ECLI:NL:RBOVE:2021:689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
08-993092-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valse opgave in hypotheekakte en witwassen door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 15 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 75-jarige man, die werd beschuldigd van het doen van een valse opgave in een hypotheekakte en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een geldboete van € 152.000. De zaak kwam voort uit een hypotheekrecht dat de verdachte vestigde op de woning van een medeverdachte, terwijl hij kort daarvoor hetzelfde bedrag van deze medeverdachte had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een schijnbaar legale bron had gecreëerd voor de medeverdachte, wat leidde tot de beschuldiging van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opnemen van een valse opgave in de hypotheekakte, wat in strijd was met de waarheid. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld dat hij ontving van de medeverdachte afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de valse opgave en het witwassen gehandhaafd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de leeftijd en gezondheid van de verdachte bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-993092-16 (P)
Datum vonnis: 15 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1945 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 oktober 2017, 21 januari 2021 en 1 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. V.E. Broeders en van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw mr. K. Demandt, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met een ander in een tweetal hypotheekaktes een valse opgave heeft laten opnemen;
feit 2:zich, al dan niet samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan het schuld- dan wel opzetwitwassen van geldbedragen en een woning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, op of omstreeks 14 oktober 2010 en/of 20 september 2012, te Hulst,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
in een of meer hypotheekakte(s), (elk) zijnde een authentieke akte, op 14
oktober 2010 te Hulst verleden door notaris [notaris 1] als
plaatsvervanger van notaris [notaris 2] en/of op 20 september 2012 te Hulst
verleden door notaris [notaris 2] , (beide) notaris met plaats van vestiging
Hulst, (opzettelijk) een valse opgave heeft doen opnemen aangaande een feit
van welks waarheid de akte moet doen blijken,
bestaande de valse opgave hierin dat in vorenbedoelde hypotheekakte(s) in
strijd met de waarheid is opgenomen dat
A (Hypotheekakte 14 oktober 2010)
- een hypotheekrecht is gevestigd tot een bedrag van EUR 700.000 (te
vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en kosten) op
een woning gelegen aan [adres 2] in Breda ten behoeve
van [verdachte] en/of [naam 1] ; en/of
(Vindplaats: D-080)
B (Hypotheekakte d.d. 20 september 2012)
- een (tweede) hypotheekrecht is gevestigd tot een bedrag van EUR 500.000 (te
vermeerderen met EUR 175.000 aan renten, vergoedingen, boeten en kosten) op
een woning gelegen aan [adres 2] in Breda ten behoeve
van [verdachte] en/of [naam 1] ,
(Vindplaats: D-082)
zulks met het oogmerk om die akte of een afschrift daarvan te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de
waarheid;
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen),
in of omstreeks de periode van 12 augustus 2010 tot en met 4 februari 2014 ,
in Breda en/of Terneuzen, althans in Nederland, en/of
in Zwitserland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), en/of
een of meer rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
- van een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer EUR
700.000,-), en/of
- van een woning gelegen aan [adres 2] in Breda,
(sub a)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven
voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben
gehad; en/of
(sub b)
heeft omgezet en/of van een of meer geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
door toen en daar (telkens) opzettelijk,
(al dan niet in onderlinge samenhang beziend)
(A - Loan back)
- een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam
was/waren gesteld van [bedrijf 1] Ltd (tot een totaal bedrag van
