ECLI:NL:RBOVE:2021:764

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
08/952725-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door bedreiging en geweld met meerdere verdachten

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige vrouw, die samen met medeverdachten betrokken was bij een poging tot afpersing. De verdachte heeft een man naar haar woning gelokt, waar hij door haar en haar medeverdachten werd bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten een gezamenlijk plan hadden gesmeed om de man te dwingen tot betaling van een geldbedrag. Tijdens de confrontatie in de woning werd de man geslagen, gedwongen zich uit te kleden en moest hij naaktfoto's van zichzelf maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet zelf geweldshandelingen had verricht, maar dat zij wel bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat geweld zou worden gebruikt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 257 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge leeftijd en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952725-18 (P)
Datum vonnis: 5 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Veelders en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. S.M. Kurvers, advocaat te Roermond, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte tezamen met een ander of anderen:
feit 1:[aangever] heeft afgeperst dan wel afgedreigd voor een bedrag van € 5000,-, dan wel dat verdachte aan één van voornoemde feiten medeplichtig is geweest;
feit 2:heeft geprobeerd [aangever] af te persen voor een bedrag van € 25.000,-;
feit 3:[aangever] heeft belet naar de politie te gaan en aangifte te doen,
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot 10 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten 5000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die
[aangever] toebehoorde, door:
- die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Wat maak jij mij nou, met mijn vriendin naar bed gaan, ik heb nu dikke ruzie. Je denkt dat je met [verdachte] appt, maar kijk ik ben het", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of vervolgens die [aangever] een bericht te sturen via Instagram, althans een (social) media kanaal, van die [verdachte] , en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) niet eerder weg zou gaan dan dat hij (die [medeverdachte 1] ) geld zou krijgen en/of (vervolgens) die [aangever] te bewegen om te gaan pinnen, en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 10.000 euro wilde hebben en/of vervolgens tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 5000 euro wilde hebben en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat als hij niet zou betalen hij (die [medeverdachte 1] ) die [aangever] en het bedrijf van die [aangever] "kapot zou maken" en/of tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) met zijn vrienden zou komen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot 10 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, te weten dat verdachte seks heeft gehad dan wel seksuele handelingen heeft verricht bij een of meer minderjarigen,
[aangever] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten 5000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde, door:
- die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Wat maak jij mij nou, met mijn vriendin naar bed gaan, ik heb nu dikke ruzie. Je denkt dat je met [verdachte] appt, maar kijk ik ben het", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of vervolgens die [aangever] een bericht te sturen via Instagram, althans een (social) media kanaal, van die [verdachte] , en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) niet eerder weg zou gaan dan dat hij (die [medeverdachte 1] ) geld zou krijgen en/of (vervolgens) die [aangever] te bewegen om te gaan pinnen, en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 10.000 euro wilde hebben en/of vervolgens tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 5000 euro wilde hebben en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat als hij niet zou betalen hij (die [medeverdachte 1] ) die [aangever] en het bedrijf van die [aangever] "kapot zou maken" en/of tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) met zijn vrienden zou komen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot 10 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten 5000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde, door:
- die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Wat maak jij mij nou, met mijn vriendin naar bed gaan, ik heb nu dikke ruzie. Je denkt dat je met [verdachte] appt, maar kijk ik ben het", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of vervolgens die [aangever] een bericht te sturen via Instagram, althans een (social) media kanaal, van die [verdachte] , en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) niet eerder weg zou gaan dan dat hij (die [medeverdachte 1] ) geld zou krijgen en/of (vervolgens) die [aangever] te bewegen om te gaan pinnen, en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 10.000 euro wilde hebben en/of vervolgens tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 5000 euro wilde hebben en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat als hij niet zou betalen hij (die [medeverdachte 1] ) die [aangever] en het bedrijf van die [aangever] "kapot zou maken" en/of tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) met zijn vrienden zou komen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot 10 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- die [medeverdachte 1] toegang te verschaffen tot haar (verdachtes) telefoon en/of die [medeverdachte 1] haar (verdachtes) telefoon te laten gebruiken, en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte 1] toegang te verschaffen tot haar (verdachtes) Instagramaccount en/of die [medeverdachte 1] haar (verdachtes) Instragramaccount te laten gebruiken, en/of
- ( vervolgens) waardoor die [medeverdachte 1] zich richting die [aangever] voor kon
doen als ware verdachte;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, terzake dat
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot 10 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, te weten dat verdachte seks heeft gehad dan wel seksuele handelingen heeft verricht bij een of meer minderjarigen, [aangever] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten 5000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde, door:
- die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Wat maak jij mij nou, met mijn vriendin naar bed gaan, ik heb nu dikke ruzie. Je denkt dat je met [verdachte] appt, maar kijk ik ben het", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of vervolgens die [aangever] een bericht te sturen via Instagram, althans een (social) media kanaal, van die [verdachte] , en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) niet eerder weg zou gaan dan dat hij (die [medeverdachte 1] ) geld zou krijgen en/of (vervolgens) die [aangever] te bewegen om te gaan pinnen, en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 10.000 euro wilde hebben en/of vervolgens tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) 5000 euro wilde hebben en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] te zeggen dat als hij niet zou betalen hij (die [medeverdachte 1] ) die [aangever] en het bedrijf van die [aangever] "kapot zou maken" en/of tegen die [aangever] te zeggen dat hij (die [medeverdachte 1] ) met zijn vrienden zou komen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei
