht. Hij herkent [medeverdachte 2] als degene die hem ongeveer vier keer drugs heeft bezorgd. [10] Ook de getuigen [getuige 3] [11] , [getuige 4] [12] en [getuige 5] [13] hebben verklaard dat zij hun drugs bestelden bij [naam 1] via telefoonnummer [telefoonnummer] . Getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) heeft verklaard dat hij sinds januari 2020 cocaïne koopt bij [naam 1] . [getuige 6] herkent verdachte als [naam 1] , degene bij wie hij drugs bestelt en degene die de drugs bij hem aflevert. [getuige 6] herkent [medeverdachte 1] als degene die ongeveer vijf keer drugs kwam brengen. [getuige 6] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] de compagnon van verdachte is. [14]
Aantreffen drugs
Op 19 juni 2020 vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte aan [adres 1] te Zwolle. Verbalisant [verbalisant 2] treft een papieren zak aan met daarin meerdere papieren wikkels en een doorzichtig zakje met witte brokjes. [15] Aan de kapstok hangt een jas met daarin een boterhamzakje met daarin meerdere kleine doorzichtige zakjes met witte kristalachtige brokjes. [16] Bij de indicatieve test uitgevoerd door de politie wordt vastgesteld dat de inhoud van de pakketjes bestaat uit 3-MMC en cocaïne. [17] Verdachte wordt op 19 juni 2020 aangehouden op [adres 2] te Zwolle, het bedrijfspand van [medeverdachte 1] , alwaar een zak van 1,16 kg met een wit poeder werd aangetroffen in het plafond. [18] Bij de indicatieve test uitgevoerd door de politie wordt vastgesteld dat de inhoud van de zak bestaat uit 3-MMC. [19]
Medeplegen
De rechtbank overweegt gelet op bovenstaande bevindingen dat uit de verklaringen van de afnemers en het gezamenlijk gebruik van de telefoons blijkt dat er tussen verdachte en de medeverdachten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking bij het dealen van de drugs. Zij vervullen daarbij uitwisselbare rollen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs.
Periode
Verdachte heeft verklaard dat hij in november 2019 is begonnen met het dealen van harddrugs. Uit de analyse van gebruikte deallijnen en nummers van afnemers in de getapte perioden kan echter worden afgeleid dat het klantenbestand al vanaf augustus 2019 bestaat [20] en de deallijnen vanaf in ieder geval vanaf 14 oktober 2019 actief waren onder de steunzenders in de buurt van [adres 1] . [21] Getuige [getuige 8] heeft verklaard op 26 juni 2020 dat hij al twee jaar cocaïne afneemt van de [naam 1] -lijn. [22] Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij sinds oktober 2019 drugs koopt bij [naam 1] . [23] Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat zij tot 21 juni 2020 acht maanden drugs heeft besteld bij de [drugslijn] . [24] Gelet op het bovenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het dealen door verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden in de periode van 1 september 2019 tot en met 30 juni 2020.
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank het wettige en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 september 2019 tot en met 30 juni 2020 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het dealen en aanwezig hebben van harddrugs
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 september 2019 tot en met 30 juni 2020, in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (te weten een hoeveelheid XTC-pillen).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verboden
het misdrijf
:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman komt tot een lagere straf dan de officier van justitie omdat hij uitgaat van een dealperiode van zes maanden
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende de periode van 1 september 2019 tot en met 30 juni 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. Verdachte kan daarom mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande criminaliteit. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij kennelijk niet bij de gevolgen van zijn handelen heeft stilgestaan en alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het dealen van harddrugs, met enige regelmaat, gedurende een periode tussen de zes en twaalf maanden geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 4 november 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 21 oktober 2020. De reclassering heeft daarin geadviseerd verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen. De reclassering ziet geen noodzaak voor een reclasseringstoezicht, omdat zij van mening zijn dat zij de risico’s middels geboden en verboden niet zullen kunnen beperken. Verdachte heeft aangegeven dat hij geen hulp van de reclassering nodig heeft bij een gedragsverandering en hij heeft verklaard dat hij zeker weet dat hij nooit meer zal gaan dealen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verboden
het misdrijf
:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en
mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.
Buiten staat
mr. C.A. Peterzon is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer ON1RO020029: Onderzoek Figuurzaag. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek telecommunicatie, pagina ZD01-0462.
3.Rapport analyse historische gegevens, pagina ZD01-0554.
4.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek telecommunicatie, pagina ZD01-0461.
5.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek telecommunicatie, pagina ZD01-0463.
6.Proces-verbaal van bevindingen, ZD01-0514 e.v.
7.Rapport analyse historische gegevens, pagina ZD01-0555.
8.Rapport analyse historische gegevens, pagina ZD01-0557.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina’s ZD01- 1055 e.v.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina’s ZD01- 1013 e.v.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina’s ZD01- 0950 e.v.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina’s ZD01- 0980 e.v.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , pagina’s ZD01- 1002 e.v.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pagina’s ZD01- 1129 e.v.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina ZD01-1248 en 1249.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina ZD01-1250 en 1251.
17.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, ZD01-1272.
18.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf, ZD01-1183 e.v.
19.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, ZD01-1279.
20.Rapport analyse 5 tegennummers, ZD01-0586.
21.Rapport analyse historische gegevens, pagina ZD01-0554.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , pagina’s ZD01- 1080 e.v.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , pagina’s ZD01- 1139 e.v.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , pagina’s ZD01- 1002 e.v.