EUR 700.000) te ontvangen op een of meer bankrekening(en) die op zijn,
verdachtes, naam was/waren gesteld met als omschrijving reimbursement of
loan en/of as per shareholder agreement en/of Net Dividend; en/of
(Vindplaats: D-063, D-158 tot en met D-163, D-177)
- ( vervolgens) een geldbedrag , te weten EUR 700.000, te storten op de
derdengeldrekening van [notariskantoor] , (terwijl de koopsom
eigenlijk gefinancierd was door [medeverdachte] en/of [naam 2] ); en/of
(Vindplaat: D-083)
- ( vervolgens) een hypotheekrecht te (laten) vestigen tot een bedrag van EUR
700.000 (te vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en
kosten) op een woning gelegen aan [adres 2] in Breda ten
behoeve van hem, verdachte, en/of [naam 1] met als
hypotheekgever(s) [medeverdachte] en/of [naam 2] ; en/of
(Vindplaats: D-080)
- ( vervolgens) een (tweede) hypotheekrecht te (laten) vestigen tot een bedrag
van EUR 500.000 (te vermeerderen met EUR 175.000 aan renten, vergoedingen,
boeten en kosten) op een woning gelegen aan [adres 2] in
Breda ten behoeve van hem, verdachte, en/of [naam 1] met als
hypotheekgever(s) [medeverdachte] en/of [naam 2] ; en/of
(Vindplaats: D-082)
- ( vervolgens) een of meer (fictieve) rentebetaling(en) te ontvangen van
[medeverdachte] en/of [naam 2] ;
(Vindplaats D-181, D-182, D-183)
en/of
- een of meer geldbedrag(en), en/of
(sub b)
voorhanden heeft gehad en/of overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) - dan wel
redelijkerwij(s)(ze) moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) en/of
de woning gelegen aan [adres 2] in Breda - onmiddellijk of
middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit en daartoe primair aangevoerd dat er geen sprake is van valse opgaven in de authentieke akten, omdat de lening conform de (civiele) werkelijkheid (tussen partijen) is verstrekt. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen oogmerk had om de vermeend valse akten als ware deze in overeenstemming met de waarheid te gebruiken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit en daartoe primair aangevoerd dat geen sprake is van een gronddelict, omdat verdachte uit eigen vermogen een lening heeft verstrekt aan medeverdachte [medeverdachte] . Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte geen wetenschap had van een vermeende criminele herkomst van het geld en dat hij redelijkerwijs ook niet hoefde te vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Algemene bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast voor zover van belang ten tijde van de ten laste gelegde periodes. [1]
[bedrijf 2]
Ltd. op Malta (hierna: [bedrijf 2] ) is op 11 oktober 2006 geregistreerd in Malta. [2] Verdachte en [medeverdachte] waren vanaf de oprichting tot 4 mei 2010 beiden voor 40% aandeelhouder van [bedrijf 2] . [3] Na 4 mei 2010 zijn verdachte en [medeverdachte] beiden voor de helft aandeelhouder. [4] Het bedrijf werd bestuurd door de heer [getuige] , directeur van trustkantoor [trustkantoor] te Malta. [bedrijf 2] heeft geen eigen personeel, beschikt niet over voorraden en de beslissingen aangaande [bedrijf 2] werden door [medeverdachte] genomen. Uit de jaarstukken over 2009 en correspondentie van verdachte blijkt dat de enige waarde die [bedrijf 2] heeft, voortvloeit uit een vordering van [bedrijf 2] op [bedrijf 3] BV ten bedrage van € 278.274,--. [5]
Getuige [getuige] heeft verklaard op de vraag wie er diensten en/of goederen afnemen van [bedrijf 2] : “ [bedrijf 1] . Het wordt doorberekend. Het gaat niet om werkelijke aankopen.” [6]
[bedrijf 4]
Op 3 mei 2007 is [bedrijf 1] Ltd geregistreerd in [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). [7] Verdachte en [medeverdachte] bezaten ieder 40 % van de aandelen en zij waren beiden ‘Ultimate Beneficial Owner (UBO, uiteindelijke belanghebbende) in [bedrijf 4] .Vanaf 4 mei 2010 zijn beiden ook van deze onderneming voor de helft aandeelhouder en zij blijven beiden UBO. [8] Uit de door [bedrijf 4] gestuurde facturen over de jaren 2006 tot en met 2013 wordt vermeld dat zij marketing en sales werkzaamheden hebben verricht voor [bedrijf 2] . [9] Op die facturen staan echter geen bankrekeningnummers vermeld.
