(…) A: Het gaat om [aangever] . Daarvoor werd [medeverdachte 1] gedwongen door [verdachte] en [medeverdachte 2] om berichten te sturen naar [aangever] om elkaar te ontmoeten. Hier wist ik wel van af maar ik heb hier niets mee te maken gehad. [medeverdachte 1] en ik werden eigenlijk gedwongen om [aangever] berichten te sturen om er voor te zorgen dat [aangever] bij ons kwamen. Het gaat om [verdachte] en [medeverdachte 2] . Er is gepraat met [aangever] . [aangever] is bij ons langs gekomen. [medeverdachte 1] heeft toen met [aangever] gepraat. [medeverdachte 1] is toen naar het toilet gegaan en toen kwamen wij binnen en mij wij bedoel ik [verdachte] , [medeverdachte 2] en ik. Ik ben toen ook nog een paar keer de kamer uitgelopen. Die jongens bedreigden [aangever] en die hebben hem op de bank neergezet en hem bedreigd met allerlei dingen. [verdachte] heeft [aangever] niet geslagen maar [medeverdachte 2] wel. Dit heb ik gezien. (…)
V: Wat is jouw rol geweest?
A: Ik volgde de opdrachten van [medeverdachte 2] en [verdachte] op. Zij vertelde mij wat ik moest doen. Alleen [medeverdachte 2] belde of ik belde hem. (…)
V: Wat bracht jouw dit uiteindelijk dan?
A: Het bracht mij ook een centje op.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Volgens mij ging het om een bedrag van 25.000 en ik zou daar 6.000 euro van krijgen. Dit is wel een leuk bedrag.
(…)
[medeverdachte 2] heeft mijn verhaal aan de jongens verteld. En toen vroeg [medeverdachte 2] aan mij kunnen we niet nog een keer geld bij hem weghalen. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet wilde. Later kwam [medeverdachte 2] met [verdachte] en toen zijn wij er in meegegaan.
V; Wanneer was dat?
A: Dit was ongeveer twee weken geleden?
V: Waar hebben jullie elkaar dan voor het eerst gesproken?
A: Dat was bij [medeverdachte 1] thuis.
V: Op wiens initiatief was dat dan, dit bezoekje bij jullie thuis?
A: [medeverdachte 2] kwam langs met [verdachte] . Dit wist ik niet. Ze kwamen in de middag.
V: En toen?
A: Toen is er over gepraat wat we zouden gaan doen.
V: Wat zouden jullie dan gaan doen?
A; [aangever] zou bij ons langs komen aan de [adres 2] . Hij zou een gesprek hebben met [medeverdachte 1] . Dan zouden wij, [verdachte] [medeverdachte 2] en ik binnen komen vallen voor de schrik en toen gebeurde er van alles. Ze hebben hem geslagen.
V; Maar daar hebben we het niet over, [medeverdachte 3] . We hebben het met jou over de afspraken die jullie daar hebben gemaakt. Je hebt ons eerder verteld dat hij 25.000 euro zou betalen. Dat doe je niet zomaar. Hoe wilden jullie [aangever] zo ver krijgen dat hij ging betalen?
A: Oh, daar zou [verdachte] het woord voor gaan voeren. Hij zou hem gaan bedreigen. Hij heeft alleen niet gezegd hoe hij dat zou gaan doen.
V: Wat vond jij van dat plan?
A; Ik was het er mee eens.
V: Wie zaten hier bij in dat overleg?
A; [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en ik. (…)
V: Dat was het plan. Dan gaan we nu naar de uitvoering. Hoe wist [aangever] dat hij moest komen?
A; Door de berichten zijn verstuurd met [medeverdachte 1] haar toestel via de whatsapp. De berichten zijn verstuurd door [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] met haar toestel.
V: Met welk bericht werd [aangever] gelokt?