2018 tot 10 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door:
- die [medeverdachte 1] toegang te verschaffen tot haar (verdachtes) telefoon en/of die [medeverdachte 1] haar (verdachtes) telefoon te laten gebruiken, en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte 1] toegang te verschaffen tot haar (verdachtes) Instagramaccount en/of die [medeverdachte 1] haar (verdachtes) Instragramaccount te laten gebruiken, en/of
- ( vervolgens) waardoor die [medeverdachte 1] zich richting die [aangever] voor kon doen als ware verdachte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2018 tot en met 27 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten 25.000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [aangever] eenmaal dan wel meermaals met de hand, dan wel met de vuist op de (rechter)wang, dan wel in het gezicht geslagen, dan wel gestompt, en/of
- ( vervolgens) die [aangever] bevolen zijn zakken leeg te maken en/of die [aangever] gefouilleerd en/of die [aangever] bevolen zich uit te kleden, en/of
- ( vervolgens) die [aangever] bevolen (naakt)foto's van zichzelf te maken, en/of
- ( vervolgens) die [aangever] bevolen dan wel gedwongen een drank (met hoog alcoholpromillage) te drinken, en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever] gezegd dat als die [aangever] de afspraken niet nakomt dat die [aangever] zijn bedrijf kapot zal worden gemaakt en/of dat die [aangever] zijn huis, dan wel zijn ouders hun huis in brand zal worden gestoken en/of dat die [aangever] zijn ballen eraf zouden worden gesneden, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2018 tot en met 27 augustus 2018, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [aangever] , door bedreiging met smaad en/of smaadschrift gericht tegen die [aangever] , heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten die [aangever] te beletten naar de politie te gaan dan wel aangifte te doen, door tegen die [aangever] te zeggen dat indien hij naar de politie gaat zij (verdachten) de (naakt)foto's (van die [aangever] ) zullen verspreiden en/of dat verdachte [verdachte] aangifte zal doen van verkrachting, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De tenlastelegging onder 3 is toegespitst op het in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omschreven delict dat in gewoon taalgebruik ook wel "dwang" wordt genoemd. Verdachte wordt verweten dat zij dit delict in of omstreeks de periode van 10 augustus 2018 tot en met 27 augustus 2018 heeft gepleegd. Dwang is een klachtdelict. Vervolging kan dientengevolge slechts plaatsvinden op grond van een tijdig door de klachtgerechtigde ingediende klacht. Dit geldt ook voor het delict afdreiging dat verdachte onder feit 1 subsidiair en nog meer subsidiair ten laste is gelegd.
Uit artikel 66, eerste lid, Sr volgt dat dat een klacht binnen drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit moet worden ingediend. Aangever heeft pas op 18 december 2018 een (eerste) klacht ingediend tegen verdachte met het verzoek om tot vervolging over te gaan. De klachttermijn is dus overschreden. Op grond van het dossier en het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat vervolging voor voornoemde feiten zou worden ingesteld. In zoverre kan de aangifte niet mede als klacht worden opgevat, noch kan daar een klacht in worden gelezen. Het openbaar ministerie kan daarom niet worden ontvangen in de vervolging ter zake van het onder 1 subsidiair, nog meer subsidiair en 3 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie voor het overige ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en dat zij voor het onder 2 ten laste gelegde moet worden veroordeeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit en zich met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het onder 1 primair en meer subsidiair ten laste gelegde
Op grond van de stukken stelt de rechtbank vast dat verdachte in april of mei 2018 tegen betaling seks heeft gehad met aangever. Toen zij dat aan haar toenmalige vriend (medeverdachte [medeverdachte 1] ) vertelde, werd hij boos op aangever. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] zich voorgedaan als verdachte door met haar telefoon berichten naar aangever te sturen en heeft hij in die schijnhoedanigheid een afspraak met aangever gemaakt. Bij de daaropvolgende ontmoeting is aangever onder bedreiging gedwongen om € 5.000,- aan [medeverdachte 1] af te staan. Aangever heeft dit bedrag in de daaropvolgende weken daadwerkelijk betaald door telkens
€ 500,- in een enveloppe door de brievenbus van verdachte te doen. Verdachte heeft hiervan meegeprofiteerd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken weliswaar volgt dat verdachte ervan op de hoogte was dat [medeverdachte 1] een afspraak met aangever had gemaakt en dat zij begreep dat een onaangenaam gesprek tussen hen zou plaatsvinden, maar dat daaruit niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte ook wist dat [medeverdachte 1] aangever zou dwingen tot de afgifte van geldbedragen door hem te bedreigen. Nu niet kan worden bewezen dat verdachte opzet (ook niet in de zin van het aanvaarden van de reële kans) had op, kortgezegd, het onder dreiging afhandig maken van geld van aangever, dient verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte verwachte ‘onaangename gesprek’ onvoldoende verband houdt met de uiteindelijk door [medeverdachte 1] gepleegde afpersing, waardoor zij ook moet worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte en haar medeverdachten voorafgaand aan de avond van 13 augustus 2018 een gezamenlijk plan hebben gesmeed om aangever naar de woning van verdachte te lokken, hem daar onverhoeds met een numerieke meerderheid te confronteren en hem een fors geldbedrag afhandig te maken.
Dit plan hebben zij vervolgens op 13 augustus 2018 gezamenlijk uitgevoerd en daarbij is aangever in de woning meerdere keren geslagen en bedreigd. Hij moest zijn zakken legen en werd gefouilleerd. Daarna is hij gedwongen zich uit te kleden en foto's van zichzelf te maken. Ook moest hij sterke alcoholhoudende drank drinken. Na 13 augustus 2018 vond tussen verdachte en haar mededaders onderlinge afstemming plaats over het ontvangen van het geld. Gelet op het gezamenlijk overleg voorafgaand aan, op en na de avond van
13 augustus 2018 hebben verdachte en haar medeverdachten in bewuste en nauwe samenwerking gehandeld.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting de hiervoor beschreven gang van zaken bevestigd voor zover zij daarbij aanwezig is geweest of in een naastgelegen vertrek in de woning heeft kunnen horen wat zich rond aangever heeft afgespeeld. Verder heeft zij ter terechtzitting verklaard dat het op 13 augustus 2018 uit de hand is gelopen. De rechtbank begrijpt dat zij zich op het standpunt heeft gesteld dat zij het door haar medeverdachten toegepaste geweld en de bedreigingen met geweld niet heeft voorzien en dat haar opzet daarop niet was gericht.
Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte zelf geweldshandelingen heeft verricht of dat zij bedreigingen in de richting van aangever heeft geuit. Naar het oordeel van de rechtbank ligt evenwel in het hiervoor beschreven plan van verdachten besloten dat bij de uitvoering ervan rekening moest worden gehouden met het toepassen van intimidatie en geweld ter verwezenlijking van het doel.