[bedrijf 3]
In de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 hield verdachte 26 aandelen in [bedrijf 3] BV (Kamer van Koophandel (KvK) nummer [nummer 1] ). Daarnaast hield [medeverdachte] vanaf 2006 twaalf aandelen in [bedrijf 3] BV. Vanaf 1 januari 2010 zijn beiden ook van deze onderneming voor de helft aandeelhouder. [10] Vanaf 21 december 1998 tot 1 januari 2010 was [medeverdachte] ook directeur van [bedrijf 3] BV. Per 28 mei 2010 werd van de rechtspersoon [bedrijf 3] BV de statutaire naam gewijzigd in [bedrijf 5] BV. [11] Op 15 september 2010 werd vervolgens een nieuwe rechtspersoon met de naam [bedrijf 3] BV (KvK nummer [nummer 2] ) opgericht. Vanaf het moment van oprichting tot 14 december 2011 is [bedrijf 5] BV enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] BV. [12] Na 14 december 2011 is [bedrijf 5] BV een belang van 90 % in [bedrijf 3] BV blijven houden en staan de overige 10% van de aandelen op naam van [bedrijf 6] BV. [13]
De rechtbank stelt op basis van het hiervoor overwogene in onderling verband en samenhang bezien vast dat door de bedrijven [bedrijf 2] en [bedrijf 4] geen bedrijfsactiviteiten werden verricht.
In dit vonnis dient onder [bedrijf 3] BV zowel [bedrijf 5] BV (voorheen [bedrijf 3] BV, met KvK nummer [nummer 1] ) en [bedrijf 3] BV (KvK nummer [nummer 2] ) te worden begrepen.
4.3.2
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (valse opgave in authentieke akte)
De rechtbank stelt op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
De hypotheekakte van 14 oktober 2010
In 2010 heeft medeverdachte [medeverdachte] in privé de woning aan [adres 2] te Breda gekocht voor € 865.000,--. [14]
In een e-mail die [medeverdachte] op 2 september 2010 aan [getuige] heeft gestuurd schrijft hij dat aan verdachte een bedrag van € 700.000,-- moet worden overgemaakt, met als omschrijving ‘dividend’. [medeverdachte] stelt in die e-mail dat dit de dividend warrants zijn waar hij, [medeverdachte] , als aandeelhouder van [bedrijf 4] toe gerechtigd is. [15] Vervolgens laat [medeverdachte] in een e-mail van 3 september 2010 aan [getuige] weten dat het genoemde bedrag niet onder omschrijving van ‘dividend’ moet worden overgemaakt, maar dat daarbij ‘reimbursement of loan’ moet worden vermeld. [16]
Uit de bankafschriften van verdachte volgt dat er op 6 september 2010 en 7 september 2010 een aantal overboekingen heeft plaatsgevonden, waardoor verdachte in totaal ongeveer
€ 700.000,-- op zijn rekening gestort heeft gekregen, aanvankelijk onder vermelding van: ‘as per shareholder agreement’ en vervolgens onder de vermelding van ‘reimbursement of loan’. [17] Vervolgens werd op 12 oktober 2010 een bedrag van € 700.000,-- door verdachte overgeboekt naar notaris [notaris 2] , ten behoeve van de financiering van de hiervoor genoemde woning van verdachte. [18] [medeverdachte] en zijn echtgenote hebben een hypotheekrecht ten gunste van verdachte gevestigd tot een bedrag van € 700.000,--, te vermeerderen met rente en kosten begroot op € 245.000,--, derhalve in totaal tot een bedrag van € 945.000,--, op de woning aan [adres 2] in Breda. [19] In die akte is opgenomen dat het hypotheekrecht wordt gevestigd tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen verdachte blijkens zijn administratie van [medeverdachte] en zijn echtgenote, zowel van hen samen als van ieder van hen afzonderlijk, te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van:
“- verstrekte en/of te verstrekken geldleningen,
- verleende en/of te verlenen kredieten,
- door de debiteur ten behoeve van de schuldeiser gestelde en/of te stellen
borgtochten en/of contragaranties,
- door de schuldeiser afgegeven en/of af te geven borgtochten en/of
(schuldeiser)garanties,
- huidige en/of toekomstige parallelle schulden jegens de schuldeiser als
zekerhedenagent,
- huidige en/of toekomstige regresvorderingen,
- huidige en/of toekomstige vorderingen krachtens subrogatie,
- huidige en/of toekomstige financiële instrumenten, waaronder mede
begrepen derivatencontracten, en/of
- uit welken anderen hoofde dan ook.”
