10.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 primair het misdrijf: laster, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 primair bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
137 (honderdzevenendertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
120 (honderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 2](feit 2 primair): van een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam 2] , voor een deel van € 950,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 6](feit 2 primair): van een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam 6] , voor een deel van € 950,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.
Buiten staat
Mrs. Wentink en Eshuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier PL0600-2019381883 van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Midden van 4 september 2019. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 4 oktober 2018, pagina 40 t/m 42, inclusief de bijlage op pagina 46 t/m 53, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik word al jaren stelselmatig lastig gevallen door mijn buurvrouw [verdachte] , woonachtig aan de [adres 2] te Delden. (…). Op de brieven die ze bij mijn woning in de brievenbus heeft gegooid, staan diverse beledigende en vreselijke teksten over mij. Onderaan de brief staat de datum 22-08-2018. Dit is kennelijk de datum dat mevrouw [verdachte] de brief heeft opgemaakt. De brief is gericht aan RTV Oost. TV Oost heeft op deze brief gereageerd en richten de brief aan mr. [naam 8] . Ik kan u vertellen dat dit een valse naam en titel is die door mevrouw [verdachte] wordt gebruikt. Op 15 juli 2018 heeft ze een mail gestuurd naar RTV Oost. (…). Op de volgende bladzijde staat: leugenaar bij uitstek, het doen van talloze valse aangiftes, het ophitsen van Deldenaren en alle scholen, ruiten worden ingetrapt. De Satanisten, vrijmetselaars, vervloekten zijn: 1. [naam 9] , [adres 3] (…)”. De brieven zijn bij de genoemde buren in de bus gegooid en zijn dus aan meerdere mensen kenbaar gemaakt. Ik wil u nog verklaren dat ik door mevrouw [verdachte] in de brieven “ [naam 9] ” ben genoemd, maar dit is de naam van mijn overleden man. Mijn meisjesnaam is: “ [naam 2] ”.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 6 december 2018, pagina’s 66 en 67, inclusief de bijlage op pagina’s 69 en 70, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben woonachtig aan de [adres 3] . Op zondag 11 november 2018 vond ik op de deurmat in de gang van mijn woning een brief. In deze brief stonden wederom beledigende teksten over mij. Ik zag dat het een afschrift was van een aangifte gedaan via www.politie.nl. Hierin stond dat ze aangifte wilde doen tegen de buren, maar ook ik werd hierin genoemd: “nr. 12 [naam 9] idem, vrijmetselaar en satanist”. Verder stonden de volgende teksten nog in de brief: “4. Ze maken zich schuldig aan: vernielingen, in de tuin, ingooien van de ruiten, vernielen buitenverlichting, vernielen autoruiten, hitsen vandalen op, gooien stenen tegen de ruiten”.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] van 19 november 2018, pagina’s 71 en 72, inclusief de bijlage op pagina’s 76 en 77, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op maandag 5 november 2018 zit ik in de voorkamer als ik [verdachte] de voordeur zie openen en de straat zie oversteken naar mijn voordeur. Ik hoor een zachte tik van de brievenbus en zie dat [verdachte] weer terug loopt naar haar huis en weer naar binnen gaat. Ik kijk in de gang en zie dat [verdachte] weer papieren door de bus heeft gegooid. Ik zie dat het een print van een aangifte (4-11-2018) is tegen verschillende buren, waaronder ik zelf. Zij beschuldigd ons van: valse aangiftes, ophitsen van hele scholen en vandalen. Ze beschuldigd ons van ingooien van de ruiten, vernielen autoruiten, vernielen van buitenverlichting, hitsen vandalen op. Zondag 11 november hoor ik het hek en de auto van [verdachte] . (…). Ter hoogte van [naam 4] stopt ze. Kort daarna hoor ik hard bonzen op een deur of raam. Dan hoor ik de autodeur dichtslaan. [verdachte] keert terug naar de auto en ter hoogte van [naam 9] stopt ze en ik zie dat ze uitstapte en met papieren naar de voordeur van [naam 9] loopt. Daarna steekt ze de straat over en loopt, gezien de richting, naar het huis van [naam 6] . Aangezien ik die zondagochtend geen brieven van [verdachte] heb gekregen, krijg ik het vermoeden dat diegene die wel post hebben gekregen, dezelfde brief hebben ontvangen die ik maandag al heb gehad. Bij navraag later die ochtend bij [naam 9] klopt dat ook.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] van 4 oktober 2018, pagina’s 81 en 82, inclusief de bijlage op pagina’s 86 en 87, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
In de nacht van dinsdag 11 september 2018 op woensdag 12 september 2018 sliep ik erg slecht. Omstreeks 05.30 uur in de ochtend hoorde ik het hek bij [verdachte] open gaan. Ongeveer een uur later hoorde ik dat het hek weer dichtgemaakt werd. Ik was erg benieuwd wat er gebeurde en ik heb toen vanuit het slaapkamerraam naar buiten gekeken. Ik zag toen dat [verdachte] met een papier in haar hand naar de voordeur van de woning van “ [naam 9] ” toe liep. [naam 9] woont op de [adres 3] . Ik kon zien dat [verdachte] bij de voordeur bukte en het leek erop alsof ze iets in de bus deed. Ik zag toen dat ze met een papier in haar hand naar mijn huis toe liep. Ik zag haar toen weer terug lopen naar haar auto toe. Ik zag toen dat ze geen papier meer in haar hand had. Ik zag toen dat ze in haar auto stapte. Ik ben toen snel naar beneden gelopen en ik zag toen ik beneden kwam dat er papieren op de deurmat lagen. Ik heb toen zachtjes de voordeur open gedaan en ik zag toen ik naar buiten keek dat de auto van [verdachte] ter hoogte van [naam 4] stil stond. [naam 4] is woonachtig op de [adres 4] . Ik ben toen naar binnen gegaan en heb de papieren gelezen die ik op mat vond. Ik zag toen dat het een mail was die gestuurd was naar het Commissariaat voor de media en RTV Oost. Ook is er een mail gericht aan verschillende personen en instanties waarin ik ook word genoemd en die ik persoonlijk zeer beledigend vind. Bij de volgende alinea nummer 3 staat: “De manier waarop deze componisten werken zijn velerlei: valse aangifte, valsheid in geschrifte, ophitsen jeugd en scholen ophitsen Deldenaren, vernielingen, beschadigen ruiten, halogeenlampen buiten”. Ik word in deze brief, die door mevrouw [verdachte] bij alle genoemde buren in de bus is gedaan en naar verschillende instanties toe is gemaild, met naam en toenaam genoemd en beledigd. Ik ben de volgende dag naar [naam 9] die op [adres 3] woont toe gegaan om navraag te doen. Ik hoorde toen van [naam 9] dat zij dergelijke brieven ook heeft gekregen.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] van 4 oktober 2018, pagina 91, inclusief de bijlage op pagina 95 t/m 102, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op woensdag 12 september 2018 ontving ik op mijn woonadres een brief in de brievenbus. Ik woon aan de [adres 4] . Toen ik de brief opende wist ik direct dat het van mijn overbuurvrouw mevrouw [verdachte] was. In deze brief die ik thuis ontving, staan allerlei beledigende teksten over mij. In deze brief staat onder andere genoemd [naam 4] een ophitser is.