Daar komt bij dat verdachte zich op 13 augustus 2018 en in de periode daarna op geen enkel moment van de bedreigingen en het geweld heeft gedistantieerd en dat zij in de opbrengst van het misdrijf wilde delen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de bedreigingen en het geweld voor haar kennelijk geen aanleiding zijn geweest om van het eerder overeengekomen plan af te zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedreigingen en het geweld, zoals die zich hebben voorgedaan, zouden plaatsvinden. Haar (voorwaardelijk) opzet was dan ook mede op deze gedragingen gericht. Deze gedragingen vormen een begin van uitvoering van afpersing. Het delict is slechts niet voltooid, omdat aangever het geldbedrag nooit heeft betaald.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
zij in de periode van 10 augustus 2018 tot en met 27 augustus 2018, te Hardenberg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten 25.000 euro, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde, immers hebben verdachte en haar mededaders:
- die [aangever] meermaals met de hand op de rechterwang geslagen en
- vervolgens die [aangever] bevolen zijn zakken leeg te maken en die [aangever] gefouilleerd en die [aangever] bevolen zich uit te kleden, en
- vervolgens die [aangever] bevolen naaktfoto's van zichzelf te maken, en
- vervolgens die [aangever] gedwongen een drank met hoog alcoholpromillage te drinken, en
- vervolgens tegen die [aangever] gezegd dat als die [aangever] de afspraken niet nakomt dat die [aangever] zijn bedrijf kapot zal worden gemaakt en dat die [aangever] zijn huis, dan wel zijn ouders hun huis in brand zal worden gestoken en dat die [aangever] zijn ballen eraf zouden worden gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en zal haar daarvan vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 317 juncto 312 en 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en ambulante begeleiding zolang de reclassering dit nodig acht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan het reeds ondergane voorarrest op te leggen. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, betoogd dat rekening moet worden gehouden met de rol die verdachte bij het feit heeft gespeeld, haar persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [aangever] . Verdachte heeft aangever onder valse voorwendselen naar haar woning gelokt, waar zij en haar mededaders hem hebben opgewacht. Direct nadat aangever in de woning werd geconfronteerd met een numeriek overwicht van verdachte en haar mededaders, is hij tegen zijn hoofd geslagen en is hem belet de woning te verlaten. Aangever is gedwongen zich uit te kleden, waardoor hij in een bijzonder kwetsbare en vernederende positie is gebracht. Ook is hij meermalen geslagen, bedreigd en gedwongen sterke alcoholhoudende drank te drinken. Kennelijk hebben verdachte en haar mededaders daarbij alleen gedacht aan geld en zich niet bekommerd om de belangen van aangever. Voor aangever moet deze ervaring bijzonder intimiderend, bedreigend en beangstigend zijn geweest. Door haar handelen heeft verdachte niet alleen een forse inbreuk gemaakt op zijn geestelijke en fysieke integriteit, maar ook op zijn privacy en bewegingsvrijheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Het betreft een zeer ernstig misdrijf, waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden gerechtvaardigd is.
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde net achttien jaar oud. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 28 december 2020 van verdachte blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en ook nadien niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Het dossier bevat een - enigszins gedateerd - rapport van het psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door drs. T. Smits, GZ-psycholoog, op 2 december 2018.
Daaruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van zich ontwikkelende borderline trekken binnen de persoonlijkheid. Hiervan was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde ook sprake. Het is echter onduidelijk in hoeverre deze gebrekkige ontwikkeling de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. Ten aanzien van het recidiverisico merkt de rapporteur op dat afhankelijkheid binnen relaties, angst voor verlating, (onderdrukte) woede en mogelijk neiging tot manipulatie elementen kunnen zijn die de kans op recidive verhogen. De beschermende factoren van verdachte zijn dat zij zich inzet voor haar kinderen, schuldgevoelens ervaart en openstaat voor de huidige begeleiding. Volgens de rapporteur speelden de financiële problemen en behoeftes een belangrijke rol in het ten laste gelegde. Deze financiële problemen verhogen de kans op recidive. Ondanks dat niet vastgesteld kan worden dat de pathologie doorgewerkt heeft in de ten laste gelegde feiten, meent de psycholoog dat het ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling wenselijk is een behandeling op te leggen om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling bij te sturen, waarbij een voorwaardelijke detentie als stok achter de deur in overweging wordt gegeven.
Uit een advies van Reclassering Nederland van 17 januari 2019 komt onder meer naar voren dat verdachte een belaste jeugd heeft gekend met een onveilige thuissituatie en meerdere uithuisplaatsingen. De reclassering herkent in grote lijnen de door de psycholoog opgetekende psycho-sociale problematiek. Verder is in het rapport opgetekend dat verdachte gaandeweg het toezicht - in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis - meer schuldbewust is geworden en spijt heeft getoond voor haar eigen handelen. Zij heeft zich begeleidbaar opgesteld. De reclassering acht de kans op herhaling laag en adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, bestaande uit - onder meer - behandeling en begeleiding.
Ter terechtzitting is meer recente informatie over de persoon van verdachte naar voren gekomen. Zij heeft twee kinderen en is met de vader van de kinderen (tevens medeverdachte) nog bezig de voogdij en een omgangsregeling (juridisch) vorm te geven. Verdachte beschikt over een beperkt sociaal netwerk en ervaart vooral steun van haar moeder. In het geval van een lange detentieperiode lijk adequate vervangende opvang voor haar kinderen niet voorhanden. Via jeugdzorg krijgt zij praktische ondersteuning bij de opvoeding. Verdachte is verder werkzoekend en om haar bewegingsvrijheid te vergroten is zij begonnen met rijlessen. Zij heeft verklaard behandeling en (verdere) ondersteuning te kunnen gebruiken om haar persoonlijkheid te verstevigen en daarvoor open te staan.