[medeverdachte] heeft niet ontkend dat de genoemde betalingen aan verdachte hebben plaatsgevonden, maar hij heeft gesteld dat de betalingen aan verdachte het aflossen van een door hem als zodanig aangeduide ‘ereschuld’ betreffen. Ook verdachte heeft verklaard dat hij de betalingen ontving in het kader van het aflossen van een ereschuld.
De rechtbank acht deze verklaringen niet aannemelijk geworden nu deze schuld nergens is gedocumenteerd en uit de overige inhoud van het dossier evenmin blijkt wanneer en, gelet op de in de hypotheekakte genoemde mogelijke bronnen daarvan, op welke wijze [medeverdachte] deze omvangrijke financiële verplichting - ineens dan wel, in delen - is aangegaan.
Het hiervoor overwogene en in het bijzonder het gegeven dat verdachte in totaal een bedrag van (ongeveer) € 700.000,-- van [medeverdachte] kreeg overgemaakt dat overeenkomt met het aan [medeverdachte] toekomende dividend, net voordat hij zelf een bedrag van € 700.000,-- overmaakte aan de notaris, leidt de rechtbank tot de conclusie dat tegenover het hypotheekrecht geen lening of andere (financiële) verplichting van [medeverdachte] stond en, gezien op het hypotheekrecht dat bij akte van 20 september 2012 is gevestigd tot zekerheid van de in die akte bedoelde financiële verplichtingen, evenmin zouden komen te staan. Naar het oordeel van de rechtbank wilde verdachte met het doen opstellen van de hypotheekakte van 14 oktober 2010 fingeren dat [medeverdachte] dit bedrag van verdachte had geleend en tot zekerheid van nakoming van zijn verplichting tot terugbetaling van die ‘lening’ aan verdachte, vermeerderd met rente en kosten, ten gunste van verdachte een recht van hypotheek op de hiervoor genoemde woning met aanhorigheden werd gevestigd, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van een lening maar van een zogenoemde loan-back constructie.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] in de hypotheekakte van 14 oktober 2010 in strijd met de waarheid heeft doen opnemen dat een hypotheekrecht wordt gevestigd tot zekerheid voor de betaling van schulden uit hoofde van een geldlening van € 700.000,--, vermeerderd met rente en kosten, terwijl er op het moment van het vestigen van dat hypotheekrecht geen lening of andere (financiële) verplichtingen van [medeverdachte] en/of zijn echtgenote tegenover stonden.
De hypotheekakte van 20 september 2012
Bij deze notariële akte hebben [medeverdachte] en zijn echtgenote een (tweede) hypotheekrecht ten gunste van verdachte gevestigd op de woning aan [adres 2] in Breda. Blijkens deze akte is dit recht van hypotheek verleend tot een bedrag van € 500.000,-- in hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten begroot op € 175.000,--, derhalve in totaal tot een bedrag van € 675.000,--. In de akte is opgenomen dat dat het hypotheekrecht wordt gevestigd tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen verdachte blijkens zijn administratie van [medeverdachte] en zijn echtgenote, zowel van hen samen als van ieder van hen afzonderlijk, te vorderen heeft of mocht hebben, waarbij de mogelijke bronnen van die vordering(en) op identieke wijze zijn opgesomd als in de hypotheekakte van 14 oktober 2010.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat dit hypotheekrecht is gevestigd zonder dat daar enige financiële verplichting uit één of meer van de in die akte genoemde bronnen tegenover stond. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.3
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (opzet- dan wel schuldwitwassen)
De rechtbank neemt bij haar overwegingen de hiervoor onder 4.3.2 gedane conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van een valse opgave in een hypotheekakte, als uitgangspunt. Zoals vastgesteld ontving verdachte daartoe van [medeverdachte] middels verschillende overboekingen op 6 en 7 september 2010 in totaal een bedrag van ongeveer € 700.000,--. Verdachte wordt het verwijt gemaakt dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan witwassen van dat bedrag van ongeveer € 700.000,--.