A; Dat [medeverdachte 1] wilde praten met hem. [aangever] geloofde dat eerst niet omdat hij bang was dat ik het was. [medeverdachte 1] heeft toen een snapchat gestuurd met daarin een foto van haar en toen wist hij dat [medeverdachte 1] het was. (…)
V:; Hoe gaat het dan verder?
A: Hij is gekomen. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren toen al bij ons. Wij zijn met zijn drieën in de babykamer van [naam 2] gaan zitten en hebben gewacht. [aangever] is bij ons binnen gekomen. (…) Nadat hij het huis heeft gezien dan gaan ze op de bank zitten en toen is [medeverdachte 1] naar de wc gegaan en toen zijn wij binnen gekomen.
V: Hoe wist jij dat je toen naar binnen kon?
A; We hadden het op deze manier afgesproken. Als zij naar de wc ging konden wij naar binnen komen. Ik kon horen dat ze naar de wc ging.
V: En toen?
A: We zijn de slaapkamer uitgelopen en naar de woonkamer gegaan. [verdachte] zei toen; he viezerik waar ben je mee bezig! [aangever] reageerde geschrokken. [aangever] zei toen; ik ga hier weg, ik bel de politie op. [verdachte] zei toen; dat ga je niet, je blijft hier. [verdachte] of [medeverdachte 2] gaf hem toen een klap. Ik heb dit niet gezien. [aangever] kreeg een harde klap in zijn gezicht met de platte hand. [aangever] moest toen van [medeverdachte 2] in de benen komen en [medeverdachte 2] heeft hem toen gefouilleerd. De telefoon van [aangever] is door [verdachte] naar [medeverdachte 1] gebracht en zijn heeft toen foto’s gemaakt van zijn toestel met alles wat er in stond. Dit heeft ze gedaan met haar mobiel en met die van mij. Dan moet [aangever] gaan zitten. Ik ben toen ook even naar [medeverdachte 1] gegaan. Op een gegeven moment kwam ik weer in de kamer. Ik zag dat de salontafel aan de kant was geschoven en [aangever] had een glas met wodka van [verdachte] gekregen. Ik zag de wodka op de tafel staan. Ik kwam toen weer binnen en ben in de stoel gaan zitten. [aangever] heeft zich toen uitgekleed in opdracht van [verdachte] .
V; Hoever heeft hij zich uitgekleed?
A: Helemaal.
V: Hoe zei [verdachte] dat dan?
A; [verdachte] zei op een dreigende manier dat hij dit moest doen. [aangever] deed eerst niet alles uit en ging weer zitten maar op zei dat hij alles uit moest doen. Hij moest toen van [verdachte] een selfie maken van zijn hele naakte lichaam. Dit moest hij met zijn eigen toestel doen en met het toestel van [medeverdachte 1] . (…)
V: Had [aangever] de kans om te weigeren?
A: Ik denk niet dat hij de kans had om te weigeren. Hij heeft twee keer van [medeverdachte 2] een klap gehad in zijn gezicht met vlakke hand. Dus hij moest dit wel doen.
V: Wat was de achterliggende gedachte van deze naaktfoto’s met andere woorden wat was het doel hiervan?
A: [verdachte] zei dat als hij zou gaan praten dan zouden de foto’s verspreid worden.
V: Wat was over dat uitkleden van tevoren afgesproken?
A; Hier was niets over afgesproken. Dit wist ik ook niet.
V; Dan wordt er een bedrag van 25.000 euro neergelegd bij [aangever] , dat hij dit moet betalen. Hoe wordt hem dit duidelijk gemaakt?
A: [medeverdachte 2] zegt dat anders het huis van zijn ouders in de brand wordt gestoken en dat ze zijn bedrijf in de brand gaan steken. [medeverdachte 2] zei ook dat ze zijn kop er af zouden snijden en dat de foto’s verspreid zouden worden. Op dat moment was [aangever] al weer aangekleed. [medeverdachte 1] is ook nog in de kamer geweest op het moment dat [aangever] naakt was. [verdachte] heeft op enig moment gezegd dat hij zich weer mocht aankleden. (…)