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] van 19 november 2018, pagina’s 103 en 104, inclusief de bijlage op pagina’s 108 en 109, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op zondag 11 november 2018 kwam mijn buurvrouw [naam 7] naar mij toe tijdens de kerkdienst. [naam 7] vroeg mij of ik ook een brief had gehad. [naam 7] vertelde dat ze een brief in haar brievenbus had gekregen afkomstig van mevrouw [verdachte] . Toen ik thuis kwam bleek er inderdaad ook bij mij thuis weer een brief in de brievenbus te liggen. In de brief staan wederom beledigende teksten over mij en over mijn buren. De brief is een kopie van een aangifte die mevrouw [verdachte] kennelijk via de site www.politie.nl heeft gedaan. Op dit kopie is met stift geschreven: “ [naam 4] ”. Ze noemt hier alle namen van de buren en ook weer mijn naam “ [naam 4] ”. Ze spreekt in de brief over valse aangiftes etc. Ik zou mij schuldig maken aan vernielingen in de tuin, vernielde autoruiten, ingooien van de ruiten, vernielen buitenverlichting, ophitsen vandalen.
7.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] van 4 oktober 2018, pagina’s 110 en 111, inclusief de bijlage op pagina 114 t/m 121, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Deze brieven zijn bij mij op woensdag 12 september 2018 en meerdere buren in de brievenbus gegooid en ook doorgestuurd naar instanties. In deze brieven staan beledigingen over mij. Op pagina nummer 8: “Punt 6. De roodharige nr. 110, valse aangever”.
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] van 4 oktober 2018, pagina 123, inclusief de bijlage op pagina 128 t/m 137, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Mevrouw [verdachte] heeft op woensdag 12 september 2018 bij verschillende buren van mij brieven in de bus gedaan. Ik heb via deze buren gehoord en zelf gelezen wat er allemaal in de brieven stond. Ik word in deze brief genoemd op de derde bladzijde: “2. Ene [naam 6] , nr. 09.” Tevens heeft ze via de site http://www.politie.nl een aangifte gedaan en hiervan een afschrift bij de brieven gedaan. In deze aangifte sta ik ook genoemd op de tweede pagina. In de brieven word ik door [verdachte] “ [naam 10] ” genoemd. Dit is de naam van mijn overleden man. Mijn meisjesnaam is: “ [verdachte] ”.
9.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] van 19 november 2018, pagina’s 138 en 139, inclusief de bijlage op pagina’s 142 en 143, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op zondag 11 november 2018 hoorde ik gerammel beneden bij de voordeur van mijn woning. Ik woon op de [adres 5] . Ik heb toen vanuit het slaapkamer raam naar buiten gekeken en ik zag toen de auto van mijn buurvrouw [verdachte] bij haar voor het huis staan. Ik ben naar beneden gelopen en zag toen dat er een brief in de brievenbus lag die hier kennelijk door mijn buurvrouw [verdachte] in is gegooid. Ik voel me door alle teksten in deze brief erg beledigd. De brief is een kopie van een aangifte die door mevrouw [verdachte] via de site www.politie.nl is gedaan. Op de brief is met rode stift doorenbosjes gezet.
10.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] van 4 december 2018, pagina 145, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op zondagmorgen 11 november hoorden we een auto verdacht langzaam rijden/stilstaan, daarom keken we uit het raam om te beoordelen wat hier aan de hand was. We herkenden de Mercedes, met draaiende motor, van [verdachte] , die stopte voor ons huis. Omdat het licht bij de voordeur aanging (via de sensor) zijn we direct naar beneden gegaan. We zagen [verdachte] de brief met stickers van “Radio Vatikan” bij ons door de brievenbus doen.
11.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] van 15 november 2018, pagina 154, inclusief bijlage op pagina 158 t/m 164, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Deze brief is bij mij op 11 oktober 2018 met de post gekomen en ook doorgestuurd naar instanties. Ik heb op mijn huisadres een brief ontvangen gericht aan [adres 6] . Op de achterzijde van deze enveloppe staat met zwarte stift geschreven: “Nr.: 25-23-17-13-12-09