De rechtbank heeft tot slot geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden en heeft daarmee - evenals de officier van justitie heeft gedaan blijkens de toelichting op haar eis - in strafmatigende zin rekening gehouden bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden en voormelde termijnoverschrijding is de rechtbank van oordeel dat een langere detentieperiode dan verdachte reeds in voorarrest heeft ondergaan het belang van de samenleving noch dat van verdachte en haar kinderen zou dienen. De rechtbank zal daarom de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperken tot de tijd die zij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte behandeling ondergaat en op sociaal-maatschappelijk gebied de ondersteuning krijgt die zij nodig heeft. Zij zal daarom naast het onvoorwaardelijke deel van de straf een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden (240 dagen) opleggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van ambulante behandeling en het verlenen van medewerking aan ambulante begeleiding. Om voldoende recht te doen aan de ernst van het feit acht de rechtbank verder een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
ontvankelijkheid
-verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging inzake het onder 1 subsidiair, 1 nog meer subsidiair en 3 ten laste gelegde.
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
het misdrijf: poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
257 (tweehonderdzevenenvijftig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
240 (tweehonderdveertig)
dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, en zich blijft melden zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Transfore of een soortgelijke zorginstelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- haar medewerking verleent aan ambulante begeleiding door Trias of een soortgelijke dienstverlener/zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mrs. M. van Bruggen en R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2021.
Buiten staat
Mr. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen [1]
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 15 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1-5):

Afgelopen vrijdag 10 augustus kreeg ik opeens berichtjes via Whatsapp van [verdachte] , het nummer waarmee die appjes zijn verstuurd is [telefoonnummer 1] , ik heb dat nummer op mijn telefoon opgeslagen onder de naam van [verdachte] . Zij berichte mij dat zij de relatie uit had en dat ze het allemaal zo erg vond wat er allemaal gebeurd was, maar dat zij onder druk werd gezet. Eerst was ik nog een beetje wantrouwig, maar toen stuurde zij mij een foto via Snapchat en daardoor geloofde ik dat het [verdachte] zelf was. Zij wilde graag afspreken om het goed te maken en er over te praten. (…) Ik ben vervolgens op maandag 13 augustus om 20.15 uur naar haar huis gegaan. (…) Op een gegeven moment moest zij naar de WC. Ik denk dat dit ongeveer 21.15 uur was. (…) Vrijwel gelijk toen [verdachte] weg was gegaan kwamen er drie mannen binnen, waaronder [medeverdachte 1] . Ik kende die andere twee mannen niet. (…) De ene noemde ze [medeverdachte 3] (…) [medeverdachte 1] ging toen heel stoer op een stoel zitten met een sigaret in zijn mond. Die zei de hele tijd niets. (…) Toen die mannen binnen kwamen zat ik op de bank. Ik stond gelijk op en vroeg wat dit was en wat er aan de hand was. Ik kreeg gelijk een klap op mijn rechter wang. Dit deed die jongen met die krulletjes. Dit deed hij met zijn platte hand. Ik voelde gelijk een pijnscheut. Die man zei gelijk dat ik mijn zakken moest leeg maken. (...) Die [medeverdachte 3] fouilleerde mij. Toen moest ik mijn shirt uit doen. (…) Daarop kreeg ik gelijk weer een klap van die [medeverdachte 3] , hij sloeg mij ook met de platte hand op mijn rechter wang. Die klap was zo hard dat het erg zeer deed en ik op dat moment zelfs even niets hoorde. Toen moest ik mijn schoenen, broek en sokken uit doen. En daarna moest ik mijn onderbroek ook uittrekken. Dit deed ik omdat zij behoorlijk dreigend overkwamen en mij in elkaar zouden slaan als ik dat niet deed. Toen moest ik zelf foto’s maken van mijzelf met een telefoon die ik van die man met die krulletjes kreeg. (…) Zij hadden mijn telefoon ook. Daar moest ik toen ook een paar selfies mee maken. (…) als het niet goed was, dan zouden ze mij slaan. Ook moest ik een drankje opdrinken. Daarin zat een hoog promillage met alcohol. Ze hebben mij dat drankje min of meer in de mond gegoten. (…) Die man met de krulletjes zei toen dat het weer opgelost moest worden en dat ik 25000 euro moest betalen. (…) Ze zeiden dat er betaald moest worden op 27 augustus om 19.00 uur op de parkeerplaats van de Boshoek. Dit moest contant. Als ik dat niet zou doen, dan zouden ze mijn bedrijf kapot maken, dan zou [medeverdachte 3] mijn ballen eraf snijden en moest ik [medeverdachte 3] vragen of hij niet mijn huis in de fik wilde steken. (…) Wat ik wel bijzonder vond was dat op het moment dat ik daar naakt stond [verdachte] ook weer binnen kwam. Zij ging achter de stoel staan waar [medeverdachte 1] op zat. Ik vroeg aan [verdachte] wat dit allemaal was. Vervolgens kreeg ik gelijk weer een klap op mijn rechter wang van die [medeverdachte 3] . (…) Die mannen hadden ook gezegd dat ik niet naar de politie mocht gaan, omdat ze dan de foto’s openbaar zouden maken. Ook zou [verdachte] aangifte tegen mij doen van verkrachting. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] van 29 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 29-32):
(…) V: Ik wil je nu een foto laten zien met de vraag of jij deze jongen herkent?
OV: Aangever wordt de foto getoond van verdachte [medeverdachte 2] geboren [geboortedatum 2]
. Deze wordt als bijlage A bij zijn verklaring gevoegd.
A; Ja, deze jongen herken ik. Hij was erbij in de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] op de avond
dat ze me hebben mishandeld en hebben aangegeven dat ze geld van me wilden hebben. Dit
is de jongen die de hele tijd aan het woord was en mij de eerste klap heeft gegeven die
maandag. Deze jongen gaf ook de commando’s dat ik mij moest uitkleden. Tussendoor vroeg
deze jongen nog een keer aan [medeverdachte 1] of het zo oké was. Hij gaf ook aan dat ik nadat ik
uitgekleed was de foto’s van mijzelf moest maken. Hij gaf aan dat ik moest lachen op de
momenten dat ik de foto’s van mijzelf maakte. Als ik naar mij zelf kijk op de foto zie ik ook
dat ik gespannen was. Wat ik mij trouwens wel herinner is dat hij een bril op had en dat
heeft hij nu niet op deze foto. Van deze jongen moest ik een sterk alcoholisch drankje
drinken. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet wilde maar daarna hield hij het glas tegen mijn
mond en moest ik het in één keer opdrinken.