4.3.3.1 Van misdrijf afkomstig
De rechtbank dient als eerst de vraag te beantwoorden of het geld dat verdachte ontving een criminele herkomst had. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vennootschapsbelasting
Door [bedrijf 2] werden facturen aan [bedrijf 3] BV gestuurd, die vervolgens door [bedrijf 3] BV als zakelijke kosten werden opgevoerd, terwijl, zoals vastgesteld, door [bedrijf 2] helemaal geen bedrijfsactiviteiten plaatsvonden. Door deze constructie werd een aftrekpost voor de vennootschapsbelasting gecreëerd. Ook werden door [bedrijf 2] facturen aan derden gestuurd, terwijl de op die facturen genoemde werkzaamheden feitelijk door [bedrijf 3] BV hadden plaatsgevonden. [20] Hierdoor werd omzet verschoven van [bedrijf 3] BV naar [bedrijf 2] , waardoor te weinig omzet in [bedrijf 3] BV werd verantwoord. Vervolgens werden door [bedrijf 3] BV over de jaren 2006 tot en met 2012 opzettelijk onjuiste aangiften vennootschapsbelasting gedaan, waardoor in die jaren te weinig vennootschapsbelasting werd afgedragen. [21]
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van de onderneming is voldaan, aangezien de onderneming geadresseerde is van de norm en de verboden gedragingen aan de ondernemingen kunnen worden toegerekend, nu deze bij uitstek gelden als gedragingen verricht in de sfeer van de rechtspersoon
.De rechtbank acht het opzet van [bedrijf 3] BV ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op de feitelijke gang van zaken binnen de ondernemingen en het gevoerde beleid door de (feitelijke) directie zoals hiervoor beschreven.
De rechtbank stelt op grond van het hiervoor overwogene en in het bijzonder de centrale rol die [medeverdachte] binnen [bedrijf 3] BV, [bedrijf 2] en [bedrijf 4] heeft gespeeld en de wijze van verantwoording van omzet binnen de aan hem gelieerde bedrijven, vast dat [medeverdachte] opzettelijk feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen van opzettelijke onjuiste aangiften vennootschapsbelasting door [bedrijf 3] BV. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de bedragen die door [medeverdachte] aan verdachte zijn overgemaakt, met een totaal van ongeveer € 700.000,--, van misdrijf afkomstig zijn.
4.3.3.2 Wetenschap dan wel vermoeden van criminele herkomst
Vervolgens dient te worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte was betrokken bij de oprichting van [bedrijf 2] en [bedrijf 4] . Ook blijkt uit de e-mailcorrespondentie van [medeverdachte] met het trustkantoor op Malta dat hij ‘de informatie zou delen met zijn partners’. [22] Verdachte is daarnaast tenminste één keer bij een bespreking geweest op Malta, gelet op de e-mailwisseling van 26 april 2011. [23]
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat [bedrijf 2] en [bedrijf 4] deel uitmaakten van een fiscalestructuur en werden gebruikt voor strafbare belastingontduiking.
Voorts heeft verdachte kennis genomen van de e-mailwisseling tussen [medeverdachte] en [getuige] , waarin de overboekingen naar verdachte van in totaal ongeveer € 700.000,-- werden besproken. [24] In deze mailwisseling werd expliciet uiteengezet welke bedragen van welke bankrekeningen met welke omschrijvingen naar verdachte dienen te worden overgemaakt. Verdachte werd CC in deze mailwisseling meegenomen en heeft daarvan kennisgnomen.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maken dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wist dat de € 700.000,-- die hij van verdachte ontving afkomstig was uit enig misdrijf.