V: Wie heeft bij jou aangegeven dat het geldbedrag de 25.000 euro betaald moest worden?
A: Dat was deze jongen ook. Hij gaf aan dat als ik niet betaalde [medeverdachte 3] , de andere jongen
mijn huis in de fik zou steken en mijn ballen er af zou snijden. (…)
V: Dan wil ik je nu nog een foto laten zien. In hoeverre herken jij de persoon op de foto?
A: Dit is de andere jongen die er bij was.
OV: Aangever wordt de foto getoond van verdachte [medeverdachte 3] geboren [geboortedatum 3] .
Deze wordt als bijlage B bij zijn verklaring gevoegd.
V: Wat was de rol van deze jongen?
A: Dit was de jongen die [medeverdachte 3] werd genoemd. Zijn rol was dat hij stoer naast mij stond en
op het moment dat ik in hun ogen iets verkeerds deed of zei dan sloeg hij mij in mijn gezicht.
V: Op welke manier sloeg hij jou?
A: Hij sloeg mij met de platte hand in mijn gezicht. Ik kreeg van hem de klappen op mijn
rechterwang. (…)
V: Hoe vaak heeft deze jongen jou geslagen?
A: Ik denk 3 of 4 keer. Eén van de klappen was zo hard dat ik ook even niets hoorde. (…)
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 70-71):

(…) Aangever verklaarde, dat [verdachte] contact met hem opnam met het telefoonnummer: [telefoonnummer 1] . Van [medeverdachte 1] kreeg hij berichten via het telefoonnummer: [telefoonnummer 2] . Hij gaf aan, dat zijn eigen telefoonnummer [telefoonnummer 3] is. Aangever zou op maandag 27 augustus 2018 25.000 euro moest betalen, nadat hij al 5000 euro had betaald. (…) Door het onderzoeksteam werd het telefonische verkeer van de telefoonnummers van beide verdachten opgenomen en uitgeluisterd. Uit de gesprekken die gevoerd werden, werd duidelijk, dat deze verdachten in contact staan met de aangever en dat zij kennelijk degenen zijn die het geld zouden ontvangen. Tussen 25 augustus 2018 en 27 augustus 2018 werden verschillende telefoongesprekken gevoerd en SMS-berichten verzonden van en naar genoemde nummers. (…) Sessie nummer 152, SMS tussen het nummer [telefoonnummer 1] (staat op naam van [naam 2] , de moeder van [verdachte] ) en het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . De datum van deze SMS is: 25 augustus 2018, te 2:54:09 uur. Inhoud gesprek: Hey: D heeft het geld al bij elkaar. Optie om morgen met hem af te spreken? Mail net met hem. (…) Er zijn meerdere gesprekken tussen het nummer van [medeverdachte 1] en het nummer van de onbekende man, [telefoonnummer 4] . Hieruit blijkt, dat de onbekende aangeeft wat [medeverdachte 1] tegen de aangever moet zeggen. [medeverdachte 1] neemt vervolgens contact op met de aangever en geeft dat weer door aan de onbekende man. [medeverdachte 1] zegt tegen de onbekende: jullie krijgen er meer voor dan wij en ik moet alles maar regelen. (…)

4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 27 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 166-175):
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] spraken ons aan dat ze ook gehoord hadden wat ik gedaan had en dat [aangever] dit met veel meer meisjes deed. De jongens spraken onderling met elkaar dat ze
vonden dat [aangever] wel een keer aangesproken en bang gemaakt mocht worden in verband
met zijn gedrag. Ik vond het goed, want ik vond ook dat het moest stoppen wat [aangever]
deed. We hebben toen afgesproken dat ik gewoon zou door sms-en met [aangever] . Ik heb via whatsapp een datum en tijd afgesproken met [aangever] . Dit was maandag 13 augustus om 20.15 uur. Ik had gezegd dat ik niet meer met [medeverdachte 1] samen was. Ik heb eerst met hem alleen gezeten en toen ben ik naar de wc gegaan en zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de kamer ingegaan. Ik wist ook dat zij naar [aangever] zouden gaan. Ik ben in de badkamer gaan zitten met de deur op slot. Tijdens mijn gesprek met [aangever] waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op de kamer van [naam 3] . (…) Ik wist dat er dingen gebeurden die niet goed waren en wilde niet dat mijn dochter erbij was. (…) Ik hoorde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de kamer ingaan. Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen tegen [aangever] dat hij zijn afspraken niet na kwam. Hiermee bedoelde hij de afspraak om geen contact met mij te hebben. (…) [medeverdachte 2] kwam de mobiel van [aangever] bij mij brengen. Ik moest in de telefoon kijken of [aangever] met meer meisjes zoals mij contact had. Dit heb ik ook gedaan. (…) Ik heb met mijn mobiel foto’s gemaakt van gesprekken die ik erg vond. Dit moest ik van [medeverdachte 2] doen. Ik moest zoeken naar een naaktfoto van [aangever] maar die heb ik niet gevonden. Ik moest ook mijn mobiel aan [medeverdachte 2] geven zodat [aangever] met mijn mobiel
naaktfoto’s van zichzelf moest maken. Ik heb [aangever] ook naakt in de kamer zien staan.
V: Wat is er verder gebeurd?
A: Ik had door dat het uit de hand liep. Ik hoorde dat [aangever] geslagen werd.(…)
[medeverdachte 2] kwam bij mij, ik moest mee naar de kamer en bevestigen tegen [aangever] dat ik
aangifte wilde doen van ons seksuele contact toen ik 12 was. Ik zag [aangever] naakt in de kamer staan. Ik had door dat het uit de hand liep. Ik vond het heel heftig. Ik vond echt dat het
te ver ging. (…)
V: Je wist wat de bedoeling was?