4.3.3.3 Verbergen en/of verhullen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is tot slot vereist dat sprake is van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
Door verdachte is een bedrag van € 700.000,-- overgeboekt naar de derdenrekening van notaris [notaris 2] , voor de aankoop van de privéwoning van [medeverdachte] . Tussen verdachte enerzijds (voorgewende schuldeiser) en [medeverdachte] en zijn vrouw anderzijds (voorgewende hypotheekgevers) werd een hypotheekakte opgesteld. Door het bedrag dat hij had ontvangen van [medeverdachte] weer terug te lenen in de vorm van een hypothecaire geldverstrekking aan die [medeverdachte] , heeft verdachte een schijnbaar legale inkomstenbron gecreëerd voor [medeverdachte] , waarmee [medeverdachte] trachtte te verhullen dat het aankoopbedrag voor de woning met crimineel geld werd gefinancierd. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst en rechthebbende van dat geld en tevens aan het overdragen, voorhanden hebben en omzetten van dat geld.
4.3.3.4 Conclusies
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] opzettelijk heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het vermeend witwassen van de woning dat verdachte een voorgewend zakelijk recht heeft gevestigd op de woning, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte de woning als zodanig heeft witgewassen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dit deel van de tenlastelegging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 14 oktober 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een natuurlijke persoon, in een hypotheekakte, zijnde een authentieke akte, op 14 oktober 2010 te Hulst verleden door notaris [notaris 1] als plaatsvervanger van notaris [notaris 2] , beiden notaris met plaats van vestiging Hulst, opzettelijk een valse opgave heeft doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken,
bestaande de valse opgave hierin dat in vorenbedoelde hypotheekakte in strijd met de waarheid is opgenomen dat
A (Hypotheekakte 14 oktober 2010)
- een hypotheekrecht is gevestigd tot een bedrag van EUR 700.000 (te vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en kosten) op een woning gelegen aan [adres 2] in Breda ten behoeve van [verdachte] en/of [naam 1] ;
zulks met het oogmerk om die akte of een afschrift daarvan te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid;
2.
hij in de periode van 12 augustus 2010 tot en met 4 februari 2014, in Nederland, en/of
in Zwitserland, tezamen en in vereniging met een natuurlijk persoon,
- van geldbedragen tot een totaalbedrag van ongeveer EUR 700.000,-,
(sub a)
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld; en
(A - Loan back)
- geldbedragen van bankrekeningen die te naam waren gesteld van [bedrijf 1] Ltd (tot een totaal bedrag van ongeveer EUR 700.000) te ontvangen op een of meer bankrekening die op zijn, verdachtes, naam was gesteld met als omschrijving reimbursement of loan; en
- vervolgens een geldbedrag, te weten EUR 700.000, te storten op de derdengeldrekening van [notariskantoor] , (terwijl de koopsom eigenlijk gefinancierd was door [medeverdachte] ); en
- vervolgens een hypotheekrecht te laten vestigen tot een bedrag van EUR 700.000 (te vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en kosten) op een woning gelegen aan [adres 2] in Breda ten behoeve van hem, verdachte, en [naam 1] met als hypotheekgevers [medeverdachte] en [naam 2] ; en
- vervolgens fictieve rentebetalingen te ontvangen van [medeverdachte] en/of [naam 2] ;
terwijl hij, verdachte, en zijn medeverdachte wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - mede afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 227 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete ten bedrage van € 225.000,--. Daarnaast heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van de hypotheekrechten op de woning van medeverdachte [medeverdachte] , die in het bezit zijn van verdachte, nu deze hypotheekrechten instrumenten betreffen waarmee of met behulp waarvan het witwassen is begaan.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen van een valse opgave in een hypotheekakte. Verdachte deed voorkomen alsof hij een hypotheekrecht vestigde op de woning van medeverdachte [medeverdachte] , terwijl hij in feite hetzelfde bedrag als de hypothecaire lening bedraagt, kort daarvoor van die [medeverdachte] had ontvangen. Het van [medeverdachte] ontvangen geld was afkomstig van een door die [medeverdachte] gepleegd strafbaar feit, en verdachte wist dit ook. Verdachte heeft hierdoor een schijnbare legale bron gecreëerd voor [medeverdachte] . Daarmee heeft verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen van uit misdrijf afkomstige gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien heeft het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen een sterk corrumperende werking en faciliteert dit veelal ander strafbaar handelen.
Voor wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn overweegt de rechtbank dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat op 10 juni 2014 een doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] heeft plaatsgevonden in verband met de ten laste gelegde feiten. Dit moment neemt de rechtbank als startpunt van de redelijke termijn. De zaak is voor het eerst op zitting behandeld op 30 oktober 2017. Het vonnis wordt gewezen op 15 februari 2021, ongeveer zes jaren en acht maanden na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met vier jaren en tien maanden. Een deel van die overschrijding is te verklaren door de omvang en gecompliceerdheid van de zaak, nu het gaat om feiten die naar hun aard lastig te onderzoeken zijn en er op verzoek van de verdediging ook getuigen in het buitenland zijn gehoord.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht dan ook in beginsel passend aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en daarenboven een geldboete zoals door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank zal de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen vanwege de leeftijd en de slechte gezondheidstoestand van verdachte. De geldboete zal de rechtbank, die één feit minder bewezen acht dan de officier van justitie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 57 Sr en gelet op het geldende maximale boetebedrag van boetecategorie 5 in de bewezenverklaarde periode, vaststellen op het maximaal mogelijke bedrag van € 152.000,--.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, niet de verbeurdverklaring van de hypotheekrechten bevelen, nu – gelet op het onder 4.3.2 overwogene – van daadwerkelijke vermogensrechten niet is gebleken. Aangezien het origineel van de betreffende hypotheekakte zich niet in het dossier bevindt, ziet de rechtbank geen ruimte om een bijkomende beslissing als bedoeld in artikel 356 Sv te nemen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboete van € 152.000,-- (honderdtweeënvijftigduizend euro)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 365 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2021.
Buiten staat
Mr. Manuel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Zwolle met dossiernummer 54759. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.D-046, pagina 1394.
3.AMB-026, pagina 564; D-084, pagina’s 1510 tot en met 1520.
4.AMB-026, pagina 565; D-131.
5.D-097, pagina’s 1588 tot en met 1590; D-166, pagina’s 1857 tot en met 1872.
6.G-001-01a, pagina 211.
7.D-132, pagina’s 1691 tot en met 1710.
8.AMB-026, pagina’s 566 en 567; D-018, pagina 1339.
9.D-225 tot en met D-231, pagina’s 2169 tot en met 2175 en D-242 tot en met D-249, pagina’s 2270 tot en met 2340.
10.AMB-026, pagina’s 568 tot en met 570.
11.D-135, pagina’s 1717 tot en met 1727.
12.D-140, pagina’s 1766 tot en met 1770.
13.D-142, pagina’s 1775 tot en met 1804.
14.D-078, pagina’s 1480 tot en met 1488.
15.D-063, pagina 1440.
16.D-063, pagina 1439.
17.D-160, pagina 1847; D-161, pagina 1848; D-162, pagina 1849; D-163, pagina 1850.
18.D-083, pagina’s 1508 en 1509.
19.D-080, pagina’s 1491 tot en met 1497.
20.D-233 tot en met D-241, pagina’s 2177 tot en met 2269.
21.AMB-029, pagina’s 618 tot en met 728.
22.D-069, pagina’s 1459 tot en met 1461.
23.D-062, pagina’s 1437 en 1438.
24.D-063, pagina’s 1439 tot en met 1443.