A: Niet van zoveel geld en niet van het slaan. We waren allemaal heel blij dat [aangever] dit wilde betalen. [medeverdachte 1] en ik zouden 6,5 duizend euro krijgen en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de rest. [aangever] zou 30.000 euro moeten betalen. (…)
V: Je gaf aan dat er een herinneringsmail gestuurd moest worden naar [aangever] over de
betaling? Wanneer is die verstuurd?
A: Ongeveer een week nadat hij bij ons in de woning was op die l3de augustus. (…) Nu ik er op terug kijk hebben [medeverdachte 1] en ik eigenlijk alles gedaan voor [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij zeiden dat we een nep account email aan moesten maken, zij zeiden dat we met [aangever] moesten afspreken. Wij hebben met onze eigen nummer contact met [aangever] gehad. [medeverdachte 3] heeft gewoon een Lebara kaartje in een Nokia en dat is niet eens zijn eigen nummer.
V: Wat is het eigen nummer van [medeverdachte 3] ?
A: Die staat in mijn telefoon, het eindigt met [nummer] . (…)
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 28 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 176-183):
V: We tonen je nu een foto, wie is dit?
A: Dit is [medeverdachte 3] .
V: Weet je zijn volledige naam?
A: [medeverdachte 3] .
O: De foto zal als bijlage 1 bij dit verhoor worden gevoegd.
V: We tonen je nog een foto, wie is dit?
A: Dat is [medeverdachte 2]
O: De foto zal als bijlage 2 bij dit verhoor worden gevoegd. (…) Zo hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het te horen gekregen en ik heb ook tegen hen mijn verhaal gedaan hoe het echt gebeurd was. Zij vonden het ook meer een viezerik en wilden hem op zijn gedrag aanspreken zodat hij
niet meer een jonge meisjes zou zitten. Wij vonden dat ook. (…)
V: Wat had je met hem afgesproken?
A: Dat hij bij mij langs zou komen.
V: Wat had je gezegd over [medeverdachte 1] ?
A: Dat de relatie voorbij was.
V: Maar ik neem aan dat de reden dat je [aangever] naar je woning liet komen, hij aangesproken zou worden toch?
A: Ja. (…) Ik ben naar de WC gelopen zoals we hadden afgesproken. (…)
V: Wie zijn idee was het om [aangever] 25.000 euro te laten betalen en hoe is dat gegaan?
A: Dat weet ik niet, ik denk van hun, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Wij zouden 15% krijgen maar [medeverdachte 1]
vond dat oneerlijk omdat het in ons huis was gebeurd. Alles ging via ons en daar ging
[medeverdachte 1] niet mee akkoord.
V: Wat is er toen afgesproken?
A: Toen kregen wij 6500 euro en zij de rest. (…) [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] kwamen er rond 19:00 uur aan.
V: Hoe laat kwam [aangever] ?
A: om 20:15 uur.
V: Hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verteld wat ze gingen doen en wat deed [medeverdachte 1] ?
A: [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij hem alleen ging vertellen dat [aangever] zich niet aan de afspraken had gehouden maar verder zou hij niets doen. (…) Ik vond [medeverdachte 3] al opgefokt toen hij binnen was. Hij liep mijn hele huis door en was heel zenuwachtig. Ik hoorde ook dat hij zei dat hij hem in elkaar ging slaan. (…)
V: [aangever] heeft niets verklaard over dat [medeverdachte 2] tegen hem heeft gezegd dat jij aangifte zou doen en dat jij hierop ja hebt gezegd. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat heb ik zeker wel gezegd, daarmee doelde ik op wat er was gebeurd toen ik 12 jaar oud was. (…)
V: Wie heeft die herinneringsmail naar [aangever] gestuurd?
A: Dat heb ik gedaan. Ik had een nieuw account aangemaakt via hotmail en het via daar
naar [aangever] gestuurd. (…)
V: Vervolgens wordt er een sms gestuurd met daarin de naam [medeverdachte 3] . Wie is [medeverdachte 3] ?
A: Dat is ook [medeverdachte 3] , ik weet niet waarom hij zo heet. Hij typte berichten met mijn
telefoon naar [aangever] die nacht, 25 augustus, dat hij heeft hij gedaan en hij heeft de
laatste ondertekend met de naam [medeverdachte 3] . (…)
V; Wat vind je ervan dat jullie iemand zoveel geld afhandig maken?
A: (…) Achteraf was ik ook blij met het geld en heb ik het niet geweigerd, daar ben ik eerlijk in, ik kan het goed gebruiken. (…)
6. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 27 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 210-217):
(…) A: Het gaat om [aangever] . Daarvoor werd [verdachte] gedwongen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] om berichten te sturen naar [aangever] om elkaar te ontmoeten. Hier wist ik wel van af maar ik heb hier niets mee te maken gehad. [verdachte] en ik werden eigenlijk gedwongen om [aangever] berichten te sturen om er voor te zorgen dat [aangever] bij ons kwamen. Het gaat om [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Er is gepraat met [aangever] . [aangever] is bij ons langs gekomen. [verdachte] heeft toen met [aangever] gepraat. [verdachte] is toen naar het toilet gegaan en toen kwamen wij binnen en mij wij bedoel ik [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en ik. Ik ben toen ook nog een paar keer de kamer uitgelopen. Die jongens bedreigden [aangever] en die hebben hem op de bank neergezet en hem bedreigd met allerlei dingen. [medeverdachte 2] heeft [aangever] niet geslagen maar [medeverdachte 3] wel. Dit heb ik gezien. (…)
V: Wat is jouw rol geweest?
A: Ik volgde de opdrachten van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op. Zij vertelde mij wat ik moest doen. Alleen [medeverdachte 3] belde of ik belde hem. (…)
V: Wat bracht jouw dit uiteindelijk dan?
A: Het bracht mij ook een centje op.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Volgens mij ging het om een bedrag van 25.000 en ik zou daar 6.000 euro van krijgen. Dit is wel een leuk bedrag.
(…)
[medeverdachte 3] heeft mijn verhaal aan de jongens verteld. En toen vroeg [medeverdachte 3] aan mij kunnen we niet nog een keer geld bij hem weghalen. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet wilde. Later kwam [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2] en toen zijn wij er in meegegaan.
V; Wanneer was dat?
A: Dit was ongeveer twee weken geleden?
V: Waar hebben jullie elkaar dan voor het eerst gesproken?
A: Dat was bij [verdachte] thuis.
V: Op wiens initiatief was dat dan, dit bezoekje bij jullie thuis?
A: [medeverdachte 3] kwam langs met [medeverdachte 2] . Dit wist ik niet. Ze kwamen in de middag.
V: En toen?
A: Toen is er over gepraat wat we zouden gaan doen.
V: Wat zouden jullie dan gaan doen?
A; [aangever] zou bij ons langs komen aan de [adres 2] . Hij zou een gesprek hebben met [verdachte] . Dan zouden wij, [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en ik binnen komen vallen voor de schrik en toen gebeurde er van alles. Ze hebben hem geslagen.
V; Maar daar hebben we het niet over, [medeverdachte 1] . We hebben het met jou over de afspraken die jullie daar hebben gemaakt. Je hebt ons eerder verteld dat hij 25.000 euro zou betalen. Dat doe je niet zomaar. Hoe wilden jullie [aangever] zo ver krijgen dat hij ging betalen?
A: Oh, daar zou [medeverdachte 2] het woord voor gaan voeren. Hij zou hem gaan bedreigen. Hij heeft alleen niet gezegd hoe hij dat zou gaan doen.
V: Wat vond jij van dat plan?
A; Ik was het er mee eens.
V: Wie zaten hier bij in dat overleg?
A; [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en ik. (…)
V: Dat was het plan. Dan gaan we nu naar de uitvoering. Hoe wist [aangever] dat hij moest komen?
A; Door de berichten zijn verstuurd met [verdachte] haar toestel via de whatsapp. De berichten zijn verstuurd door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] met haar toestel.
V: Met welk bericht werd [aangever] gelokt?
A; Dat [verdachte] wilde praten met hem. [aangever] geloofde dat eerst niet omdat hij bang was dat ik het was. [verdachte] heeft toen een snapchat gestuurd met daarin een foto van haar en toen wist hij dat [verdachte] het was. (…)
V:; Hoe gaat het dan verder?
A: Hij is gekomen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] waren toen al bij ons. Wij zijn met zijn drieën in de babykamer van [naam 3] gaan zitten en hebben gewacht. [aangever] is bij ons binnen gekomen. (…) Nadat hij het huis heeft gezien dan gaan ze op de bank zitten en toen is [verdachte] naar de wc gegaan en toen zijn wij binnen gekomen.
V: Hoe wist jij dat je toen naar binnen kon?
A; We hadden het op deze manier afgesproken. Als zij naar de wc ging konden wij naar binnen komen. Ik kon horen dat ze naar de wc ging.
V: En toen?
A: We zijn de slaapkamer uitgelopen en naar de woonkamer gegaan. [medeverdachte 2] zei toen; he viezerik waar ben je mee bezig! [aangever] reageerde geschrokken. [aangever] zei toen; ik ga hier weg, ik bel de politie op. [medeverdachte 2] zei toen; dat ga je niet, je blijft hier. [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] gaf hem toen een klap. Ik heb dit niet gezien. [aangever] kreeg een harde klap in zijn gezicht met de platte hand. [aangever] moest toen van [medeverdachte 3] in de benen komen en [medeverdachte 3] heeft hem toen gefouilleerd. De telefoon van [aangever] is door [medeverdachte 2] naar [verdachte] gebracht en zijn heeft toen foto’s gemaakt van zijn toestel met alles wat er in stond. Dit heeft ze gedaan met haar mobiel en met die van mij. Dan moet [aangever] gaan zitten. Ik ben toen ook even naar [verdachte] gegaan. Op een gegeven moment kwam ik weer in de kamer. Ik zag dat de salontafel aan de kant was geschoven en [aangever] had een glas met wodka van [medeverdachte 2] gekregen. Ik zag de wodka op de tafel staan. Ik kwam toen weer binnen en ben in de stoel gaan zitten. [aangever] heeft zich toen uitgekleed in opdracht van [medeverdachte 2] .
V; Hoever heeft hij zich uitgekleed?
A: Helemaal.
V: Hoe zei [medeverdachte 2] dat dan?
A; [medeverdachte 2] zei op een dreigende manier dat hij dit moest doen. [aangever] deed eerst niet alles uit en ging weer zitten maar op zei dat hij alles uit moest doen. Hij moest toen van [medeverdachte 2] een selfie maken van zijn hele naakte lichaam. Dit moest hij met zijn eigen toestel doen en met het toestel van [verdachte] . (…)
V: Had [aangever] de kans om te weigeren?
A: Ik denk niet dat hij de kans had om te weigeren. Hij heeft twee keer van [medeverdachte 3] een klap gehad in zijn gezicht met vlakke hand. Dus hij moest dit wel doen.
V: Wat was de achterliggende gedachte van deze naaktfoto’s met andere woorden wat was het doel hiervan?
A: [medeverdachte 2] zei dat als hij zou gaan praten dan zouden de foto’s verspreid worden.
V: Wat was over dat uitkleden van tevoren afgesproken?
A; Hier was niets over afgesproken. Dit wist ik ook niet.
V; Dan wordt er een bedrag van 25.000 euro neergelegd bij [aangever] , dat hij dit moet betalen. Hoe wordt hem dit duidelijk gemaakt?
A: [medeverdachte 3] zegt dat anders het huis van zijn ouders in de brand wordt gestoken en dat ze zijn bedrijf in de brand gaan steken. [medeverdachte 3] zei ook dat ze zijn kop er af zouden snijden en dat de foto’s verspreid zouden worden. Op dat moment was [aangever] al weer aangekleed. [verdachte] is ook nog in de kamer geweest op het moment dat [aangever] naakt was. [medeverdachte 2] heeft op enig moment gezegd dat hij zich weer mocht aankleden. (…)
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 29 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 218-225):
V: Wie is da persoon op deze foto?
A: Dat is [medeverdachte 3] . Bijnaam [medeverdachte 3] .
O: Da foto wordt als bijlage 1 bij dit proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de persoon op deze foto?
A: Dat is [medeverdachte 2] .
O: De foto wordt als bijlage 2 bij dit proces-verbaal gevoegd. (…)
V: In een gesprek van 25-8-2018 om 11.27.58 uur met het nummer [telefoonnummer 4] zeg jij dat
de hij aangeeft dat hij het geld pas maandag op kan halen, jij zegt dan dat jij er niets van gelooft. Met wie bel je hier?
A: Dat is het nummer van [medeverdachte 3]
V: Wie bedoel je met hij die het geld pas maandag op kan halen?
A: [aangever] . (…)
V: Wie waren hier bij, bij dat voor-overleg in jullie woning?
A: Dat was [verdachte] , ik, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
V: Normaal verdeel je zo iets 50-50 of misschien in jullie geval deel je het door 3, maar nu zouden jullie 6.000 krijgen en die anderen 19.000 euro. Wij snappen die verdeling niet goed.
A: Dat weet ik ook niet goed. Die jongens hadden de macht in handen. Wij zouden 6500 euro krijgen. (…)
V: Je verklaarde dat [verdachte] is gedwongen om contact op te nemen met [aangever] . Hoe is
zij gedwongen en door wie dan?
A: Door [medeverdachte 3] . (…)
V: Van wie kwam het idee om het dan zo te doen?
A: Dat kwam van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Ze zeiden dat we [aangever] dan bij ons thuis moesten laten komen. Zij hadden ook bedacht dat [verdachte] dan eerst het gesprek met [aangever] zou hebben en dat ze dan naar de WC zou gaan en dat wij, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en ik dan binnen zouden komen. Dan zou [medeverdachte 2] het woord doen. Hij zou dan worden aangesproken waar hij mee bezig was en dat hij geld moest betalen. [medeverdachte 2] heeft de hele avond het woord gedaan. Als [aangever] dan wat deed wat [medeverdachte 3] niet aanstond dan gaf hij [aangever] met de platte hand een klap in zijn gezicht.
V: Hoe vaak is [aangever] geslagen?
A: Ik denk 4 of 5 keer. Dat deed [medeverdachte 3] . Het kan zijn dat de eerste klap van [medeverdachte 2] was maar dat weet ik niet meer. (…)
V: Er is tussentijds nog een mail gestuurd naar [aangever] , wat weet je daarvan?
A: Dat klopt, er is nog een mail gestuurd naar [aangever] met de herinnering dat hij moest betalen met een aantal naaktfoto’s erin van [aangever] en gesprekken die hij had met andere meiden. Deze mail heeft [verdachte] getypt. (…)
8. Het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 346-347):
(…) Tijdens de verhoren van verdachte [verdachte] en van verdachte [medeverdachte 1] kwam naar voren dat er op de mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte 1] een audiobestand zou staan waarop het gesprek van 13 augustus 2018, wat net voor het incident heeft plaatsgevonden, is te horen. Dit zou gaan om een gesprek dat verdachte [verdachte] heeft gehad met
aangever [aangever] . Ik verbalisant [verbalisant] heb dit gesprek in de telefoon opgezocht en beluisterd. Ik kan de volgende bevindingen daarover weergeven. (…)
Bij ongeveer 35 minuten en 30 seconden hoor ik vrouwelijke stem zeggen, ik ga even naar de WC hoor. Bij 36 minuten en 21 seconden hoor ik voetstappen en iemand zeggen: “ [aangever] , Volgens mij hebben wij andere afspraken gemaakt toch?” Ik verbalisant [verbalisant] herken deze stem als de stem van verdachte [medeverdachte 1] . Tegelijk hoor ik een stem zeggen: “Wat
een gezelligheid yo.” Deze stem ken ik omschrijven als met een Marokkaans accent en
zal ik stem 1 noemen. Ik hoor [aangever] de naam [verdachte] roepen. Vervolgens hoor ik stem 1 zeggen, wie is [verdachte] ? Is dat jou vriendin. Hierop hoor ik [aangever] zeggen, nee. [aangever] vraagt, Wat is dit? Waarop stem 1 zegt, wat is dit? Wie ben jij, hoe oud ben jij? Mag ik jouw ID-kaart even zien? Waarop [aangever] zegt, jij mag helemaal niets, ik ga naar huis. hierop zegt stem 1, jij gaat helemaal nergens heen. [aangever] zegt, wij moesten even wat bij praten. Stem 1 zegt, je hoeft helemaal niets, jij gaat helemaal nergens heen. [aangever] zegt, anders bel ik de politie. Stem 1 zegt op een harde toon, bel de politie, bel da politie, bel de?. Vervolgens hoor ik een harde klap en een seconde daarna hoor ik iemand “au” zeggen. Stem 1 zegt geef mij jou telefoon, geef mij jou telefoon. Jij gaat helemaal niemand bellen. Jij gaat zitten en jij gaat praten. Wat heb je bij je?
[aangever] zegt, niets. Stem 1 zegt, Ga staan, staan. Daarna hoor je wat geroezemoes nog een keer het woord sleutels en daarna hoor je stem 1 zeggen, leg alles wat je bij je hebt op tafel joh. Nu! Vervolgens hoor je weer geroezemoes en wat doffe klappen. Stem 1 zegt: “Dat is toch niet normaal jongen.” [aangever] zegt: “Zij nodigt mij uit, omdat jullie het uit zouden hebben, zij nodigt mij uit.” [medeverdachte 1] : “Volgens mij hebben wij hele andere afspraken gemaakt” Dit wordt nog een paar keer herhaald en op 38 minuten en 4 seconden stopt de opname.” (…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Districtsrecherche IJsselland, Onderzoek Berk, met Onderzoeksnummer ON1R018076. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.